Historisch Archief 1877-1940
No. 2476
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLADiVOOR NEDERLAND
15
FLORRIE RODRIQO
KRONIEK VAN DEN DANS
XII
Nederlandsche danseressen
Sedert eenige jaren is de danskunst in een nieuw
tijdvak getreden; er verschenen weinig of geen
nieuwe dansers van beteekenis, er vormden zich
meer dansgroepen, dansscholen, en de solo-dans
was veelal minder belangrijk dan al die pogingen
?om het oude ballet tot verjongde vormen en de
jonge danskunst tot een betrouwbaarder techniek
te voeren.
In n woord, men beleeft bij den dans een van
die tijdperken waarin een ontwikkeling meer in de
diepte en de breedte dan in de hoogte groeit.
De toenemende oriënteering van de gymnastiek
in de goede richting, de toenemende zin voor
bewegingsgevoel en de erkenning van het belang
der lichamelijke ontwikkeling als een zaak van
meer dan uitsluitend lichamelijken aard zijn zoo
vele teekenen van dien groei in de breedste lagen,
er is eerder reden tot goede hoop dan tot ongerust
heid, ook al zijn de resultaten voorloopig niet op
het tooneel zichtbaar.
Een bedenkelijk ding is het, dat de Nederland
sche danseressen sinds vele jaren zoo schaarsch zijn,
ook al weet men dan dat er in gymnastiekzaal en
dansscholen steeds meer geoefend wordt, en al
vertoonen er zich daar telkens teekenen van talent.
Met publieke belangstelling, geijkte dansles en
optreden van buitenlandsche dansers is men in
Nederland op den duur weinig gebaat: de dans
kan nimmer een levende, kunst worden in een land
dat zelf geen levende danskunstenaars voort
brengt. De plastische kunsten, de beeldhouwkunst
vooral, beleven in Nederland eerst sedert weinig
jaren een nieuwen bloei; de bezielde uitdrukking
van en door het lichaam, de groote, laat staan de
monumentale beweging ligt blijkbaar weinig in
den Nederlandschen aard, al vertoonde ze zich thans
weer in architectuur, schilderkunst en poëzie.
Maar een Nederlandsche danseres, gelijkwaardig
aan een van onze goede kunstenaars op ander
gebied, was er in de allerlaatste jaren niet te
vinden, tenzij men Gertrud Leistikow annexeerde.
Wellicht hebben de vele vroede vaderen en de
vele fatsoenlijken in den lande, die den dans eigenlijk
onfatsoenlijk vonden, een belemmerende sfeer
geschapen, die nu min of meer begint weg te
trekken. Wellicht, heeft onlangs iemand bedacht,
is het alles de schuld van die traagheid, die Oalile
tot herroeping van zijn meening wilde dwigen,
liever dan aan te nemen dat de aarde bewoog en
komt men er op den duur tcch achter dat het
even dom was Qalileï's bewering voor sacreligie
te houden, als het nog is om het menschelijk
lichaam in de beweging van den dans voor
sacreligie te houden. Een meening die de lezer
natuurlijk reeds lang niet meer bezit, maar zijn
naaste buurman in vijf van de tien gevallen toch
eigenlijk nog wel En eer men de danskunst
weer algemeen als gelijkwaardige der andere
kunsten beschouwt en eert, zal de oude wereld
Galileïtoch zeker nog duizende malen in het gelijk
moeten stellen. En toch is er eenige beweging.
Namen als Lili Green, Angèle Sydow, v. d. Pas,
e.a. staan niet meer op het programma van dans
avonden ; in het laatste jaar echter zijn die van
Darja Collin, Florrie Rodrigo e.a. daarop ver
schenen, en dat zijn dan twee Nederlandsche
namen, zij het met uitheemschtn klank, die de
danskunst van ons eigen land vertegenwoordigen.
Hun weg gaat, behalve op een dansavond, niet
langs rozen; men maakt ongetwijfeld vergelij
kingen met de grooteren, Mary Wigman, Leisti
kow, E. von Schrenck,die nadeelig uitvallen, en
als er bij tooneelopvoeringen, o.a. bij Krelis
Louwen," bij Yeats' Only Jealousy of Emer"
gedanst moet worden, denkt men er nog wel eens
te weinig aan dat voor dansen een danseres noodig
is. Mencoupeert of redt zich er uit. De dansavonden
zijn schaarsch, aan de sfeer van het cabaret hapert
er blijkbaar iets en de ware waardeering vlot dus
niet erg.
Darja Collin danste verleden seizoen in Amster
dam, zij heeft een Pizzicato-polka als beste dans,
waarin geestigheid, lichte beweging en sierlijkheid
gelukkig tot uiting komen. Overigens haperde het
nog al eens aan techniek en persoonlijkheid, maar
wellicht heeft een sindsdien gevolgde scholing
bij Mary Wigman reeds goede resultaten geleverd.
Florrie Rodrigo, die, nadat zij vroeger al in Amster
dam danste, eenige jaren in Duitschland was,
heeft vandaar een streven naar monumentale
beweging en strengheid meegebracht, dat voor
loopig nog niet tot waarachtigen vorm gerijpt is.
Ook zij is het beste in een licht, sierlijk dansje,
een kleine roode geisha,een dorps jongen en in deze
dansen in haar oude genre is zij veel fijner en zui
verder geworden.
Een van de oude leeraren van het Russisch
ballet gaf zijn discipelen steeds de strenge ver
maning: dans altijd iets minder moeilijks dan)je
kunt, maak vijf pirouettes volmaakt, als je er zes
aankunt en dat is de beste raad voor deze Neder
landsche danseressen; men vergt hier nog nergens
een groote" danskunst en ieder publiek zal zijn
hart verheugen met een programma van louter
lichte en sierlijke dansen. Er is al nagemaakte
monumentaliteit genoeg in de wereld, Molière
begon met grappen, Shakespeare met verliefde
blijspelen en Dante zong sierlijke canzones voor hij
strenger zong. Wat niet belette dat zij het later
anders deden.
Gertrud Leistikow is uit Indiëteruggekeerd in
den Stadschouwburg met een bekend programma.
dat opnieuw de groteske dansen als de lijn van
haar ontwikkeling deed zien. Maar zij is ook
teruggekeerd met Indische inspiraties en een
aantal prachtige dansinstrumenten, kendang,
gendèr en gong kemodjng en de nieuwe dansen die
daaruit zullen ontstaan, zijn in afzienbaren tijd te
wachten. Daarmede komen twee belangwekkende
vraagstukken aan de orde. Die van deze beproefde
muzikale dansinstrumenten, welke evenals de
tabor and pipes" der Engelsche volksdansers,
zooveel beter begeleidinggeven dan degebruikelijke
piano, en die van de mogelijkheid om Westersche
elementen in den Indischen dans en Indische in den
Westenenen dans te verwerken. .-. -?
J. W. F. W E R u M E u s B u N r N G
KENDANG
VEILING VAN MODERNE
SCHILDERIJEN
BIJ FREDERIK MLLLER
18 November
Het schilderijtje van Willem Maris, dat in den
Catalogus de kalveren" genoemd wordt, draagt
het jaartal 1863. De schilder was 19 jaar. In
denzelfden tijd exposeerde Thijs op eene
tentoonDARJA COLLIN
stelling in den Haag het achterbuurtje" dat
enkele jaren geleden uit de collectie Neervoort
van de Poll in de verzameling ten Cate overging.
De jongere broeder deed toen weinig voor den
oudere onder. Zoo hij in mindere mate een droomcr
was, zijn zin voor de realiteit was er te dieper om.
Niet alleen die voor de ontastbare van licht
werking en atmospheer, maar ook en vooral die
voor de concrete van den vorm. In dit precieuze
landschapje dat tegelijk een genrestukje is
zijn de kalveren om zichzelf geobserveerd en
hoofdzaak gebleven. Hoe volmaakt de frischheid,
fijnheid en wijdschheid van den optrekkenden
morgennevel ook moge zijn weergegeven, naar
de eenvoudige gebeurtenis van het voederen der
ongelikte dieren ging de belangstelling van den
schilder en gaat ook nog de onze, in de eerste plaats.
De houding, de bouw, de gang, het karakter
van elk dezer onbeholpen wezentjes is met zulk
een waarachtigen durf, zoo'n verbijsterende
objectieviteit vastgelegd, dat zij tot typen ge
worden zijn. Het is onnoodig hier van invloed te
spreken. Dit schilderijtje is geheel nieuw. Het is
de uiterste poging van een jong, onbevangen,
van zijn gaven onbewi st genie om alles te «mvatten
en alles te vertolken. Het heeft die bekoorlijke
veelvoudigheid van een jeugdwerk, die even kan
doen glimlachen en tegelijk nadert het naar alle
kanten zoozeer de volmaaktheid, dat elke beden
king (is het te veel schoongemaakt?) verstomt.
De meest oprechte naïeveteit en de primi
tiefste ernst zijn <T in samengesmolten. Zoo
woog dan de ongereptheid van dit dappere
schilderijtje ten eenen male op tegen de
weigekende eioorwrochtheid van een fijngrijzen Mauve,
een bijzonder fraaien stemmigen Israëls en een
volklinkenden Breitner, die het flankeerden.
Meest kleine schilderijtjes hielden het peil dezer
veiling in de buurt van den Willem Maris. Dicht
bij vondt ge in een kleinen Poggcnbeekhet
Naardermeer binnen enkele centimeters verbeeld; een
bootje met een visschtr .\on Mauve er in hebben
gezet; dan een vroege aquarel van A. Neuhuys,
trisscher en minder geroutineerd dan veel later
werk; talrijke Bosbooms, een charmanten Bakker
Korf f; een voortreffelijken Jongkind waarin een
nuchter gegeven tot een interessant geval was ver
werkt; een fijnen maar toch niet zeer
overtuigenden Mankes; een portretje van Jaap Maris,goede
Akkeringa's; een miniatuuraquarel van Gabriel e.a.
Afgezonderd van dit alles hingen de aquarellen
van J. H. Weissenbruch uit de collectie Hidde
Nijland. In de lateren was de immer grootsche
bedoeling lang niet altijd tot een schoone werke
lijkheid geworden. Breede passepartouts en
pompeuse lijsten moesten de beteekenis helpen
vergrooten van teekeningen, die of haastige
schetsen gebleven, of in de doorwerking vrijwel
mislukt waren. Alleen onder de vroege, wel eens
verbleekte blaadjes, vondt ge er (cok buiten deze
verzameling) waarin de spontane opzet, de rake
teekening en de fijne, doorschijnende, rijk gescha
keerde kleur, den grooten meester aankondigden.
M. F. H E N N u s