De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 6 december pagina 5

6 december 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2477 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND historisch oriënteert en ons dientengevolge plannen geeft, die zich in hunne hoofdlijnen aansluiten bij de feitelijke verhoudingen ginds. In hunne hoofdlijnen; het zou niet goed zijn daartegenover niet te erkennen, dat niet steeds het betoog op alle détailpunten smetteloos is. Zoo zou men de vraag kunnen stellen, of de autonomie van een Indisch gewest, instelling der Nederlandsche administratie als dit is, wel een juist voorbeeld zou zijn van volksautonomie, gelijk de schrijver die bepleit? (blz. 24). Zoo kan men ook vragen, of het typische karakter der Indische stad, gemeenlijk een Europeesch centrum met omliggen de en tusschenliggende kampongs, met ieder hun eigen verband, zich wel zou afspiegelen in een Europeeschen gemeenteraad naast eenige kampongbesturen (blz. 27)? Er zou toch voor het minst een centraal bestuur over dat kleine comglomeraat moeten zijn. Zoo is ook de vraag, of een vertegen woordigend college voor Java (blz. 33) niet de principieele fout van den Volksraad" voor geheel Indi op kleiner schaal zou herhalen, want op dit eiland wonen ook drie inlandsche volkeren met belangrijk verschil in taal en eenigszins in economisch leven. En zoo stelde ik een enkele maal nog wel eens een vraagteeken bij het betoog. Doch niet in de bijzonderheden ligt de beteekenis van dit werk. Haar zie ik veeleer in het oordeel, dat een Nederlandsch staatsman, met zulk eene politieke ervaring, bovendien wetenschappelijk historisch georiënteerd op het gebied de.- staat huishoudkunde, velt over de richting, die onze koloniale politiek dreigt te gaan. Laat er op die détails iets te zeggen zijn, voor het oogenblik gaat het om belangrijker vragen, om de hoofdlijnen van het nieuwe Indische staatsgebouw. En voor dit laatste bevat Mr. Treub's werk uiterst belangrijke bouwstoffen. <*.>«ij J. C. K i E L s T R A Dr. A. W. BRONSVELD f In den vroegen morgen van 30 November 1924 ontsliep op ruim 85-jarigen leeftijd te Utrecht een man van meer dan gewone beteekenis: wegens zijn arbeid, zijne gaven en verdiensten, wegens zijne trouwen bovenal Wegens zijn karakter. Reeds is hij veelzijdig herdacht, gekenschetst, gehuldigd: door vrienden en vijanden, door geestverwanten, vaken ambtgenooten. Waag ik desniettemin zonder mij onder n hunner eene plaats te mogen aan matigen Nochtans een kort woord aan zijne nagedachtenis te wijden, dan geschiedt dit voor eerst op dringend verzoek der redactie; doch vooral, omdat ik meer dan 40 jaren een stadgenoot was van den overledene, die hem van nabij kon gadeslaan, van tijd tot tijd met hem mocht samen werken en onder alle omstandigheden eene wanne en oprechte genegenheid voor hem heeftIgevoeld. Eene levensschets is overbodig en ligt niet op mijn weg. Ik ontleen slechts enkele feiten aan het doordacht en in menig opzicht door vorm en inhoud uitmuntend artikel van Dr. Hulsman in de Nieuwe Courant van l Dec., die op zijne beurt geput heeft uit het levensbericht van Prof. van Veen. Geboren in 1839 te Harderwijk, bereikte hij reeds op 17-jarigen leeftijd de universiteit te Utrecht en onderscheidde hij zich aldaar door zijne kunde en ijver, zoowel als door zijne levendige deelneming aan het studentenleven, zoodat hij bij zijne pro. motie tot doctor in de theologie in 1862 en zijn ver trek uit Utrecht eene breede vriendenschaar moest vaarwel zeggen. Na aanvankelijk te Ophemert, te Charlois en een twaalftal jaren te Haarlem hct destijds nog algemeen geëerd predikambt in de Ned. Hervormde kerk te hebben bekleed, werd hij in 1880 te Utrecht beroepen. Hier bleef hij 35 jaren werkzaam en leefde er na zijn emeritaat in 1915 nog 9 jaren als ambteloos burger. Vertoont zijn openbaar leven oogenschijnlijk een benijdens waardige kalmte en regelmaat, zijn huiselijk leven kenmerkte zich door menige schokkende gebeurte nis. Mijne taak bestaat uitsluitend in de toelichting, kan het zijnde rechtvaardiging, van eerstgenoemd oordeel. De levenslange arbeid van een meer dan 80jarigen grijsaard, zoo al niet als ambtenaar in dienst van staat of kerk dan toch als schrijver en voorlichter der openbare meening, is reeds op zich zelf een merkwaardig verschijnsel. Een onver zwakte helderheid van geest bij het afnemen van lichaamskrachten en -vermogens is somtijds een twijfelachtig voorrecht. Bij Dr. Bronsveld bleek zij eene bron van troost en geestkracht. Na den diep betreurden dood zijner echtgenoote hervatte hij zijn afgebroken werkzaamheid met hernieuwden ijver. Vrienden en vreemden genoten van zijne frische denkbeelden, voortgesproten uit de rijke bronwei eener ernstige levensbeschouwing. Dr. Bronsveld bezat onmiskenbare gaven van woord en pen, welke hem reeds in de studenten wereld een eereplaats verschaften en onder zijne latere ambtgenooten zeker aanzien verzekerden. Zonder meesleepende welsprekendheid sloot zijne weloverwogen en welverzorgde prediking uitnemend aan bij de behoeften van zijn talrijk en afwisselend gehoor. Ontwikkelden werden geboeid door zijn ernstig woord en gekuischte taal; de grqote menigte trok hij aan door zijn gemoedelijke vroomheid en blijmoedigen humor. Met fijn ver nuft en schijnbare onopzettelijkheid maakte hij vaak rake opmerkingen, die indruk maakten en den spreker de aandacht, zoo al niet de bewonde ring, verschaften zijner veelsoortige hoorders. Bovendien bezat hij in ruime mate het kostelijk talent, zijne gedachten gemakkelijk te ordenen, en duidelijk uit te drukken of te boek te stellen. Het aantal zijner geschriften in den vorm van monographieën,maar vooral van brochures, tijdschrift-en dagblad-artikelen is nauwelijks geringer dan dat zijner godsdienstige toespraken. Onder deze komt de eerste plaats toe aan zijne ,,Herinneringen" en de bijna ontelbare kronieken in de Stemmen voor Waarheid en Vrede", welke hij nagenoeg een halve eeuw lang met onverdroten ijver heeft geredigeerd. Zij toonen eene groote ontvankelijk heid voor de indrukken, welke waarneming en ervaring,binnen- en buitenslands, bij hem wekten, evenals een sterken aandrang om anderen hiervan deelgenoot te maken. Met kinderlijke vreugde ver vulde hem elk blijk van belangstelling en waar deering van zijn eigen gedachtenwereld, inzonder heid waar dit hem verraste als afkomstig van andersdenkenden. Zijne verdiensten kan alleen de kerk of de gemeen te naar waarde schatten. De Ned. Hervormde kerk, waaraan hij hoofd en hart had verpand, vond in DR. A. W. BRONSVELD hem een zijner beste dienaren; de gemeente, waar aan hij verbonden was, genoot volop en onverdeeld van zijne kunde en ijver: niet alleen op het gestoelte der eere in hare bedehuizen, maar ook in de nederige lokalen harer wijkverpleging en bijbellezingen, of in de woningen van zieken en behoeftigen, die zijn bijstand nooit tevergeefs inriepen en hem steeds bereid vonden op zijn post. Den meesten en besten arbeid heeft hij verricht in de stulpen der armen en de binnenkamers zijner gemeenteleden: een wakker werker in zijns Hoeren wijngaard. Doch niet daar alleen. Zijn levendige geest zag over de muren van eigen arbeidsveld heen en stelde groot belang in de gewichtige vragen, welke staat en maatschappij bewogen. Hij had een sterke voorliefde voor het historisch Protestantisme van zijn vaderland en betreurde diep den toenemenden omvang en invloed der Roomsch Katholieke kerk, die z.i. de levenssappen van het Christendom dreigde te doen opdrogen. Daarom concentreerde zich zijn afkeer van eene Coalitie op politiek gebied in een bitteren weerzin tegen hare beide grootste voorstanders, Dr. Schaepman en Dr. A. Kuyper, wien hij openlijk verweet het godsdienstig ge moedsleven dienstbaar te maken aan staatkundige doeleinden. Tegelijkertijd bestreed hij aanhoudend de afdwalingen der moderne richting, welke naar zijn gevoelen eveneens den godsdienstzin des volks ondermijnden en bedierven. Toch vleide hij zich niet eene mogelijke toenadering tusschen recht-en vrijzinnigen op staatkundig gebied om zich ge zamenlijk te verzetten tegen de onderwerping van den vrijen Protestantschen geest van den Roonischen clerus of de Calvinistische confessie. Hieruit JAC URLUS HAVANA 12 CENTS SIGAAR Vraagt monster niet adres van Uw winkelier bij FLEVO UTRECHT verklaart zich zijne medewerking aan de oprich ting eener afzonderlijke kiesvereeniging te Utrecht onderde bekende leuze: Eendracht maaktMacht", welke tijdens den schoolstrijd aan de godsdienstige behoeften des volks wilde tegemoet komen, zonder zich aan eenig kerkgezag te onderwerpen en aan paedagogische eischen afbreuk te doen. Naast de school met den Bijbel moest ook de neutrale staatsschool doortrokken zijn van een ruimen Christelijken geest. Inderdaad heeft deze kies vereeniging, ondanks den spot en tegenstand van weerskanten, een tijd lang aan de beginselen eener vrijzinnige staatkunde te Utrecht de over hand verschaft, totdat de zucht tot volkomen financieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, ten gevolge van de toenemende ver scherping der tegenstellingen, het eerste met ondergang bedreigde. Meer nog dan door talenten en verdiensten onderscheidde Dr. Bronsveld zich door de onbezweken trouw, waarmede hij zijn gelkfd predikambt ruim een halve eeuw heeft bekleed. Hier was hij bovenal in zijn element. Geen geld of aanzien was in staat hem daaraan te onttrekken en zijn gaven en diensten ter beschikking te stellen van weten schap of politiek. De eervolle benoeming door de Synode tot kerkelijk hoogleeraar in de hoofdstad in 1889 wees hij beslist van de hand; voor de ver leiding, welke zoovelen zijner ambtgenooten op staatkundig gebied deed afdwalen, is hij niet be zweken. Hij bleef getrouw aan zijn eerste liefde en gaf daardoor een eerbied- en navolgenswaardig voorbeeld aan vele jongeren, die het kerkelijk ambt als een begin of een voetstuk beschouwen om eerlang geheel andere doeleinden na te jagen. Zijne staatkundige bemoeiingen bleven beperkt binnen de enge grenzen en ondergeschikt aan de hooge eischen van zijn ambt, dat hij fier handhaaf de en alom wist te doen eerbiedigen. Bovenal echter openbaart zich de buitengewone beteeke nis van Dr. Bronsveld in zijn karakter. Bescheiden zonder overdreven nederigheid, standvastig zon der eigenwaan, gemoedelijk zonder overgevoelig heid, "vrijzinnig zonder hooghartigheid, gods dienstig zonder benepenheid of onverdraagzaam heid, was hij niet alleen een getrouw dienaar der kerk, doch ook een edel mensen en braaf staats burger. De waarheid, zooals hij die zag, heeft hij nimmer verloochend, de liefde niet verzaakt, de hoop niet opgegeven, n:,ch in den feilen strijd voor zijne beginselen zijne wapenen door onwaardige persoonlijkheden bezoedeld. Een baanbrekend genie, een groot man in den verheven zin van leider van mcnschen is hij niet geweest en kon noch wilde hij zijn. Grot t was hij daarentegen in zijnonwrikbaargeloofinde waarheid en de onver gankelijkheid van het Christendom en in zijn rusteloozen ijver voor de zegepraal der daarin besloten zedelijke beginselen. Dat deze door verscherping der tegenstellingen tusschen Rome en enéve, tusschen clericalen en liberalen, tusschen kapitaal en arbeid meer en meer in het nauw werden gedreven, bedroefde hem maar ontmoedigde hem niet. Hem was het ontzegd de talrijke antithesen in synthesen op te lossen; maar als gids voor honderden, als weldoener voor duizenden, als een voorbeeld van strenge plichtsbetrachting voor tienduizenden,baande|hij den wegdaartoe.Moest hij, als ieder onzer, de verzoening der vijandige geesten aan nog grooteren overlaten, hij sloot de oogen in vast vertrouwen, dat die blijde toekomst eenmaal zou aanbreken onder de ondoorgrondelijke leiding eener hoogere macht, die het kleed der oneindig heid weeft niet draden van eeuwen. J. DE LOUTER VAN DER 6LU/Ó MEUBELS 'LöTOFFENj1 BEHANG GEHEELE WOON INRICHTING DEN HAAG NQORDEINDE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl