De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 29 november pagina 4

29 november 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2476 l Het poortje van het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat AMSTERDAMSCHE BIJZON DERHEDEN XV HET BURGERWEESHUIS. Nu de kleurige, fleurige kleeding der burger weezen als zooveel andere aardige dingen in dezen grauwen, nivelleerenden tijd is afgeschaft, heeft het Burgerweeshuis stellig van zijn populariteit en ook zelfs van zijn bekendheid ingeboet. Sedert meer dan vier eeuwen behoorde het weeshuis tot de meestgeziene instellingen in dubbelen zin van Amsterdam. Vreemdelingen lieten zelden na er een kijkje te nemen. Nog in onze dagen kwamen keizers, koningen en vorsten er op bezoek. Dat zal nu langzamerhand wel anders worden. Maar wat niet zal veranderen, dat is het historische belang van deze stichting, de historische wijding zelfs van dezen grond. Toch is het niet het oudste gedeelte van Amsterdam, waarop wij hier staan. Het oudste Amsterdam, dat wij kennen, werd aan deze zijde begrensd door de Begijnensloot, die nog verder noordelijk doorliep dan thans. Het is merk waardig ,dat Amsterdam zich juist aan deze zijde het eerst heeft uitgezet: in 1367 werd het groote terrein, waar thans het Weeshuis en het Begijnhof staan, binnen de stad getrokken en omgracht. Men mag aannemen, dat dat is gebeurd ter wille van de begijnen. Van begijnen in Amsterdam is voor het eerst sprake in de rekeningen van den baljuw van Amstelland van 1307 en 1308. Veertig jaren later is er sprake van dat begijnenhuys"; waar het stond, weten wij niet. Eerst in 1389 wordt het Begijnhof genoemd ter plaatse, waar het zich nog bevindt. Het is dus aannemelijk, dat het begijn hof niet lang na 1367 zich in den nieuwen uitleg heeft gevestigd. Het Begijnhof bleef daar evenwel niet heel lang alleen. In het begin der vijftiende eeuw werd aan de noordzijde van het hof een vrouwenklooster van de derde orde van St. Franciscus gesticht, dat aan St. Lucia was gewijd. Alleen de St. Luciensteeg herinnert er nog aan. Het klooster wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 20 Januari 1420; er is dan sprake van de susteren van Sinte Lucien, wonende achter den bagijnen in die byndwijk." " : r i..* Van het Sint Lucien klooster weten wij niet zoo heel veel. Maar dit staat vast, dat het met het weeshuis oor spronkelijk niets te maken had. Dat gesticht stond elders. Een oude traditie kent de stichting van het weeshuis toe aan de Amsterdamsche poortersdochter Haesje Claes, die in het begin der zes tiende eeuw bekend stond om haar weldadigheid, haar godtvruchtige meewaardigheyt." Commelin en Wagenaar hebben haar waarschijnlijk op dien grond de stichting van het weeshuis toegeschreven. Ter Gouw heeft evenwel op afdoende gronden aangetoond, dat Haesje Claes met de stichting van het Burgerweeshuis niets te maken heeft en dus als patrones daarvan moet wor den gedisqualificeerd. Wel is de oor sprong der traditie te verklaren: Haesje Claes is het, die door erfschenkingen de stichting van het oude mannen- en vrouwengasthuis in de Kalverstraat mogelijk heeft gemaakt. Dat gasthuis is later aan het weeshuis gekomen; vandaar de verwarring, die Haesje Claes tot de fundatrice van het wees huis maakte. Hoe en wanneer het weeshuis eigenlijk is ont staan, is niet volledig bekend. In het gesticht neemt men gewoonlijk 1520 als'stichtingsjaar aan; vier jaren geleden heeft men dan ook het vierde eeuwfeest gevierd. Maar de oudste keur, die het weeshuis betreft, is van 31 Maart 1523. De considerans van die keur bewijst evenwel, dat het weeshuis voor kort moet zijn gesticht: ,,also in korte jaren een huys ende woninge geordineert is, daer inne schamele arme wees kinderen onderhouden werden bij hantreyckinge van goede menschen, twelk een godlick ende goedertieren werck is, dat men wel behoort te vorderen, ten eynde dat dit goede werk te bet synen voortganck sal mogen hebben, als Mijnen E. Heeren van den Gerechte gaerne sien souden" enz. Dat huys ende woninge" stond aan de westzijde van het Rokin ten zuiden van de Heilige Stede; het had ook een ingang in de Kalver straat. In 1558, toen er al tweehonderd weezen in het huis waren, werden aangrenzende huizen aangekocht; voor de verbouwing werd toegestaan een zekere loterije van silveren prijsen op te stellen." De loterij bracht zooveel op, dat een huis werd gebouwd, dat geroemd werd als een treffelijck werck, voor die tijdt meer als gemeen." In dit huis, dat ons door afbeeldingen bekend is, heeft de befaamde weeskinderenziekte, een soort inassarazernij, in 1566 geheerscht. Lang is het weeshuis evenwel niet aan het Rokin gebleven. Ten gevolge van de alteraiie van 26 Mei 1578 kwamen de kloostergebouwen in het bezit van de stad. De regeering beschikte daarover ten bate der kerkelijke en liefdadige gestichten. Reeds den 10 Maart 1579 werden de goederen van de Heilige Stede, kort daarna ook die van het Karthuizerklooster en van het St. Luciaklooster aan het weeshuis geschonken. Het gevolg daarvan was, dat het St. Luciaklooster tot weeshuis werd ingericht. Het weeshuis aan het Rokin werd een befaamd logement, de Keizerskroon; tegenwoordig is op deze plek de zaak van Pander gevestigd. Het St. Luciaklooster is niet lang in den ouden staat gebleven. De bevolking groeide steeds aan: in 1629 waren er niet minder dan zevenhonderd weezen. Daarom was uitbreiding noodig; zij werd gevonden in het bijtrekken van het oudemannenen vrouwenhuis aan de Kaiverstraat, dat sedert 1601 door de oude garde verlaten was. Bovendien De poort aan de St. Luciensteeg GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie Agent General i JA6ER BERLINBS, Haarlem werd van het begijnhof een stuk grond aange kocht. Daardoor kon in 1630 en volgende jaren het geheele weeshuis worden verbouwd, in hoofd zaak, zooals wij het nog kennen. Aan dezen bouw herinnert het fraaie poortje in de St. Luciensteeg dat het jaartal 1634 draagt; hier is de toegang tot het meisjesweeshuis. De jongenspoort is ouder; zij is van 1581 en veel rijker van behandeling. In het fronton prijkt de Heilige Geest in den vorm van een met licht omgeven duif; daaromheen groepeeren zich acht weezen, vier jongens en vier meisjes. Onder de beeldengroep staat het bekende distichon van Vondel: Wij groeien vast in tal en last, Ons tweede Vaders klagen: Ay, ga niet voort, door deze poort, of help een luttel dragen." Wie aan de bede van den grooten dichter wenschte te voldoen, vond de gelegenheid zijn penningske te storten in een koperen bus op het pleintje vóór de poort. Ook in de muren naast de poort vindt men op borden de volgende verzen van Vondel: Geen armer Wees op aarde zwerft, Dan die der Weezen Vader derft. Der Weezen Vader derft hij niet, Die Weezen troost in hun Verdriet. Dies sla uw oogen op ons neer; Ons aller Vader troost n weer." En vooral het befaamde: ,,Hier treurt het Weeskint met gedult Dat arm is sonder sijne schuit, En in zijn armoe moet vergaan, Indien gij 't weigert bij te staan. Zo gij gezegent sijt van Godt, Vertoost ons uit uw overschot." PARK-HOTEL B O T T E R D A M He t jongenshuis naar een oude prent Het meisjeshuis (naar een oude prent)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl