Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2477
INDIË'S TOEKOMST
Coming events cast their shadow before ! Maar
gebeurtenissen, die in het verleden liggen, doen ook
omgekeerd in later jaren nog wel hun schaduw
vallen op den gang van zaken. En zoo is het ook
met de plannen tot herziening van de staatsin
richting van Nederlandsen Indië, nu dit, over
eenkomstig de voorschriften der herziene grond
wet, zijn eerste schreden gaat zetten op den weg der
autonomie binnen het Koninkrijk.
Die gebeurtenissen in het verleden de ietwat
onvoorzichtige verklaring, die de Gouverneur
Generaal van Limburg Stirum in November 1918
deed afleggen in den Volksraad, waarin gesproken
werd van verschuivingen in de bestaande verhou
dingen, waarin staatkundige hervormingen in
uitzicht werden gesteld in verband daarmede. En
de huidige loop der dingen voorstellen tot
herziening van het regeeringsreglement, die de
bestaande verhoudingen geheel zullen omkeeren
bij verheffing tot wet, al schijnt htm ontwerper
zich van de verre strekking niet steeds bewust.
Het is de verdienste van het hieronder genoemd
werkje van Mr. Treub 1), dat hij den ban, waarin
wij schenen te zijn geraakt bij het streven naar het
invoeren van de inderdaad noodige hervormingen
in Nederlandsen Indië, verbreekt. De schrijver is
iemand, die niet stond onder den druk, dien de
gebeurtenissen van den onevenwichtigen tijd der
laatste jaren op de geesten schenen te leggen. Hij
beschouwt het vraagstuk der herziening los van
den onhistorischen opzet der aanhangige voorstel
len en voert ons terug naar den tekst der grondwet
om dezen, zooals hij luidt en niet zooals hij bij de
beraadslagingen in de Staten Generaal is toegelicht,
aan zijn verder betoog ten grondslag te leggen.
Indiëeene natie in wording? Ziedaar de vraag,
die het eerste hoofdstuk stelt en beantwoordt. Een
vraag, die in het middenpunt onzer beschouwingen
nopens de Indische hervormingen moet staan, om
dat, Werd zij bevestigend beantwoord, de nieuwe
staatsregeling er geheel anders uit zou moeten
zien dan wanneer men een veelheid van volkeren en
naties daarginds ziet,vereenigd in n staatsverband
uitsluitend door en onder het Nederlandse h gezag.
De schrijver voert ons bij de bespreking van dit
onderwerp terug naar de feiten. En niet zaodra
begint men zich hiervan rekenschap te geven, of
het denkbeeld dat daar eene volkseenheid aan het
groeien zou zijn, moet wijken. Noch in taal, noch
in godsdienst of wereldbeschouwing zijn die volke
ren aan elkander gelijk. Hunne maatschappelijke
structuur verschilt onderling sterk. Economieën
hebben zij elkander heel wat minder noodig en
onderhouden zij veel minder nauwe betrekkingen
?dan de volkeren van West-Europa. Hoe zou dan
die ne band van het Nederiandsch gezag, waar
van vele hunner overigens nog geen vijf en twintig
jaar daadwerkelijk iets bemerken, in staat zijn
geweest om daar geestelijk en materieel iets te
doen ontstaan, dat ook maar zweemde naar een
inwendig uit eigen kracht samenhangend geheel.
Ook al erkent men dat in de laatste tientallen
jaren het streven heeft bestaan om iets van de
Nederlandsche beschaving aan die volkeren deel
achtig te doen worden, hoe zou het dan nog kunnen
dat zij tot ne natie waren samengegrocid?
Men behoeft geen jaren in Indiëgeweest te zijn
om deze vraag ontkennend te beantwoorden. Wie
zich rekenschap weet te geven van de feitelijke
toestanden, die hij waarneemt, wie verder de ge
schiedenis der wording van de Europeesche naties
in hoofdtrekken kent, moet tot het inzicht komen,
dat het -Indische volk" slechts in de verbeelding
kan bestaan.
Met het antwoord, dat men op deze vraag geeft,
is in beginsel het oordeel ook uitgesproken over de
aanhangige wetsvoorstellen tot herziening der
staatsinrichting. Immers zonder het te zeggen,
staan deze voorstellen op den grondslag eener
aanwezige of wordende volkseenheid. Zij zouden
bij verheffing tot wet regelingen, die in hoofdzaak
golden in de Europeesche volksstaten, overbren
gen naar Oost-Indië. Indien zij al erkennen, dat dit
niet ten volle mogelijk is, doen zij dit in den vorm
van een concessie aan toestanden, waarvan men
nu eenmaal niet ontkennen kan, dat zij anders zijn
dan die in Westersche landen". Als ging het om
de ligging onder bepaalde hemelstreken in stede
van om .een socialen onderbouw bij den opzet van
de staatsinrichting.
De opzet van het tweede hoofdstuk van Mr.
Tretib's werk wijst in de richting van onderschei
ding tusschen de verschillende bestanddeelen, die
de bevolking van Nederiandsch Indiëvormen, de
inlandsche volkeren eenerzijds en datgene, dat
hen tezamen houdt, het Nederiandsch gezag ander
zijds. De schrijver zoekt overeenkomstig tic denk
beelden van den heer Ritsema van Eek de oplos
sing in de instelling, waar mogelijk of noodig, van
lichamen, voortkomende uit die inlandse h
volke1) Indië's Toekomst door Mr. M. W. F. Treub.
(Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. 1024).
ren, welke dan op
hunne beurt afge
vaardigden zenden
naar eene centrale
vergadering, die de
regeering inlicht
aangaande hetgeen
omgaat onder die
verschillende
volksgroepen. Desgelijks
laat het gouverne
ment zich voorlich
ten omtrent de
stroomingen onder
en de belangen van
het centrale Neder
landsche element in
de kolonie. Maar de
beslissing bij ver
schil van gevoelen
tusschen die twee
behoudt het Neder
iandsch gezag zich
voor, op grond van
zijn eigen taak, zijn
centrale plaats tus
schen al die volke
ren en belangen.
In tegenstelling
met de
regeeringsvoorstellen, die een
zwak centraal gou
vernement tegen
over een vertegen
woordigend lichaam
met grooten in
vloed, maar zonder
voor de aanwending
daarvan ooit ver
antwoordelijkheid te
kunnen voelen,zou
den brengen, zoekt
dus Mr. Treub de
oplossing in het be
houd van een stevig
bestuurscentrum,
dat uit de organieke
deelen van de kolo
nie zich doet voor
lichten omtrent het
geen daar aan staat
kundig denken en
voelen bestaat. Het
zwaartepunt der
staatkundige ''orga
nisatie wordt dan
gelegd bij de be
standdeelen, dat zijn
de werkelijke
volkseenhcden, die, ieder,.voor zich, in betrekking staan
tot het Nederiandsch opperbestuur.
Het derde hoofdstuk werkt nu de in de vorige
geschetste hoofdlijnen eenigszins uit. Het vestigt
daartoe in de eerste plaats de aandacht op de ge
varen, die de aangeboden voorstellen als gevolg van
hun principieel verkeerden opzet in de praktijk
zullen moeten hebben. De positie van den Gouver
neur Generaal, de Volksraad als vertegenwoordi
ging, de onder den naam wetgevende raad" uit
zijn midden te benoemen commissie, de behande
ling en inrichting der Indische begrooting en de
regeling der inwendige aangelegenheden", on
duidelijk begrip als dit laatste is, worden achter
eenvolgens besproken.
Daarbij wordt telkens het onhistorische, de
afwezigheid van verband tusschcn den in den loop
der tijden gegroeiden toestand en de ontworpen
wetsbepalingen, in de voorstellen aangetoond.
Maar in het bijzonder ontleent toch deze afdeeling
hare waarde aan het feit, dat de schrijver, zelf er
varen in de Nederlandsche politiek van rijk en
gemeente, telkens weet aan te toonen, welke feite
lijke gevolgen van de verwezenlijking dezer voor
stellen te duchten zouden zijn. Daar de Indische
autoriteiten alle ervaring op dit gebied missen,
ondanks de uiterlijke parlementaire vormen, waar
in men den Volksraad hulde, aangezien zij dus
deze gevolgen niet zoo goed konden voorzien als
de heer Treub, een gemis, dat noodwendig in de
voorstellen tot uiting moet zijn gekomen, zal men
goed doen naar dit waarschuwend woord te
luisteren.
Een slothoofdstuk waarschuwt eindelijk tegen
de gevolgen van eene politiek, die noodwendig zou
moeten leiden tot het verdwijnen van liet Neder
iandsch gezag uit den Archipel. Het vestigt te
recht de aandacht op het groote belang, d;1.t ook de
inlandsche bevolking heeft bij liet voortbestaan
van ons bestuur; het wijdt clan ook eenige be
schouwingen aan de redenen van internationalen
aard, die er nu eenmaal bestaan voor onze positie
in het Oosten. Inderdaad; door de geschiedenis is
ons daar een taak opgelegd, die Nederland niet in
den steek kan en mag laten, noch zich door onver
standige politiek, hoe goed bedoeld ook, laten
ontglippen. Het zou schade toebrengen aan zich
HET TYRANNIEKE KADAVER
Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan
NEE, ZEG IK!"
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER BERLIMBS, Haarlem
zelf in de eerste plaats, aan de aan zijn gezag toe
vertrouwde volkeren niet minder en ten slotte
aan de menschheid in haar geheel door de gevaren,
die zijn terugwijken uit den Archipel noodwendig
zou medebrengen voor den wereldvrede.
Ziehier de hoofdtrekken van Mr. Treub's werk,
dat na het laatste hoofdstuk nog eene bijlage bevat,
waarin de fictie van den groei eener Indische natie
nog eens duidelijk en meer in bijzonderheden wordt
behandeld.
Scherp en duidelijk zet het de hoofdlijnen uit en
de inhoud is waard te worden overdacht door ieder,
die het wel meent met ons vaderland en zijne kolo
niën. Hier deed zich een Nederiandsch staatsman
hooren met rijke ervaring op het gebied der Neder
landsche politiek, maar wiens verleden, buiten de
politiek, hem tevens de oogen had geopend voor de
waarde van de studie der geschiedenis. Zoo goed
als op het gebied der economie de historische groei
van een sociaal milieu naast inzicht in de theore
tische verklaring van verschijnselen van belang
is voor de bepaling der economische politiek, zoo
is ook bij de voorbereiding van staatkundige her
vormingen de basis voor de toepassing van welke
denkbeelden ook gelegen in de samenleving, zooals
die in den loop der historie zich heeft ontwikkeld.
Zoo ligt in het kort samengevat, de verdienste
van dit werk hierin, dat het tuis brengt buiten de
abstractie op staatkundig gebied, dat het ons