Historisch Archief 1877-1940
No. 2476
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
AUGUSTA DE WITT
Deze week beleefde Augusta de Witt, onze
eminente Indische" schrijfster haar zestigsten
verjaardag.
Augusta de Witt, zestig jaar?" zoo vraagt ge
en ge gelooft het niet: ge hadt u deze vrouw, die ge
alleen kendet uit haar werk veel jonger voorgesteld.
En dit ongeloof heeft litterair-psychologische
beteekenis. Inderdaad, Augusta de Witt moge de
halve eeuw reeds met een decennium hebben over
schreden, zij is jong en haar werk is jong; jong niet
in den zin van onrijp, doch van levenskrachtig en
frisch.
Sinds het midden der achttiende eeuw, toen met
Onno van Haren's Sultan Aagen", de
Nederlandsche belletrie zich met Indiëbegon bezig te
houden tot op heden is zelden, neen nimmer met
zóó veel dichterlijk talent, met zóó diepe zielkun
dige ntuitie over dit land geschreven als door
Augusta de Witt. Men zal mij tegenwerpen, dat
Multatuli's groote kunstwerk Max Havelaar"
toch machtiger en veelzijdiger is dan haar arbeid.
Edoch, hoe zonderling het ook klinke Multa
tuli's kunst raakte, hoe machtig ook, zelden het
eigenlijk Indische leven, en nooit de Indische ziel.
Reeds Busken Huet heeft dit opgemerkt. Multatuli
heeft, zij hij ook de gloedvolle pleitbezorger des
Javaans, in Saidja en Adinda een romantische,
europeesche jongeheer en jongedame gegeven ....
in Javaansch costuum, geen echte Javaansche
jongen en echt Javaansch meisje. Augusta de Witt
heeft haar Indische mensen-figuren gezien van
binnen uit; zij heeft eerst de ziel gepeild, zich
innerlijk daarmede vereenigd en is toen gaan
schrijven. Daarom staat haar Indisch werk hooger
dan het Indisch werk van een overigens zoo ont
zaglijk talent als Multatuli. In Orpheus in de
dessa", waarin zij het stille verbeeldingsleven geeft
van een kleinen dorpsknaap, die in den tropischen
nacht de tonen aan zijn fluit ontlokt en de
dessabewoners verrukt, is zij zelve die kleine Javaan
geworden en doorleeft zij diens teedere
zielemystiek. In De wake bij de brug" een
harer allerschoonste verhalen leeft zij zich
zóó in de ziel
van het eenvou
dige dorpsvolk,
dat zij zich inner
lijk bewust be
gint te worden
van de gevoelens,
die de westersche
techniek wekt bij
onbewuste sim
pele natuurkin
deren. De vrees,
de afkeer en toch
weer de bewon
dering voor het
machtige een
voudige brug
bouwsel, dat den
sterken stroom
weerstaat. De ge
heime hoogmoed,
het
zich-zellTeeken'ng voor de Amsterdam
mer" door Wybo Meyer
beter-wcten, dat in iederen oosterling schuilt,
wijkt hier voor het ontzag en de eerbied aan het
westersch intellect van den bruggeboiiwer ver
schuldigd. Nog sterker is dit schouwen in de zoo
geheel andere ziel, bij haar weergave van het tragi
sche heimwee in Een Javaan".
Doch het is volstrekt niet uitsluitend het psy
chologisch indringingsvennogen dat al dit werk de
bizondere verdienste verleent; het zijn ook de
prachtige beschrijvingen der .Indische natuur;
ook deze natuur geeft Augusta de Witt niet zóó,
als zij deze zelve ziet, doch zóó als zij weet, dat de
Indische mensch die aanschouwt. Zooals de geuren
van opium, doepa (zware wierook) of het branden
van bedwelmende ketjoeboeng de zichtbare wereld
vervormt tot een droomwereld of die zichtbare
wereld doet verschijnen voor een peilloozen af
grond van mysterie, zóó weet Augusta de Witt
haar westersche lezers te tooncn de Indische na
tuur. Ik weet niet of zij dit bewust doet; het talent
doet zulke wonderen onbewust; doch deze eigen
aardigheid is dermate sterk, dat haar schildering
evenals de amfioen-droom het groen der palmen,
het azuur des hemels, het violet van de
zonneschaduw, het oranje van de maanschijf en het
oogezwart der Javaansche maagden transparant
doet lichten en stralen met bovenaardschen glans.
Augusta de Witt is een der zeer weinige
Nederlandsche auteurs, die ook in de Engelsche taal
geschrevert hebben en wellicht de eenige, die in deze
taal heeft gedebuteerd. Haar eerste werk was een
boekje getiteld Java Facts en Fancies" dertien
losse hoofdstukken, vol van alleraardigste peepsof
Javanese life". Vooral de hoofdstukken First
glimpses" en In the hill-country" konden bij
het verschijnen in 1899 reeds den lezer de over
tuiging schenken, dat met dit pittige Engelsche
werkje een bizonder begaafd schrijfster zich kwam
melden. Haar eersteling in de eigen taal was een
bundel schetsen getiteld Verborgen bronnen".
Enkele jaren later verscheen De Godin die wacht".
Beide boeken zijn vol diepe symboliek.
Het dure moederschap" is een der weinige
nietIndische boeken; het voert ons in de woningen der
Oooilanders; sommige fragmenten zijn geschre
ven Mauve's", toch is dit boek niet zoo sterk als
het overige werk; het is ook minder bekend. Om
streeks 1913 verschenen van Augusta de Witt
fraaie stukken in De Gids o.a. beschrijvingen van
Bali, het land van goden en geesten".
Vreemd is het, maar het schijnt of als Augusta
de Witt over Bali schrijft een geheime affiniteit
haar nog dichter brengt bij (/;'( volk, waarheen
de van Java verdreven Hindoegoden gevlucht zijn",
dan bij n der andere Indische volken. Ook in
haar Bali-hoofdstukken van den bundel Natuur
en menschen in Indië" (1914) treft dit heel sterk;
zij gaat zelfs zoo ver, dat zij den handschoen op
neemt voor den ouden Gocsti Djilantik, den stede
houder van Karang Assam, wiens naam in '94, in
de dagen der Lombok-expeditie op aller lippen
was; zij tracht hem te zuiveren van zijn blaam als
verrader. Of zij daarin slaagt. ... wat doet het er
toe? De wijze, waarop zij haar pleidooi houdt voor
den ouden Baliër verzoent ons. ook a! stemmen wij
niet met haar in. Haar liefde voor het ontembare,
door geen vormelijke adat beheerscht Balinecsche
volk, voert haar daartoe. Bovendien, zij heeft den
,,great old man" zelf opgezocht in zijn zwaar om
muurde poeri en persoonlijk met hem gesproken.
Wat is er tragischer en romantischer dan een ont
troond heerscher? En wie zal het dan een roman
schrijfster en een nobel hart euvel duiden, dat zij
het opneemt voor iemand, dien anderen noemen ..
een verrader?
Diezelfde groote liefde tot de Indische volken
voerde haar in de laatste jaren naar de revolutio
naire Indische beweging; de romantische en
my?tieke kern van haar wezen, zich zoo duidelijk open
barend in haar kunst moest haar, mér nog wellicht
dan haar teeder meevoelen met de kleinen en ge
ringen, wel noodwendig in die richting stuwen.
Misschien is het nog eens aan Augusta de Witt
gegeven ons de inwerking duidelijk te maken (en
wel op de haar eigen wijze: door Icvens-beeliting),
die het westersch revolutionair streven der laatste
jaren bij de volken van onzen archipel heeft ge
had. Niemand heeft dit tot heden aangedurfd,
noch scheen eenig kleiner talent daartoe in staat;
slechts de woordmacht, de kennis, en de intuitie
van een Augusta de Witt zouden deze historische
taak kunnen volbrengen. Doch vermeten wij ons
niet te voorspellen, hoe dit ongemeen talent zich
verder zal ontwikkelen. Laten wij ons liever ver
heugen, dat ondanks de zestig jaren der auteur
haar talent nog steeds een sterke rank is die nog
vele malen heerlijk voor ons kan bloescmen.
Mr. H. G. KOSTER
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAB-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
Boekbespreking
C. J. VAN OMMEN. Het getouwe. Amsterdam,
z.j. L. J. Veen.
De schrijver van dezen uit brieven bestaanden
roman ontleende den titel aan een strofe van Guido
Gezelle, die hem ook als motto diende:
En zittende op
mijn krank getouwe
zoo weve en werke
ik, dag en nacht....
Waarom de schrijver dit motto koos, is mij niet
recht duidelijk. Bedoelt hij, dat zijn boek, de
aaneenschakeling van brieven, een weefsel zou
zijn, of bedoelt hij de afwikkeling van de levens
der menschen, die in zijn roman voorkomen,
er mee? Hoe het zij, ik kan zijn geestelijke kunst
nijverheid niet erg bewonderen; zijn boek is een
tamelijk duf en saai product. De stijl van de
brieven is, hoewel keurig, zoo weinig persoonlijk,
en zoo overvol van gladde, onberispelijke, beminne
lijke gemeenplaatsen, dat de auteur zijn werk
gerust de wereld in zou kunnen zenden als een
model-brievenboek voor personen, die zich bevinden
in de omstandigheden, waarvan in zijn roman
sprake is. De eerste eisch van den roman in brieven
je leerde 't vroeger al op school, bij de behande
ling van Saartje Burgerhart dat de verschil
lende briefschrijvers door hun stijl geïndividuali
seerd moeten worden, heeft de heer Van Ommen
totaal genegeerd. De inhoud van het boek heeft
niet veel om 't lijf, en de manier, waarop de
gescheiden vrouw tot haar man terugkomt, is
op geen enkele manier gemotiveerd. Wat er over
het communisme en zijn bestrijding in voorkomt,
is oudbakken en onbelangrijk. Zoodat het boek,
dat inmiddels zonder pretentie en met veel kin
derlijk idealisme geschreven is, eigenlijk alleen
de verdienste heeft, dat het kort is. En die ver
dienste is dan nog zeer betrekkelijk, want in een
onbeduidend boek is feitelijk elke bladzijde te
veel.
L. HUSÜN. Velerlei verwanten. Den Haag z.j.
Uitgeversbureau Boek en Periodiek".
Iedereen kent wel de voigende situatie: men
bevindt zich in een gezelschap; er wordt een mop
verteld; ieder lacht er om, en als men uitgelachen
is, zegt een van de aanwezigen terecht: jasses,
wat flauw". Zoo is de atmosfeer van dit boekje.
Deze aphonsmen, grappen, opmerkingen en dialogen
zijn eigenlijk te flauw om ze te lezen, maar als je ze
leest, moet je er toch om lachen. Misschien is
deze lofspraak te uitbundig. Menig lezer zal
bijv. bij de volgende tweespraak best z'n gezicht
in een ernstige plooi kunnen houden:
De kat: Wie ben jij?"
De staart: Ik ben de staart. En wie ben jij?"
De kat: ,,De kat. .. . Krijgertje spelen?"
Destaart: Goed.... jij bent'm...."
Er staan ook dingen in het boekje, die iets beter
zijn. Zoo is het bijv. wel een aardige vondst, als
de schrijver een slang, een zeer geëvolueerde staart"
noemt, of dat de spiegel altijd de partij is toege
daan van het juiste midden tusschen beeld en
voorwerp. Maar over 't geheel gaat de humor van
deze weinige bladzijden nitt hooger dan het peil
van den droogkomieken heer Dorbeen uit de
Camera. H. MIDDENDORP
HETBOEK
VAN DEWEEK
Jan Windevaart
OORSPRONKELIJKE ROMAN
DOOR
JOHAN WE S S EL l N K
Ingenaaid f 2.25
In Prachtband f2.90
Ultgivs vin VAN HOLKEUA l WAIENDOIF, A'din