De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 december pagina 4

6 december 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2477 INDIË'S TOEKOMST Coming events cast their shadow before ! Maar gebeurtenissen, die in het verleden liggen, doen ook omgekeerd in later jaren nog wel hun schaduw vallen op den gang van zaken. En zoo is het ook met de plannen tot herziening van de staatsin richting van Nederlandsen Indië, nu dit, over eenkomstig de voorschriften der herziene grond wet, zijn eerste schreden gaat zetten op den weg der autonomie binnen het Koninkrijk. Die gebeurtenissen in het verleden de ietwat onvoorzichtige verklaring, die de Gouverneur Generaal van Limburg Stirum in November 1918 deed afleggen in den Volksraad, waarin gesproken werd van verschuivingen in de bestaande verhou dingen, waarin staatkundige hervormingen in uitzicht werden gesteld in verband daarmede. En de huidige loop der dingen voorstellen tot herziening van het regeeringsreglement, die de bestaande verhoudingen geheel zullen omkeeren bij verheffing tot wet, al schijnt htm ontwerper zich van de verre strekking niet steeds bewust. Het is de verdienste van het hieronder genoemd werkje van Mr. Treub 1), dat hij den ban, waarin wij schenen te zijn geraakt bij het streven naar het invoeren van de inderdaad noodige hervormingen in Nederlandsen Indië, verbreekt. De schrijver is iemand, die niet stond onder den druk, dien de gebeurtenissen van den onevenwichtigen tijd der laatste jaren op de geesten schenen te leggen. Hij beschouwt het vraagstuk der herziening los van den onhistorischen opzet der aanhangige voorstel len en voert ons terug naar den tekst der grondwet om dezen, zooals hij luidt en niet zooals hij bij de beraadslagingen in de Staten Generaal is toegelicht, aan zijn verder betoog ten grondslag te leggen. Indiëeene natie in wording? Ziedaar de vraag, die het eerste hoofdstuk stelt en beantwoordt. Een vraag, die in het middenpunt onzer beschouwingen nopens de Indische hervormingen moet staan, om dat, Werd zij bevestigend beantwoord, de nieuwe staatsregeling er geheel anders uit zou moeten zien dan wanneer men een veelheid van volkeren en naties daarginds ziet,vereenigd in n staatsverband uitsluitend door en onder het Nederlandse h gezag. De schrijver voert ons bij de bespreking van dit onderwerp terug naar de feiten. En niet zaodra begint men zich hiervan rekenschap te geven, of het denkbeeld dat daar eene volkseenheid aan het groeien zou zijn, moet wijken. Noch in taal, noch in godsdienst of wereldbeschouwing zijn die volke ren aan elkander gelijk. Hunne maatschappelijke structuur verschilt onderling sterk. Economieën hebben zij elkander heel wat minder noodig en onderhouden zij veel minder nauwe betrekkingen ?dan de volkeren van West-Europa. Hoe zou dan die ne band van het Nederiandsch gezag, waar van vele hunner overigens nog geen vijf en twintig jaar daadwerkelijk iets bemerken, in staat zijn geweest om daar geestelijk en materieel iets te doen ontstaan, dat ook maar zweemde naar een inwendig uit eigen kracht samenhangend geheel. Ook al erkent men dat in de laatste tientallen jaren het streven heeft bestaan om iets van de Nederlandsche beschaving aan die volkeren deel achtig te doen worden, hoe zou het dan nog kunnen dat zij tot ne natie waren samengegrocid? Men behoeft geen jaren in Indiëgeweest te zijn om deze vraag ontkennend te beantwoorden. Wie zich rekenschap weet te geven van de feitelijke toestanden, die hij waarneemt, wie verder de ge schiedenis der wording van de Europeesche naties in hoofdtrekken kent, moet tot het inzicht komen, dat het -Indische volk" slechts in de verbeelding kan bestaan. Met het antwoord, dat men op deze vraag geeft, is in beginsel het oordeel ook uitgesproken over de aanhangige wetsvoorstellen tot herziening der staatsinrichting. Immers zonder het te zeggen, staan deze voorstellen op den grondslag eener aanwezige of wordende volkseenheid. Zij zouden bij verheffing tot wet regelingen, die in hoofdzaak golden in de Europeesche volksstaten, overbren gen naar Oost-Indië. Indien zij al erkennen, dat dit niet ten volle mogelijk is, doen zij dit in den vorm van een concessie aan toestanden, waarvan men nu eenmaal niet ontkennen kan, dat zij anders zijn dan die in Westersche landen". Als ging het om de ligging onder bepaalde hemelstreken in stede van om .een socialen onderbouw bij den opzet van de staatsinrichting. De opzet van het tweede hoofdstuk van Mr. Tretib's werk wijst in de richting van onderschei ding tusschen de verschillende bestanddeelen, die de bevolking van Nederiandsch Indiëvormen, de inlandsche volkeren eenerzijds en datgene, dat hen tezamen houdt, het Nederiandsch gezag ander zijds. De schrijver zoekt overeenkomstig tic denk beelden van den heer Ritsema van Eek de oplos sing in de instelling, waar mogelijk of noodig, van lichamen, voortkomende uit die inlandse h volke1) Indië's Toekomst door Mr. M. W. F. Treub. (Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. 1024). ren, welke dan op hunne beurt afge vaardigden zenden naar eene centrale vergadering, die de regeering inlicht aangaande hetgeen omgaat onder die verschillende volksgroepen. Desgelijks laat het gouverne ment zich voorlich ten omtrent de stroomingen onder en de belangen van het centrale Neder landsche element in de kolonie. Maar de beslissing bij ver schil van gevoelen tusschen die twee behoudt het Neder iandsch gezag zich voor, op grond van zijn eigen taak, zijn centrale plaats tus schen al die volke ren en belangen. In tegenstelling met de regeeringsvoorstellen, die een zwak centraal gou vernement tegen over een vertegen woordigend lichaam met grooten in vloed, maar zonder voor de aanwending daarvan ooit ver antwoordelijkheid te kunnen voelen,zou den brengen, zoekt dus Mr. Treub de oplossing in het be houd van een stevig bestuurscentrum, dat uit de organieke deelen van de kolo nie zich doet voor lichten omtrent het geen daar aan staat kundig denken en voelen bestaat. Het zwaartepunt der staatkundige ''orga nisatie wordt dan gelegd bij de be standdeelen, dat zijn de werkelijke volkseenhcden, die, ieder,.voor zich, in betrekking staan tot het Nederiandsch opperbestuur. Het derde hoofdstuk werkt nu de in de vorige geschetste hoofdlijnen eenigszins uit. Het vestigt daartoe in de eerste plaats de aandacht op de ge varen, die de aangeboden voorstellen als gevolg van hun principieel verkeerden opzet in de praktijk zullen moeten hebben. De positie van den Gouver neur Generaal, de Volksraad als vertegenwoordi ging, de onder den naam wetgevende raad" uit zijn midden te benoemen commissie, de behande ling en inrichting der Indische begrooting en de regeling der inwendige aangelegenheden", on duidelijk begrip als dit laatste is, worden achter eenvolgens besproken. Daarbij wordt telkens het onhistorische, de afwezigheid van verband tusschcn den in den loop der tijden gegroeiden toestand en de ontworpen wetsbepalingen, in de voorstellen aangetoond. Maar in het bijzonder ontleent toch deze afdeeling hare waarde aan het feit, dat de schrijver, zelf er varen in de Nederlandsche politiek van rijk en gemeente, telkens weet aan te toonen, welke feite lijke gevolgen van de verwezenlijking dezer voor stellen te duchten zouden zijn. Daar de Indische autoriteiten alle ervaring op dit gebied missen, ondanks de uiterlijke parlementaire vormen, waar in men den Volksraad hulde, aangezien zij dus deze gevolgen niet zoo goed konden voorzien als de heer Treub, een gemis, dat noodwendig in de voorstellen tot uiting moet zijn gekomen, zal men goed doen naar dit waarschuwend woord te luisteren. Een slothoofdstuk waarschuwt eindelijk tegen de gevolgen van eene politiek, die noodwendig zou moeten leiden tot het verdwijnen van liet Neder iandsch gezag uit den Archipel. Het vestigt te recht de aandacht op het groote belang, d;1.t ook de inlandsche bevolking heeft bij liet voortbestaan van ons bestuur; het wijdt clan ook eenige be schouwingen aan de redenen van internationalen aard, die er nu eenmaal bestaan voor onze positie in het Oosten. Inderdaad; door de geschiedenis is ons daar een taak opgelegd, die Nederland niet in den steek kan en mag laten, noch zich door onver standige politiek, hoe goed bedoeld ook, laten ontglippen. Het zou schade toebrengen aan zich HET TYRANNIEKE KADAVER Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan NEE, ZEG IK!" GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER BERLIMBS, Haarlem zelf in de eerste plaats, aan de aan zijn gezag toe vertrouwde volkeren niet minder en ten slotte aan de menschheid in haar geheel door de gevaren, die zijn terugwijken uit den Archipel noodwendig zou medebrengen voor den wereldvrede. Ziehier de hoofdtrekken van Mr. Treub's werk, dat na het laatste hoofdstuk nog eene bijlage bevat, waarin de fictie van den groei eener Indische natie nog eens duidelijk en meer in bijzonderheden wordt behandeld. Scherp en duidelijk zet het de hoofdlijnen uit en de inhoud is waard te worden overdacht door ieder, die het wel meent met ons vaderland en zijne kolo niën. Hier deed zich een Nederiandsch staatsman hooren met rijke ervaring op het gebied der Neder landsche politiek, maar wiens verleden, buiten de politiek, hem tevens de oogen had geopend voor de waarde van de studie der geschiedenis. Zoo goed als op het gebied der economie de historische groei van een sociaal milieu naast inzicht in de theore tische verklaring van verschijnselen van belang is voor de bepaling der economische politiek, zoo is ook bij de voorbereiding van staatkundige her vormingen de basis voor de toepassing van welke denkbeelden ook gelegen in de samenleving, zooals die in den loop der historie zich heeft ontwikkeld. Zoo ligt in het kort samengevat, de verdienste van dit werk hierin, dat het tuis brengt buiten de abstractie op staatkundig gebied, dat het ons

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl