Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2476
l
Het poortje van het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat
AMSTERDAMSCHE BIJZON
DERHEDEN XV
HET BURGERWEESHUIS.
Nu de kleurige, fleurige kleeding der burger
weezen als zooveel andere aardige dingen in dezen
grauwen, nivelleerenden tijd is afgeschaft, heeft
het Burgerweeshuis stellig van zijn populariteit
en ook zelfs van zijn bekendheid ingeboet. Sedert
meer dan vier eeuwen behoorde het weeshuis tot
de meestgeziene instellingen in dubbelen zin van
Amsterdam. Vreemdelingen lieten zelden na er
een kijkje te nemen. Nog in onze dagen kwamen
keizers, koningen en vorsten er op bezoek.
Dat zal nu langzamerhand wel anders worden.
Maar wat niet zal veranderen, dat is het historische
belang van deze stichting, de historische wijding
zelfs van dezen grond. Toch is het niet het oudste
gedeelte van Amsterdam, waarop wij hier staan.
Het oudste Amsterdam, dat wij kennen, werd aan
deze zijde begrensd door de Begijnensloot, die nog
verder noordelijk doorliep dan thans. Het is merk
waardig ,dat Amsterdam zich juist aan deze zijde
het eerst heeft uitgezet: in 1367 werd het groote
terrein, waar thans het Weeshuis en het Begijnhof
staan, binnen de stad getrokken en omgracht.
Men mag aannemen, dat dat is gebeurd ter wille
van de begijnen. Van begijnen in Amsterdam is
voor het eerst sprake in de rekeningen van den
baljuw van Amstelland van 1307 en 1308. Veertig
jaren later is er sprake van dat begijnenhuys";
waar het stond, weten wij niet. Eerst in 1389
wordt het Begijnhof genoemd ter plaatse, waar
het zich nog bevindt. Het is dus aannemelijk, dat
het begijn hof niet lang na 1367 zich in den nieuwen
uitleg heeft gevestigd.
Het Begijnhof bleef daar evenwel niet heel lang
alleen. In het begin der vijftiende eeuw werd aan
de noordzijde van het hof een vrouwenklooster
van de derde orde van St. Franciscus gesticht,
dat aan St. Lucia was gewijd. Alleen de St.
Luciensteeg herinnert er nog aan. Het klooster wordt
voor het eerst genoemd in een oorkonde
van 20 Januari 1420; er is dan sprake
van de susteren van Sinte Lucien,
wonende achter den bagijnen in die
byndwijk." " : r i..*
Van het Sint Lucien klooster weten
wij niet zoo heel veel. Maar dit staat
vast, dat het met het weeshuis oor
spronkelijk niets te maken had. Dat
gesticht stond elders. Een oude traditie
kent de stichting van het weeshuis toe
aan de Amsterdamsche poortersdochter
Haesje Claes, die in het begin der zes
tiende eeuw bekend stond om haar
weldadigheid, haar godtvruchtige
meewaardigheyt." Commelin en Wagenaar
hebben haar waarschijnlijk op dien
grond de stichting van het weeshuis
toegeschreven. Ter Gouw heeft evenwel
op afdoende gronden aangetoond, dat
Haesje Claes met de stichting van het
Burgerweeshuis niets te maken heeft
en dus als patrones daarvan moet wor
den gedisqualificeerd. Wel is de oor
sprong der traditie te verklaren: Haesje
Claes is het, die door erfschenkingen de
stichting van het oude mannen- en
vrouwengasthuis in de Kalverstraat mogelijk
heeft gemaakt. Dat gasthuis is later aan het
weeshuis gekomen; vandaar de verwarring, die
Haesje Claes tot de fundatrice van het wees
huis maakte.
Hoe en wanneer het weeshuis eigenlijk is ont
staan, is niet volledig bekend. In het gesticht
neemt men gewoonlijk 1520 als'stichtingsjaar
aan; vier jaren geleden heeft men dan ook het
vierde eeuwfeest gevierd. Maar de oudste keur,
die het weeshuis betreft, is van 31 Maart 1523.
De considerans van die keur bewijst evenwel,
dat het weeshuis voor kort moet zijn gesticht:
,,also in korte jaren een huys ende woninge
geordineert is, daer inne schamele arme wees
kinderen onderhouden werden bij hantreyckinge
van goede menschen, twelk een godlick ende
goedertieren werck is, dat men wel behoort
te vorderen, ten eynde dat dit goede werk te
bet synen voortganck sal mogen hebben, als
Mijnen E. Heeren van den Gerechte gaerne sien
souden" enz. Dat huys ende woninge" stond aan
de westzijde van het Rokin ten zuiden van de
Heilige Stede; het had ook een ingang in de Kalver
straat. In 1558, toen er al tweehonderd weezen
in het huis waren, werden aangrenzende huizen
aangekocht; voor de verbouwing werd toegestaan
een zekere loterije van silveren prijsen op te
stellen." De loterij bracht zooveel op, dat een huis
werd gebouwd, dat geroemd werd als een
treffelijck werck, voor die tijdt meer als gemeen."
In dit huis, dat ons door afbeeldingen bekend is,
heeft de befaamde weeskinderenziekte, een soort
inassarazernij, in 1566 geheerscht.
Lang is het weeshuis evenwel niet aan het Rokin
gebleven. Ten gevolge van de alteraiie van 26 Mei
1578 kwamen de kloostergebouwen in het bezit
van de stad. De regeering beschikte daarover ten
bate der kerkelijke en liefdadige gestichten. Reeds
den 10 Maart 1579 werden de goederen van de
Heilige Stede, kort daarna ook die van het
Karthuizerklooster en van het St. Luciaklooster
aan het weeshuis geschonken. Het gevolg daarvan
was, dat het St. Luciaklooster tot weeshuis werd
ingericht. Het weeshuis aan het Rokin werd een
befaamd logement, de Keizerskroon; tegenwoordig
is op deze plek de zaak van Pander gevestigd.
Het St. Luciaklooster is niet lang in den ouden
staat gebleven. De bevolking groeide steeds aan:
in 1629 waren er niet minder dan zevenhonderd
weezen. Daarom was uitbreiding noodig; zij werd
gevonden in het bijtrekken van het
oudemannenen vrouwenhuis aan de Kaiverstraat, dat sedert
1601 door de oude garde verlaten was. Bovendien
De poort aan de St. Luciensteeg
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie
Agent General i JA6ER BERLINBS, Haarlem
werd van het begijnhof een stuk grond aange
kocht. Daardoor kon in 1630 en volgende jaren
het geheele weeshuis worden verbouwd, in hoofd
zaak, zooals wij het nog kennen. Aan dezen bouw
herinnert het fraaie poortje in de St. Luciensteeg
dat het jaartal 1634 draagt; hier is de toegang tot
het meisjesweeshuis. De jongenspoort is ouder;
zij is van 1581 en veel rijker van behandeling. In
het fronton prijkt de Heilige Geest in den vorm
van een met licht omgeven duif; daaromheen
groepeeren zich acht weezen, vier jongens en vier
meisjes. Onder de beeldengroep staat het bekende
distichon van Vondel:
Wij groeien vast in tal en last, Ons tweede Vaders
klagen:
Ay, ga niet voort, door deze poort, of help een luttel
dragen."
Wie aan de bede van den grooten dichter
wenschte te voldoen, vond de gelegenheid zijn penningske
te storten in een koperen bus op het pleintje vóór
de poort. Ook in de muren naast de poort vindt
men op borden de volgende verzen van Vondel:
Geen armer Wees op aarde zwerft,
Dan die der Weezen Vader derft.
Der Weezen Vader derft hij niet,
Die Weezen troost in hun Verdriet.
Dies sla uw oogen op ons neer;
Ons aller Vader troost n weer."
En vooral het befaamde:
,,Hier treurt het Weeskint met gedult
Dat arm is sonder sijne schuit,
En in zijn armoe moet vergaan,
Indien gij 't weigert bij te staan.
Zo gij gezegent sijt van Godt,
Vertoost ons uit uw overschot."
PARK-HOTEL
B O T T E R D A M
He t jongenshuis naar een oude prent
Het meisjeshuis (naar een oude prent)