Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2477
TOEGEPASTE KUNST
De Prijsvraag voor het Aanplakbiljet voor het
Nederlandsche Roode Kruis.
Het gaat met de beoordeeling van de bij
prijsvraag-beantwoording ingekomen ontwerpen juist
zooals in het versje van de negertjes waarmede
allerlei ongelukken gebeuren, totdat er een enkele
overblijft.
Ook hier waren niet minder dan 133 ontwerpen
ingezonden. Daarvan werden door de Jury, die
zeker geen benijdenswaardige en lang geen gemak
kelijke taak had, eerst 73 ontwerpen, welke naar
hare meening in geen geval voor eene bekroning
in aanmerking konden komen, ter zijde gelegd.
Aldus bleef er een zestig-tal over. Daarvan waren
36 ontwerpen sterker en beter dan de gemelde
73, zoowel door opvatting als door techniek. Na
rijp beraad moesten deze ten slotte toch geacht
worden in menig opzicht achter te staan bij een
resteerend 24-tal ontwerpen, welke ieder een zeer
eigen en te waardeeren karakter droegen. Ten
slotte bleven drie inzendingen over welke volgens
het eenparig oordeel der Jury als de best geslaagden
der gansene inzending konden worden beschouwd.
Zij konden daarenboven, hoezeer verschillend ook
van opvatting, op betrekkelijk gelijke waarde
gesteld worden.
Eenstemmig werd aan het ontwerp, motto:
Humaniteit" de eerste prijs toegekend.
Het ontwerp, motto: Job 4" kwam voor den
tweeden en het ontwerp, motto: Urbi et Orbi"
voor den derden prijs in aanmerking.
Men heeft reeds overal aan schuttingen en
reclame-zuilen het biljet van Vegter kunnen zien
en daarvan de directe werking op een afstand
kunnen toetsen. Ten volle kan men daarbij onder
schrijven hetgeen in het Jury-rapport daaromtrent
vermeld staat, waarin het ontwerp geroemd wordt
....om zijn expressie, als om de zuiverheid
waarmede het ideëele doel in de zoo gelukkige
geslotenheid der figuren tot onmiddellijke uit
drukking komt."
Maar ook kan men geheel mede gaan met de
opmerking dat de Jury intusschen zeer betreurt,
, dat de banale kunstlooze letters ernstig
afbreuk doen aan de hooge waarde van het midden
stuk, en aan de compositie in haar geheel."
Hoe dikwijls is al niet de belettering van
eenbiljet het struikelblok geweest ! Ook hier wordt
wederom de indruk gewekt dat het teekenen der
letters aan een vak-lithograaf werd overgelaten
(hetgeen helaas maar al te vaak gebeurt !) en dat
deze niet van dezelfde hand zijn als de
middenteekening.
In dit opzicht hebben de inzenders van de beide
andere bekroonde ontwerpen niet gezondigd. Zoo
wel Kaljf als Arondéus weten wat een gave letter
is en bij deze beide inzenders houdt de belettering
onverbrekelijk verband met het geheel.
Doch de eenvoud en de sterkte en ook de
moderne opvatting van Vegter hebben het van de
beide anderen terecht gewonnen, waar deze, in
meerdere, gevoelige verfijning toch zwakker zijn
van uitspraak. Ook de kleur-tegenstelling van
enkel rood en zwart op Witten grond is bij Vegter's
ontwerp in eenvoud krachtiger dan de meer
verfijnde kleur-schakeeringen der beide andere
biljetten.
Doch hoe dan ook, men kan met groote inge
nomenheid vaststellen dat deze prijsvraag in alle
opzichten bijzonder geslaagd mag heeten.
De overgroote massa-inzending stelt echter
duidelijk tiet wrange feit voor oogen dat de Neder
landsche grafische kunstenaren wel al te zeer
zonder opdrachten zijn en men betreurt alleen
het quantum aan illusie welke onvervuld bleef !
Dat is het nadeel van het gansche prijsvraag-sys
teem. Want van de 133 ontwerpen werd er ten
slotte.... slechts n enkele uitgevoerd!
Doch het groote nut van deze prijsvraag is
vooral gelegen in het feit dat zij ten duidelijkste
heeft aangetoond dat ons land bijzonder rijk is
aan zeer begaafde en zeer bekwame
afficheteekenaren, doch dat men te weinig van hunne
talenten gebruikt maakt.
Overal wordt men in de groote steden om
ringd met de bedenksels van Blue-band'sche
bandeloosheid en wat al kostelijk papier en druk
inkt gaat er niet verloren bij de aankondiging van
velerlei waren en ondernemingen en hoe monster
lijk leelijk is toch dit alles !!
En als ik dan naast mij, bij het schrijven dezer
regelen, een twintigtal re productie's van onbekroonde
biljetten heb liggen en zie, hoe mooi en hoe zuiver
van bedoeling, begrip en bepaling al deze ontwerpen
wel zijn, welnu moge Holland dan de eere-schuld
inlossen, welke zij draagt tegenover de beoefenaren
der toegepaste kunst, die zonder werk en opdrachten
blijven en veelal in zeer kommervolle omstandig
heden leven, omdat de fabrikanten of handelaren
en ondernemers van publieke vermakelijkheden
of organisatoren van velerlei gebeurtenissen op ....
VERZACHT HET LIJDEN
STfWHETVPEMSHïRKVANUn
NEDERLANDSCHE ROODE KRUIS
COUKIEIUSSCHEN
27SEPTEN40CT
Ontwerp van K. Vegter. Eerste Prijs.
kunstgebied, zich welhaast uitsluitend richten tot
de al te zakelijke reclame-bureaux en drukkerijen,
die zich gewoonlijk van den bijstand der mindere
krachten verzekeren, in stede van zich te wenden
tot den kunstenaar.
Moge dit spoedig anders worden !
OTTO VAN TUSSENBROEK
SCHILDERKUNST-KRONIEK
EEN PLICHT DER VAKVEREENIGINGEN.
Langzamerhand worden de vakvereenigingen en
de gekozen (dikwijls bestendigde) leiders der vak
vereenigingen almee de machtigste lichamen en
de machtigste personen in den Staat, zij zijn
dikwijls Staten in den Staat, en zij zouden op een
oogenblik, zoodra de tegen hen gestelde lichamen
verzwakken, de staat zeif kunnen zijn. Dit is niet
meer te ontkennen, en het is altijd hulpeloos om met
de feiten, om met deze feiten geen rekening te
houden. Maar het heeft mij steeds toegeschenen,
dat een macht, of een machtig persoon, die op het
materieele, en soms met reden, uit is, op een oogen
blik het geestelijke, dien tooi der mcnschheid en
die noodzaak van den mensclielijken geest, niet
meer kan ontkennen. De schoonheid wordt altijd
opnieuw op bepaald oogenblik reëel; het mate
rieele wil zich in en door het geestelijke ver
heffen, sieren, vereeuwigen, want het weet, dat
de oekonomische stelsels opkomen, heerschen, en
verdwijnen en het weet, dat de schoonheid, die
rhytmisch-geworden psychische waarden, elke
komst en eiken val van een oekonomisch systeem
weerstaan, en van blijvende waarde buiken. Dat
komt natuurlijk, omdat er algemeen-menschelijke
waarden zijn, die, boven de vele wisselingen van
welken aard ook, duren en duren, en die slechts
door schakeering, haast schreef ik belichting, ver
schillen; geconstrueerd of vlietend gebleven ver
schijnen zij steeds in de uitingen der kunst.
Maar.... wanneer wij dus aannemen, dat de
vakvereenigingen onmiskenbaar machtig zijn, en
dat deze macht met bepaalde noblesse zich moet
toonen; dat deze kracht langzamerhand de geeste
lijke waarden moet gaan voelen na de materieele,
maar eeuwiger, dan lijkt het mij ook de tijd, dat
de vakvereenigingen. als de vroegere gilden,
hun macht en trots openbaren door opdrachten
aan de kunstenaars, maar alleen aan de ware
kunstenaars(het is geld-verspillen,dusniet oekono
misch de niet-talentvollen niet werk te steunen !)
Ik weet, dat een enkele vakvereeniging dit pad
lang-geleden reeds opging, maar ook, dat deze
weg niet voldoende door ook de andere
vereenigingen wordt begaan. Want, hoewel wellicht op
het oogenblik dat mee-gaan wat moeilijk is, het
kon toch nog wellicht, zeker had het vroeger beter
gekund. Het is misschien slechts een quaestie van
traagheid, of dat de leiders nog niet in deze het
besef hebben wat hun macht mee-brengt, maar
het lijkt me ook toe, dat de kleine stoot om uit:
die traagheid in het actieve te komen, toch te
geven was, en dat na dezen stoot gegeven te hebben
de groote machten in den staat (de vakvcreeni
gingen) deel zouden nemen aan wat elk oekono
misch stelsel steeds deed: het produceeren doo
kunstenaars bevorderen. De architekten en de
makers van wandschilderingen /ouden we r
krijgen, dv makers van «ekieuvd-glas-in-lood; d
meubelmakers; de tapijtwevers, de kopei'smeden,
alle werkelijke kunstenaars, of werkend naar
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG