Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2477
PEEK& CLOPPENBURG
i*
f
4*
5
?UI»
J?
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts I 3.?per kwartaal
of 110.?p. j. bij vooruitbetaling.
UW INTERIEUK IKfT
JAREN MET t MEDE
LAAT HET DOOP DE
VERZORGEN
Zooeven verschenen:
J~a.eq-u.es
Dr. Mabiise, de speler
Prijs innen. ll.90;geb. 1240
Uitgave EM. QUERIDO, Amsterdam
Het feit, dat er dagelijks meer
WHITE
VRACHTWAGENS EN OMNIBUSSEN
op den weg verschijnen, spreekt voor zich zelf.
De prijzen zijn concurreerend.
ALLEENVERTEOENWOORDIOINQ VOOR NEDERLAND:
NV. Gebrs. NE F K EN S' Automobiel Maatschappij
ALLEEN: AMSTERDAM, Jacob Obrechtstraat 26, Tel. 22507.
? UTRECHT, Nachtegaalstraat 55, Tel. 3061.
Geen filialen, ook niet in andere plaatse n. .
BIJKOMSTIGHEDEN
CLI.
Wie de dwalingen zijns weegs inziet, doet het
beste daar onmiddellijk voor uit te komen, en zoo
ben ik al aan mijn kaptafel gaan zitten om amende
honorable te doen voor mijn gebrek aan liefde en
eerbied tegenover Parijs, terwijl het bois" op
geen vijf minuten afstand is en de lichtjes van de
taxi's als vroolijke dwaallichtjes over de Champs
Elysées schieten, om straks onder den Are de
Triomphe te verdwijnen....
Want ik heb me onhebbelijk tegenover Parijs
gedragen en ,,je m'en faisais gloire". Ik had me
geërgerd aan de brave Hollanders, voor wie naar
Parijs gaan beteekent onbenullig-aanstootelijke
comedies naloopen, in nachtcafé's zitten en met
bravoure zich voor alles interesseeren en van alles
genieten, waarnaar hun deugdzaamheid in hun
eigen land niet zou omzien; en terecht. En ik
miste zelf het initiatief om iets anders te doen, dan
eindeloos over de steenenwinkel van Père
Lachaise heen te dwalen, in stinkende metro's te
zitten, en in den grand opéra te ervaren, dat uit
gaande" menschen van alle nationaliteiten meestal
weinig aantrekkelijke menschen zijn. Wie Parijs
als tourist" wil zien, en consciëntieus Baedeker
wil afwerken, iederen dag eenige kerken, een paar
zalen van het Louvre, een schouwburg en een
grand magasin" wil doen", houdt niets anders
over dan een herinnering aan eindelooze drukte,
en een moeheid zonder eind.
Maar wat wordt de stad lief, als je 's ochtends
zoo maar eens uitloopt, zonder doel en zonder be
paalde verwachting, onder den ijlen herfsthemel,
in de zachte najaarslucht, die de laatste rozen aan
de struiken nog heeft gespaard, en die ons soms zoo
misleidend aan lente doet denken, dat de Maart
sche viooltjes ons als een normale tooi aandoen.
En als je dan zoo heelemaal niets verwacht,
gebeuren er altijd prettige dingen: opeens klinkt
er jubelend muziek over den boulevard; alle meisjes
stormen naar de balcons, de menschen blijven glim
lachend staan, en daar stappen de chasseurs alpins
voorbij, ze kantelen vroolijk hun hoorns door de
lucht, en er is een zoo meesleepend tempo in hun
blazen en in hun stappen, dat zelfs de meest over
tuigde pacifist even zijn hart mee voelt dansen,
en spontaan-weg zich overtuigd houdt, dat dit
lan ongetwijfeld tot de overwinning moet voeren.
Later, bij het graf met het altijd brandende
vuur, en erger, als een sympathieke, jonge man,
snel met de vingers sprekend, zich verstaanbaar
moet maken, omdat in den slag zijn mond onher
stelbaar is verminkt, beseffen we wel weer den
anderen kant van den oorlog, en het namelooze
leed, dat hij over de wereld heeft gebracht, maar,
om met Sprotje's moeder te spreken:
god-nog-antoe, laten de pacifisten dan ook eens in zóó'n
tempo over den boulevard draven, en van hun
ideaal getuigen in even mecsleepende muziek !
Een mensch is après tont toch maar een primitief
wezen, en beter dan wijze redenaties tegen hem
te houden is het zijn hart te overrompelen.
Wat ons telkens weer sterk trof, is de stilte vlak
naast de ergste roerigheid: net heb je nog staan
kijken, hoe de auto's als zorgelooze visschen langs
en tusschen elkaar heen kronkelen, en hoe de
telkens verschietende witte en roode lichten beurt
om beurt een andere richting" een kans geven,
om een endje op te schieten en dan sta je opeens
op het te de la cité, als op de voorplecht van een
schip, en kijkt over het groenige water en hangt
over de balustrade, terwijl er geen ander geluid is
dan het kabbelen van het water, en het dorpsch
gepraat van een paar vredige oudjes op een bankje.
Een eindje verder, onder de mooie bogen van Ie
pont neuf, zijn ze zelfs aan het hengelen, zooals
bij ons peueraars aan de Leidsche vaart, en als we
de trappen zijn opgeklommen om naar den anderen
arm van de Seine te gaan, vinden we de inboorlin
gen bezig met rolschaatsen rijden over het leege,
glimmerige asfalt.
We zijn ook naar de St. Eustache geweest. D.ie
had zelfs den vorigen keer mijn zich verhardend ge
moed getroffen, omdat er in haar bouw een harmo
nie is, die iedereen moet dwingen te bekennen: Ja,
zoo heb ik altijd een kerk bedoeld".
Maar zooals zij vanochtend was, met een bleeke
zon hoog over de pilaren, met in de verte de nobele
figuren, stil zich bewegend over het altaar, en de
ijle jongensstemmen van het koor, die bijna
bovenaardsch door het hooge gewelf zweefden, zoo had
ik haar nog nooit beleefd.
Toen we er uit kwamen, stonden we midden
tusschen den rommel van de Halles; koolblaren,
papieren, mandarijnenschillen lagen over den
grond; de scherpe geur van uien drong prikkelend
in onze neusgaten; zware karren reden voorbij;
een reinigingsauto spoot de modder van de straat;
Zondag of gén Zondag, het werk moest gedaan
worden en heel hoog boven ons was de lichte lucht,
met witte, ijle wolkjes. Nooit heb ik zoo sterk ge
voeld, dat de hemel en het gewone sterke, daad
werkelijke leven bij elkaar hooren, als daar op het
oude bordes. A N N i E S A L o M o N s
OVERWEGINGEN
Eens heeft hij me het volgende geschreven
(want wij hadden een afspraak, elkaar altijd onze
stemmingen mede te deelen, om er ons daardoor
van de bevrijden):
Aschgrauwe stemming. Alles staat stil; een
grijze en natte atmosfeer om mij en in mij. Alles
schijnt te wachten, waarop, waarop? Er dwarrelen
gedachten in mij omhoog, Ze leggen zich dan weer;
plannen herinner ik mij, liefden en afschuw: ik
weet dat ze me eens hebben vervuld; nu ben ik
leeg. Ik weet slechts, gevoel niets, ben nog nauwe
lijks. Wel steekt telkens een wind op van voor
nemens, maar hij waait in het rond: niets dan stof
fige blaren doet hij vliegen, die ter plaatse zelf
weer dalen.
En op eenmaal besef ik. Het is genoeg, dit alles.
Het is mij genoeg, dit leven, het is mij te veel.
Ik wil niet langer berekenen en bedenken, voorzien
en zorgen, om kleine winsten; niet langer verkies
ik in banden te blijven, banden die luttele liefde
omsluiten en een schijn van vriendschap. Neen,
neen en neen. Neen tegen hen die mij vasthouden
met hun aanhankelijkheid, tegen hen die mijn hulp
nog behoeven. Neen tegen het tot nu toe
verkregene, dat alleen groot worden kan door nieuwen
zelfdwang. Neen tegen recht en rede, tegen voor
zichtigheid, arbeidzaamheid en orde. Weg met
die boeken, zoo gelijkmatig gerijd; weg met
vriendelijkheid en geduld. Geen vastheid meer in
werk en belooning, geen zekerheid meer in mijn
leven. Warmte en weelde: onvoldoende. Rust en
bevrediging: 't walgt me. Onderneming op korten
termijn, schepping van waarden die ieder zal
waardeercn: genoeg ! Ik schud het hoofd, ik schuif
iets ter zijde met een gemelijke hand: zelf weet ik
niet wat. O, vertrekken ! Eens te meer alles achter
laten en vergeten. Nieuwe zeeën te zoeken, andere
daden te bestaan, root worden door alles en een
ieder te versmaden, te putten uit het ze!/ alleen;
een Held zijn. In nooit geziene landen op nog
ongeboren ochtenden te ontwaken, in de armen
eener ongekende, onder een nieuwe zon.'Zeeën te
bevaren nog nimmer aanschouwd; en eindelijk
op het Unieke Schip naar andere planeten !"
Maar vroeger had ik deze ontboezeming van
hem ontvangen:
We hadden het gisteren genoeglijk. Het
schuitfe voer zoo gezellig, het kacheltje lachte, en het
koper, wat glom het! Ik was nu op weg, bedacht
ik tevreden, behaaglijk. Mijn leventje had toch
zijn zonzij. Een vaste karwei die nooit meer
denken vereischte, en het winstje volstond. Goed
ronde inborst en ronde goedlijfschheid. Alles op
tijd, alles voorzien, een kus en een lach, een opwek
kend woordje en een ernstig, beide van pas. Een
kind dat groeide tot ieders verblijden; een pak
voor elke gelegenheid, het zij feestmaal of plechtige
hulde, het zij werken of ontspanning; en moeder
de vrouw. Een levensbeschouwing die zich nooit.
voordeed dan op Zondag, als geen werk erdoor
werd gehinderd; die kwetsend was voor niemand,
die eerbied voorschreef voor andersdenkenden,
en hun eerbied afdwong. Tevredenheid, zelfvol
daanheid, plezier in het kleeden, scheren en
kasboekhouden; en dan 't besef: mijn werkje is
noodig en nuttig, decoratie en jubileum wachten
me aan 't einde. Als allen waren als ik...."
Hij is tenslotte noch de man van den eersten
brief geworden, noch die van den anderen. Een
zweem van amechtigheid in den eersten doet wel
vermoeden, dat hij niet werkelijk hoopte, ooit
andere planeten" te kunnen bereiken; en de
zelfspot die hem, den verfijnden man van weten
schap, den lateren vinder van zooveel nieuws,
ertoe bracht zich in den tweeden brief als een
belachelijken kleinen burger te schetsen, is het
beste bewijs dat zijn schip meer was dan een trek
schuit. Het is een goed en zeewaardig schip geble
ken, dat is uitgegaan op Redelijk Avontuur en
meermalen met matige doch kostelijke winst
terugkwam. Daar de schipper de waarde der bur
gerlijke orde besefte en met koele rede wist te
rekenen, vermeed hij alle hersenschimmige tochten;
maar zijn droomen van vrijheid en grootheid
hielden hem niet minder ver van sleur en zelf
genoegzaamheid. Door een kapitein bestuurd die
de uitersten kende, heeft dit schip den waren weg
in het midden bevaren.
J. H O L L E M A N W E E N I N C K >
[ HOOFIEN'S ROOMBOTER l
I WORDT SPECIAAL BEREID l
HETBQEK
VAN DEWEEK
Onmisbaar voor eiken
Mah-Jonggspeler
Babcock's Spelregels
VOOR
MAH-JONGG
Het spel der 1000 wonderen
Voor Nederland vertaald
door B I A N G - M E E
Alom verkrijgbaar - Prijs geb. f 2.50
Uitgave v» VAK HOLKEUA l HUBENOOÏF, A'dim