Historisch Archief 1877-1940
Na. 2476
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Het zou ons veel te ver voeren, zoo wij het
?weeshuis in al zijn bijzonderheden wilden beschrij
ven. Alleen willen wij nog wijzen op de fraaie
regentenzaal, die in 1650 is gebouwd en in 1879
geheel in den ouden stijl is hersteld. In dit deftige
vertrek hangen de regentenstukken van Arnold
Boonen, Jurriaan Ovens en Abraham de Vries. Maar
het boste kunstwerk, dat men hier kan bewonderen,
is het regentenstuk van Jacob Backer.
Regenten zijn er eigenlijk niet meer. Zij hebben
wel de revolutie van 1795 overleefd, maar de
nieuwe wetgeving op de armenzorg heeft ook hier
krachtig ingegrepen. De vraag, die van zelf aan
de orde kwam, was deze, ot het weeshuis een
stich ing was met zelfstandig gezag dan wel een
stedelijk instituut. Toen nu in 1854 een nieuwe
armenwet werd ingevoerd, besloot de gemeente
raad den 13 Februari 1856 het weeshuis te plaatsen
op de door de wet voorgeschreven lijst der gemeen
telijke instellingen van weldadigheid. Regenten
protesteerden en hadden in zooverre succes, dat
feitelijk de oude toestand gehandhaafd bleef.
In 1871 kwam de kwestie opnieuw aan de orde,
toen de raad de beslissing van 1856 bevestigde.
Regenten kwamen tegen het raadsbesluit op er
riepen de beslissing van den rech.er in. Dat proces
is in alle instantiën door regenten verloren: den
23 December 1873 stelde de rechtbank regenten
in het ongelijk, den 14 December 1876 het hof.
Dus was uitgemaakt, dat het weeshuis een gemeen
telijke instelling van liefdadigheid was. Toch
werd de uiterste consequentie daaruit nog niet
getrokken. We! stelde de raad in Januari 1879
een nieuw reglement voor het weeshuis vast,
maar het bleef zijn zelfstandige positie behouden.
Eerst in Maart 1899 werd bij raadsbesluit het
weeshuis als een gewone instelling van liefdadig
heid gebracht onder het burgerlijk armbestuur;
met ingang van l Januari 1900 werd het eeuwen
oude college van regenten ontbonden. Sedert dien
dag wordt het bestuur en beheer van het weeshuis
gevoerd door een commissie uit het burgerlijk
armbestuar; een door den raad benoemde directeur
heeft «te dagelijksche leiding.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig de
injichting van het weeshuis te beschrijven in vroeger
en later tijd. Dat zou een stuk geschiedenis van
de Amsterdamschc armenzorg worden, op zich
zelf belangwekkend genoeg, maar te uitgebreid
voor onze kolommen. Maar wel willen wij hier
de aandacht vestigen op een misschien niet in
breeden kring bekende bijzonderheid, namelijk:
de nauwe betrekkingen, die het weeshuis onder
hield met het tooneel. Het klinkt zonderling, maar
niettemin is het historisch waar, dat de geschiede
nis van het weeshuis en die van het Amsterdamsche
tooneel aan elkander zijn verbonden. Het archief
van het weeshuis bevat onschatbare gegevens
voor de historie van ons tooneel.
Hoe is dat gekomen en hoe was dat mogelijk?
De zaak is vrij eenvoudig, wanneer men zich maar
even indenkt in den ouden toestand, dat de schouw
burg was een instituut, dat aan de stad geld op
bracht en niet, zooals tegenwoordig, aanzienlijke
sommen verslond. Reeds in het begin der zestiende
eeuw bestond te Amsterdam de befaamde rederij
kerskamer ,,In Liefde Bloeyende". Zij gaf
tooneelvoorstellingen, waarvan het batig saldo, zooals
wel meer gebeurde, ten goede kwam aan het
otidemannenhuis. Tegen de oude kamer nu richtte
de bekende dokter en dichter dr. Samuel Coster
in 1617 de Nederduytsche Academie" op, waar
ook tooneel werd gespeeld. Waarschijnlijk om zich
veler steun te verzekeren, sloot Coster den 23
September 1617 met het weeshuis een contract,
waarbij hij een derde van de winst van de
tooneelvoorstellingen aan het gesticht waarborgde. Het
contract werd gesloten voor zes jaar, maar nog
voordat deze termijn verstreken was, verkocht
Coster den schouwburg van de academie met den
geheelen inventaris aan het weeshuis. Dit ge
sticht kreeg dus de exploitatie van den schouwburg
voor zijn rekening. Misschien bleek dat wat be
zwaarlijk; immers in 1635 deed het weeshuis een
derde in het erf en getimmerte van de Neder
duytsche Academie ofte Amsterdamse Kamer
met d'kledingen ende ander tuych tot de
speelplaatse behoorende" over aan het oudemanhuis.
Sedert hadden beide gestichten gezamenlijk de
exploitatie, het weeshuis voor twee derde, het
oudemanhuis voor eenderde. Deze samenwerking
kon ook gebeuren, nadat de beide kamers, ,,In
Liefde Bloeyende" en de Nederduytsche Acade
mie" zich hadden vereenigd.
Zoo kon in 1637 aan de Keizersgracht bij de
Runstraat een schouwburg worden gebouwd. Hij
werd den 3 Januari 1638 met Vondels Gijsbreght
van Aemstel ingewijd, wat een gewijde traditie
is geworden. Vondel dichtte ook het epigram op
het scherm:
,,De Bijen storten hier het eélste wat ze leren,
Om d'ouden stok te voen en d'ouderlooze weezen,"
met een duidelijke zinspeling op het oudemanhuis
en het weeshuis. Deze schouwburg werd reeds in
1664 door een geheel nieuw gebouw vervangen.
ST. MICHAËL
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan.
HET LEELIJKE JONGE EENDJE
Het is deze schouwburg, die den 11 Mei 1772
door den befaamden brand te gronde ging. Maar
daarmede hield ook de aloude band van den schouw
burg met het weeshuis op. Aan de Keizersgracht
werd geen nieuwe schouwburg meer gebouwd:
het terrein werd verkocht aan het Roomsche
Armen-Comptoir, dat er nog steeds is gevestigd.
Op het Leidsche Plein werd een nieuwe, voorloopig
houten schouwburg gebouwd, die den 15 Septem
ber 1774 werd geopend. Maar toen reeds kostte de
schouwburg geld en moest de stad de tekorten
bijpassen. Eerst na de revolutie van 1795 werd
deze toestand gelegaliseerd; toen verklaarde de
stadsregeering, dat het weeshuis en het
oudemanhuis geen aanspraak meer zouden hebben op de
recetten van den schouwburg. Het weeshuis
kon zich daarbij gemakkelijk neerleggen; het
had in de laatste twintig jaren geen penning meer
uit den schouwburg getrokken. De tijd was voor
goed voorbij, dat het exploiteeren van een schouw
burg een winstgevend bedrijf was.
H. B R u o M A N s
WONDER LANTAARN.
Projecties van ansichtkaarten,portretten etc.
zonder l ntaarnplaatjes, geeft all s in natuur
lijke kleuren weer. Voor electrisch of acetyleen
licht compleet fl. 35.
Alleenverkoop voor Ned. en Kol.
JOS. HARTOG,
Hoofdtteeg 17, Nobelstraat 28,
ROTTERDAM. UTRECHT
DE TOONEELSCHOOL
De heer Teune vermeldt van mij, dat ik in
botsing kwam met vele der leeraren en niet minder
met de leerlingen, die zelfs een staking procla
meerden en weigerden het onderwijs verder te
volgen." Welnu: eene dergelijke crisis heb ik,
zoolang ik aan de Ttoneelschool verbonden ben
(sinds 1915), nooit beleefd, noch met vele
deileeraren," noch met de leerlingen. Den heer
Teune is vermoedelijk vaag iets bij gebleven, dat
vóór mijn tijd aan de Tooneelschool is voorge
vallen en dat hij als anachronisme in mijn tijd
geplaatst heeft.
B A I. T II A 'l \ K V IC K II A G E N
VANNELLESVARINA*
GOUDZEGEL
3O cis. perPakje.