De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 december pagina 21

6 december 1924 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 NlBELUNGEN II HOPELOOS ? HALFJAARLIJKSCHE BALANS Is 't erg onbescheiden als ik de toekomst van 't machtige cultuurverschijnsel, de cinema, met m'n campagne in De Groene" vereenzelvig? 'n Mensch wordt licht ijdel en de hartelijke bewij zen van instemming, die mij geworden uit intel lectueelen- en kunstenaarskringen, zoogoed als van arbeiderszijde, zouden iemand 't hoofd op hol kunnen brengen. Maar onbescheiden of niet vast staat, dat in deze kolommen de steen aan 't rollen is gebracht en ik maak dan ook aanspraak op 'n gedenkplaat in de Stadsbioscoop der toekomst, als de Vader van de Serieuze Filmcritiek. Of ik 't nog beleven zal? Velen verzekeren mij van niet. Onder de corrrespondentie, die ik over 't onderwerp ont vang, is 'n zeker pessimisme niet te ontkennen. Men schijnt over 't algemeen m'n streven erg sym pathiek te vinden, maar vrijwel.... hopeloos. 't Lijkt mij de moeite waard even stil te staan om de balans op te maken, van 't geen na 'n halfjaarlijksche campagne bereikt is. Ik geef aanstonds toe, dat in dedagbladcritieken nog niet veel verandering te bespeuren valt, sinds deze rubriek als de knuppel in 't knusse hoenderhok viel, waar Directies en Pers in voor beeldige verstandhouding leefden. Maar is dit ontmoedigend? Wat had men dan verwacht? Dat de heeren zouden omdraaien als 'n blad aan 'n boom? Dat men n-twee-drie 'n systeem van beoordeeling zou wijzigen, waaraan 't publiek 't Almachtige Publiek ! gewoonengehechtis geraakt, omdat 't nergens in conflict komt met Z.M.'s nogal platvloerschen smaak? Om van de precaire advertentie-kwestie nou nog maar te zwijgen. Nee, dit is 'n omwenteling, die niet in 'n vloek en 'n zucht tot stand komt. 't Is waar, ik had aanstonds de volle instem ming van bladen als ,,de Residentiebode" en de Limburger Koerier", 't Eerste blad, dat met zichtbaar welbehagen vermeldt hoe ik de onbe nullige dagbladrecensies met m'n sarcasmen striem", maakt evenwel, zoogoed als zijn Limburger confrater, den indruk van de bioscoop opzichzelj verderfelijk te achten. Alzoo 'n niet on-verdachte assistentie en ik wil hier nog eens nadrukkelijk verklaren, dat onze wegen absoluut uiteen loopen: ik streef naar veredeling, niet naar vernietiging van de bioscoop. En tegenover deze, nog vrij dubieuze mede strijders, staat 't Amsterdamsche blad, dat onlangs verraste, door 'n heftigen aanval op de beruchte TienGeboden"-film. De analogie met de tendentie dezer rubriek was treffend haast 'n beetje teveel: wat oorspronkelijkheid hadde zekerlijk niet geschaad. Maar toch, 't gaf moed ! Helaas ! de volgende week verschijnt 'n nabesprekinkje, dat alles weer ongedaan maakt. Fuetsie.. .. weg, hoop ! Weg, vreugde ! Dus toch wanhopen? Ik meen van niet ! Er zijn voor mij teekenen, die er op wijzen, dat 't zaad in deze eeuwig-groene kolommen gezaaid, wortel schiet. Als ik zoo eens de respectabele hoeveelheid sympathie-betuigingen naga, die ik in den loop van dit half jaar mocht ontvangen van vooraan staande tooneelkunstenaars en intellectueelen van allerlei schakeering dan zeg ik: nee, dit vraag stuk is niet meer te negeeren is niet meer door te zwijgen ! Bijzonder verheugend en van beteekenis lijkt mij ook 't standpunt, ingenomen door 't studentenweekblad Prppria Cures". 't Zij me vergund een en ander te citeeren. Na 'n grimmigen aanval op wat ik indertijd 't film-Amerikanisme doopte, zegt 't blad: ,.Langzaam maar zeker worden wij verpest door de Paramonut- en deSuperfilms.dat zijn de mannen zonder vest, dat zijn de wrieme lende volksmassa's en dat is last not least het goede slot (weshalve men onlangs Rudyard Kipling maar weer flink verkracht heeft). Men zou zoo zeggen, dat dit niet geheel zonder belang was. Maar wat doet hiertegen de dagblad-pers? Niets! Zij negeert deze invasie van Proletkult niet; neen, zij wijdt er mummelende en bangige besprekinkjes aan." Iets verder: Zij erkent de film, want zij recenseert; maar zij maakt haar eigen oordeel tot een carricatuur, door niet te oordeelen. Het verhaaltje wordt verteld, eenige liefkoozende opmerkingen en daarmee is het uit ! De dagbladpers helpt stelselmatig mee aan de smaakvergiftiging door haar karakterlooze en halfslachtige houding. De eenige journalist in Nederland, die systematisch en met kennis van zaken de film als kunstvorm uit de dollarsfeer tracht te redden, is Jordaan in de Amsterdammer." Zal zijn strijd ge wonnen worden? Het lijkt twijfelachtig zoo lang hem alls medewerking wordt onthouden, zoolang alle verdere perscritiek onbetrouw baar geflodder blijft." Tot zoover 't Studentenweekblad. Ik herhaal, 't is verheugend en van groot gewicht, dat 't orgaan van onze jonge intellectueelen, zoo onbe wimpeld de zijde kiest van den schrijver dezer rubriek. Van niet geringe beteekenis is ook 't feit, dat de actie van De Groene" in film-krantjes scherp wordt aangevallen. Wanneer in 't orgaan van 'n bioscoophouders-bond 'n artikel verschijnt onder den Shaw-eskentitel De man en het baantje", waarin rond weg wordt gezegd, dat deze campagne enkel en alleen ten doel heeft om den schrijver te helpen aan 't baantje van.... secretaris der bioscoopcommissie ! dan zeg ik: deze zaak is niet verloren, dat geeft den burger moed ! Misschien is 't ook als verschijnsel niet onaardig even te vermelden, dat n der kLinere bioscopen in z'n advertenties nadrukkelijk vermeldt: Gén Paramotint-film !" Men heeft mij gevraagd of ik niet bang ben den schijn van partijdigheid op me te laden, door voornamelijk Amerikaansche films en bepaalde theaters aan te vallen. Om te beginnen, houdt 't n verband met 't ander: 'n bioscoop, die voor namelijk Amerikaansche films vertoont, kan van 'n beoordeeling volgens mijn principes niets anders verwachten. Dat verder de strijd tegen de filmschund zich zoo langzamerhand geïdentifieerd heeft met den oorlog tegen de Yankee-rolprent, is niet mijn schuld. Ik veroordeel geen enkele film, zonder behoorlijk den tijd en de ruimte te nemen om m'n critiek te motiveeren. Ieder kan dus den ernst en de onpartijdigheid dezer rubriek voor zichzelf uitmaken. Opmerkelijk is ten sjotte 'n schrijven, dat ik ontving van Ir. C. J. Nijhoff, den Haag die mij als bereisd man, goed thuis in aller heeren landen, den raad geeft contact te zoeken met gelijkgezinde journalisten in 't Buitenland, om te trachten met vereende krachten 'n dam op te werpen tegen de Amerikaansche invasie. Hij verzekert mij, dat 'n gelijktijdig, eensgezind optreden, na 'n première b.v. in Londen belangrijk meer resultaat zal hebben dan 't vechten zoo op je eentje, 't Is moge lijk, en 't overwegen waard. Summa suminarum: na deze korten terugblik meen ik geen reden tot klagen te hebben. Mijn overtuiging, dat ik 'n hoogst belangrijke kwestie aanroerde, toen ik 'n half jaar geleden met m'n artikel Over film en film-critiek" 't bal opende en dat deze campagne weerklank en steun moest vinden, zij 't ook niet dadelijk, in de officiëele openbaarheid, deze overtuiging is gebleken juist te zijn. En dus alle pessimisme ten spijt breng ik Oom Sam, z'n leger betaalde en on-betaalde recla memakers en alles, wat in ons goede land vlot Amerikaansch spreekt, 'n hoofschen groet, met den degen: Tot den volgenden aanval." REMBRANDTTIIEATER De Nibelungen II. En nóg eens de Nibelungen !" En als er tien vervolgen aan waren, zou ik er tienmaal over schrijven ??tienmaal zou ik 't in de trage hersens van 't publiek willen pauken: gaat dit zien en leest er van ! Laat u de «ogen openen voor wat Kunst" is ziet hoe de eeuwige wetten der schoonheid, die 'n schilderij van Rembrandt zoowel als 'n stuk primitief aardewerk belieerschen, ook de nuchterste, modernste aller NIBELUNGEN II Nederl. Munt Hollands hoste W oenta sigaar technieken kunnen veredelen en opheffen tot hts waarlijk moois. Ik kan er ditmaal kort over zijn. Bij de bespre king van 't eerste deel heb ik aan de hand van foto's uitvoerig aangetoond, waarom en in welk opzicht, dit werk zich onderscheidt van alle andere cinema-producten. Van dit tweede deel kan ik alleen zeggen, dat 't zoo mogelijk nog beter is, dan 't eerste. Speciaal 't spel komt tot zijn recht (dit voor degenen, die meenden dat Nibe lungen" 'n zuiver kijkspel is !) en wel voornamelijk 't spel van Margarethe Schön (Kriemhilde). Deze, door de straffe hand van den regisseur, in 't eerste deel tot bijna onnatuurlijke reserve gedwongen actrice, ontplooit hier 'n speeltalent dat een voudig overweldigt. En alweer valt de alles over ziende, alles berekenende regie te bewonderen,die deze veer zoo wist te spannen dat ze bij 't terug springen den toeschouwer met verstomming slaat. Ook dit tweede deel bevestigt de hooge opinie die 't eerste deel uitlokte: dit is 'n keerpunt in de filmgeschiedenis met de Nibelungen" heeft de cinem;,t Jgrafie den ridderslag ontvangen! JORDAAN TAALVERWOESTING 38. GESCHOOLD, ONGESCHOOLD. Geschoolde arbeiders, geschoolde inbrekers, ge schoolde advocaten, geschoolde beren en apen, een ongeschoolde stem, het ongeschoolde oor, een ongeschoold handschrift, onze ongeschoolde ziel (Kloos): dat schubbige creatuur schuilt nergens voor weg en wordt overal vertroeteld en voor getrokken. Het streelt door zijn geluid het oor van onderwijsverzorgers, van wie een zwaar wichtig penvoerder onlangs schreef hun weten is ontoereikend, hun kunnen is ongeschoold." Waar hoort dit geschoold toch thuis? Wat geeft het toch te verstaan? Zet men het in de rij van: gebaard, gebrild, gekaalkopt, gegoudtand," dan moet het beduiden in het genot van een of meer scholen." Het ware dan schertsend te gebruiken voor het schouwspel, dat ons land aanbiedt na de groote Pacificatie en het leende zich dan tot uit breidingen als overgeschoold" en armgeschoold." En stelt men het naast gepoederd, geverfd, ge zalfd en geolied', dan is het afgeleid van zeker geheimzinnig werkwoord scholen", van hetwelk Prof. Casimir ons misschien den diep sluimcrenden zin zou kunnen onthullen. Maar met dit natuurlijk weer slordig en gemak zuchtig het Duitsch nagebauwde geschoold stop pen de taaischenders een schat van Nederlandsche woorden als dooden onder den grond. Afgericht, bedreven, bekwaam, geoefend, volleerd, kundig: al dat fijne eigen kristal wordt geruild voor n vormeloos kwispedoor, bij Hans Wurst gekocht. Onze economisten hebben geschoolde arbeiders" verkozen, omdat zij hun Nederlandsen kwijt zijn en het Engelsche skilled labor" niet weten te vertalen. Had men hier uit braniezucht of soms uit slaphartigheid geen der bovengenoemde Nederl. woorden willen overnemen, had men uit mooidoenerij een geleerden vakterm willen hebben, ook dan had het Nederlandsch klaar gestaan en bijv. van het werkwoord bekwamen een volkomen ter zake passend bekwaamd" aangeboden. Maai er zijn meer van die betweters, die Neerlands edel metaal voorbijstrompelen, om inorsig vreemd papier te gaan belekken. H A j E.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl