Historisch Archief 1877-1940
IT. 8477
Zaterdag 6 December
A'. 1924
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
IPrys per jaargang f 10.
bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie :
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
PARTIJSTEMMINGEN
Naar de galg !" zoo placht, gelijk wij op de schoolbanken
geleerd hebben, in den Bloedraad de Vlaamsche raadsheer Hessels
driftig uit te roepen, wanneer hij, door een elleboogstoot van zijn
buurman uit zijn gewone middagdutje gewekt, zijne stem moest
uitbrengen over het vonnis.
Met even weinig kennis van zaken als Hessels al hebben zij
niet, bij de voorafgaande besprekingen over het onderwerp, waar
over hun oordeel wordt gevraagd, zitten te slapen, maar,,stukken"
gelezen, of hun correspondentie bijgehouden, of een praatje ge
maakt met een collega, of de koffiekamer opgezocht met
even weinig kennis van zaken als de slaapzak uit den Bloedraad
brengen ook de Kamerleden dikwijls hunne stem uit.
En na even kort beraad als hij noodig had om voor een dood
vonnis te stemmen iedereen, die voor Alva's Bloedraad werd
gebracht, had immers een misdaad begaan, die hem het leven
moest kosten even gauw weten de Kamerleden, als zij uit
welke bezigheid dan ook worden opgeschrikt door het belletje
voor de stemming, of zij vóór" of tegen" moeten roepen. Zoo
zij niet reeds wisten, welke order daarvoor was gegeven, behoeven
zij het maar te vragen aan den leider van hunne fractie.
Naar de galg !" riepen de leden van rechts, zoo dikwijls er,
bij de Tariefwet, moest worden gestemd over een amendement,
dat aan minister Colijn niet welgevallig was.
Neen zoo riepen zij niet telkens op hunne beurt; zelfs deze
moeite werd hun soms bespaard; zóó systematisch was rechts
tegen en links vóór, dat de hoofdelijke stemming herhaaldelijk
kon worden vervangen door een beslissing bij opstaan en zitten;
en van den oolijken President der Kamer zal het wel geen vergis
sing zijn geweest, toen hij, die reeds zoo dikwijls de heele rechter
zijde had zien oprijzen als hij de tegenstemmers verzocht zich van
hun zetel te verheffen, op een gegeven oogenblik niet de tegenstan
ders van een door links ingediend amendement, maar,,de rechter
zijde" uitnoodigde om op te staan.
Toch wel een gevaarlijk grapje, want de eerbied voor de Kamer
staat niet als een ducdalf zoo vast, dat hij wel een stootje kan
verdragen.
En vooral de partijstemmingen van de laatste maanden hebben
weer een flinken knauw aan het parlementarisme gegeven.
Nu schuilt er zeker eenige onbillijkheid in het af keurend oordeel,
dat de publieke opinie over alle partijstemmingen strijkt.
Er zijn een aantal onderwerpen, waarover een Kamerlid zich
geen eigen meening kan vormen; het is te begrijpen, dat hij daarbij
zijne stem regelt naar die van een lid zijner fractie, dat zich wél
daarvan op de hoogte heeft gesteld. Zijn tribulaties beginnen eerst
dan, als er in zijn eigen partij verschil van meening bestaat; dan
zal hij, bij ontstentenis van eigen overtuiging, moeten uitmaken
op het oordeel van welken partijgenoot hij de meeste fiducie heeft.
Maar behalve deze minder belangrijke en buiten ,,de politiek"
gelegen onderwerpen, zijn er een aantal andere, waarover een
Kamerlid dikwijls zijne stem uitbrengt, omdat de partij-disci
pline hem voorschrijft zóó, en niet anders te stemmen, ook al zou
hij, naar zelfstandige overtuiging, dit niet gedaan hebben.
Ook dit kan men niet absoluut veroordeelen. In den regel
nu, op dit oogenblik, niet, want het kabinet-Ruys in zijne trans
formatie heeft zich los gemaakt van de basis der coalitie, en de
heele coalitie bestaat eigenlijk niet meer maar in den regel
hebben wij dan toch een regeering, die steunt op een door bepaalde
partijen gevormde meerderheid in de Kamer. Ter wille van haar
kracht en bestendigheid moet zulk een regeering er op kunnen
rekenen, dat zij voor belangrijke punten van haar programma een
meerderheid vindt; de leden van de partijen, die in haar vertrou
wen stellen, zullen een enkele maal individueele overtuiging ten
offer moeten brengen aan het belang van de handhaving der
regeeringskracht.
In zakelijke kwesties valt zulk een offer niet zoo moeilijk; in
beginsel-kwesties behoeft het niet geëischt te worden, zoolang
regeering en Kamermeerderheid van n beginsel zijn.
Die laatste voorwaarde wordt echter sinds lang niet meer ver
vuld. Zoo min als er tegenwoordig een regeering van links denk
baar is, die in principieele dingen op volkomen eenstemmigheid
zou kunnen rekenen met de partijen, uit wie zij zou zijn voortge
komen, zoo min wordt de regeering van rechts, die wij feitelijk
nog altijd hebben, gedragen door een principieele eenstemmigheid
bij de partijen, die haar voortbestaan mogelijk maken.
Juist de algemeene overtuiging van de innerlijke verdeeldheid
van rechts doet een hoonlach opgaan over het toenemend aantal
partijstemmingen. Zooals men den spot drijft met man en vrouw
die thuis kijven, maar in het publiek lief tegen elkaar doen.
? Bij de stemming over het amendement-Boon, Dinsdag 1.1,
waarvan de uitslag minister Aalberse aanleiding heeft gegeven
schorsing te verzoeken van de verdere behandeling zijner begroo
ting, kan men niet van een partijstemming spreken in die
beteekenis, waaraan wij langzamerhand gewoon zijn geraakt, n.l. van een
stemming: rechts tegen links.
Want alle Christelijk-historische kamerleden brachten hun stem
uit vóór het den Minister onwelgevallige amendement; en
deantirevolutionaire broeders waren verdeeld: vier vóór, acht tegen.
Toch levert juist de stemming over dit amendement een treffend
voorbeeld van een stemming over een zakelijk onderwerp, die
geheel door de politiek" werd belieerscht.
Minister Aalberse had op zijn begrooting een post gebracht,
waarbij het subsidie aan de Roomsche vroedvrouwen-school te
Heerlen, dat reeds ? 170.000 bedroeg, nog met / 80.000 werd ver
hoogd.
Wanneer in dezen tijd van bezuiniging op allerlei uitgaven zulk
een verhooging van subsidie wordt voorgesteld, moeten daarvoor
deugdelijke redenen bestaan.
De Kamerleden hadden alleen de zuiver zakelijke kwestie te
beoordeelen, of de door den Minister aangevoerde argumenten de
verhooging van subsidie rechtvaardigden.
Wat ziet men nu echter gebeuren?
In de eerste plaats, dat alle Roomsche Kamerleden tegen het
amendement van den heer Boon stemden, om de verhooging van
subsidie voor deze Roomsche instelling te schrappen.
Vervolgens, dat de gehecle linkerzijde zich voorliet amendement
verklaart, en de Christelijk-historische leden ??die noch met
Roomsche instellingen, noch met minister Aalberse buitengewoon
ingenomen zijn eenparig er toe medewerken om het amendement
te doen aannemen.
Zoodat dus over een onderwerp, dat geheel als een practische
aangelegenheid had behooren te worden behandeld, onverschillig
of die vroedvrouwen-school een Roomsche of geen Roomsche
instelling is, beslist wordt bij zuivere partijstemming, d.w.z.
door een stemming, waarbij alle leden van eenzelfde partij in
gelijken zin stemmen.
En de anti-revolutionairen dan? Zijn dat geen brave menschen?
Hebben die niet getoond, door deels vóór, deels tegen te stemmen,
dat althans zij nog niet heelemaal verpolitiekt zijn?
Ik zal het bij voorkomende gelegenheid eens aan mijn collega
Yisscher vragen, onder belofte het niet over te vertellen, wanneer
hij mij mocht toevertrouwen, dat ook bij de anti-revolutionairen.
zoowel bij de vóór- als de tegenstemmers, ,,de politiek" den door
slag heeft gegeven, n.l. de overweging, of zij al of niet een echec
wilden bereiden aan minister Aalberse.
K E R N K A M i1