De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 13 december pagina 13

13 december 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2479 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 het gezag van een of ander theorema, dat over een jaar weer volkomen van haar luister beroofd is? In de muziek van Pijper voor Euripides' Bac chanten zal men niet bij het eerste gehoor en zeker niet melodisch gedacht typische Grieksche relaties .kunnen ontdekken, omdat de componist naar andere beginselen te werk ging. Zelfs geen harp of fluit trachten ons in het spoor der antieke muziek te brengen. Het is een muziek, een twintigsteeeuwsche tooneelmuziek, waarin het dramatisch ?gegeven van het gedicht niet overwoekerd wordt -door het temperament van den componist. Hoe ?dikwijls zagen wij niet in dergelijke gevallen, waarin muziek en tooneel elkaar de hand poogden te reiken, een volkomen minderwaardig kunstgenre ontstaan, onvereenigbaar met een goeden muzikalen smaak en bovendien niet geënt op de wezen lijke kern van het drama, maar daaraan slechts .losjes en onoplettend bevestigd. Men denke aan Beethoven, Grieg of Mendelssohn. Willem Pijper heeft zich al concipieerend blijk baar laten leiden door het beginsel, dat de muziek :in het drama een begeleidende taak heeft te ver vullen, doch dat zij daarnaast voldoende spanning en beweeglijkheid moet bezitten om het dramatisch gebeuren tot op het conflict 7003! niet op den voet te volgen of te illustreeren," dan toch de muzi kale reflex daarvan in den vorm van een symphonisch hoogtepunt te kunnen geven. Willem Pijper bepaalde zich tot het componeeren van een voorspel, dat een voorbereiding is van den Prologos", en schreef muziek bij den Parados", bij de vier stasima, de kommoi, ?de Exodos" en Epilogos." Deze muziek staat, gelijk we dat zoo gaarne willen noemen, op een tweede plan en heeft geen andere bedoeling dan een soort achtergrond te scheppen, waarin de aanvoerdster van het koor als belangrijkste stem in het geheel een zeer opmerkelijke rol is toebedeeld. Ik citeer in dit verband een passage uit de toe lichting, welke Pijper schreef in het Feestproigramma voor het 450-jarig bestaan van het ?Utrechtsch Gymnasium: Uitgaande van de meening, dat het drama als organisch kunstwerk langzamerhand ge groeid is uit de (steeds verder gestileerde) Dithyrambe, lijkt het aannemelijk, dat tenminste de partijen van het koor niet gesproken werden, doch: gezongen. Wat men nu precies onder zingen te verstaan heeft laat zich niet wel meer nagaan, doch het komt mij voor, dat dit zingen dezer stasima meer psalmodieerend geweest zal zijn dan <in onzen zin !) cantabiel; dat het meer van een subtiel-gedifferentieerd (?secco"-) recitatief, van de monodie der Middeneeuwers gehad moet hebben, dan van den bei-canto onzer italianiseerende 18e en 19e eeuwen Ik heb dus de partij van de aanvoerster van het koor onveranderlijk laten spreken; de muziek werd geschreven voor declamatie met orkest begeleiding " Pijper heeft deze declamatie genoteerd en wel in dien zin, dat de executante wat toonhoogte en rhythme betreft geheel gebonden is aan de voor schriften van den componist. Het groote voordeel in artistiek opzicht valt door deze vondst" direct op, als men zich denkt, welk een hechte eenheid er tüsschen spreekstem en orkest ontstaat. Hoe de rhythmische vorm der declamcerende stem op toonhoogte er uitziet, geeft volgend notenbeeld: som, welke hij ook in zijn andere werken bereids heeft geleverd. Het orkest bestaat uit 4 violen, 2 alten, 2 celli, 2 contrabassen, 2 klarinetten (basklarinet in het 4e stasimon) 2 fagotten, 2 hoorns, bastrombone, piano-vierhandig, groote trom, kleine trom, 2 pauken, arabische handtrom of tebeul, een altstem en een baryton, welke niet op woorden" zingen, doch alleen een vocaal coloriet op sommige plaatsen in het ensemble aanbrengen. De tebeul is een origineel Arabisch instrument met een zeer dik geitevel bespannen. Het piano is donkerder dan dat van de roffeltrom, het forte is van groote draagkracht en schijnbaar lager dan de groote trom. Het instrument heeft twee stokken, waarmee het om beurten bespeeld wordt. Hoe de tebeul zich vermengt met de andere instrumenten is vooraf niet te bepalen, maar het schijnt met zijn donkere rhythmen in deze tragedie van suggestieve werking. Technisch-compositorisch kan men het werk polytonaal noemen, aangeven de harmonische" combinatie gevormd wordt door drie drieklanken ieder op de afzonderlijke tonen van den vermin derden drieklank: B?D?F Deze harmonische formatie is de sleutel voor alle andere accoordcombinaties, welke dikwijls een rijke menigvuldigheid toonen. De verschillende notenvoorbeelden geven hiervan voldoende blijk. De rhythmische structuur is ontleend aan de Sapphische ode en den cretischen péon. Dit . rhythme dooradert in allerlei ?| ( | f f modificaties en verbindingen het ? ? . . . geheele werk en is een der facto1?^^ <?t~> ren, (de krachtig-contrapuntistische motiefverwerking is de andere) waardoor deze tooneelmuziek een opmerkelijke eenheid openbaart, gepaard aan een eenvoud en een oprechtheid, welke mogelijk voor velen haar onweerstaanbaarheid niet verborgen zal houden. In het 4de Stasimon, het hoogtepunt van drama en muziek, komt het rhythme in al zijn dreigende kracht sterk naar voren. T Deze boeiende rhythmische combinatie brengt ons onwillekeurig de Grieksche rhythmopeoie in herinnering, die reeds combinaties_kenden, welke wij zouden kunnen noteeren als 5, 9, 10, 12, 15, 20, 25 maat. 8888888 En het wil mij voorkomen, dat in dit opzicht de consequentie, waartoe een dergelijk rhythmischdeclamatorisch principe leidt, zonder reserve te aan vaarden is. Practisch heeft Pijper, die in Nederland en daarbuiten de repu tatie bezit niet terug te deinzen voor de meest radicale toepassing van een beginsel (dat bij hem niet tot een star «dogma^ is verschrompeld) de'proef op de Een andere passage, typisch Pijper" is deze, uit het 2e stasimon. RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG Pijper's nieuwste werk moge hiermede een weinig gecommenteerd zijn. Het is naar mijn overtuiging geschreven zuiver overeenkomstig den aard van den componist, die mogelijk meer dan iemand anderj, de aangewezen man schijnt om in muzikalen vorm de Grieksche cultuur voor ons op te roepen. Zijn Antigone-muziek, deze Bacchanten en in den toekomst zijn Smeekelingen wijzen op een indrukvatbare fijngevoeligheid voor de antieke wereld; zijn reflexen in de muziek geven blijk van een intelligenten geest, een voortreffelijk technisch vermogen en van een rijke inspiratie. PIET TIGGERS SCHILDERKUNST-KRONIEK COBA RITSEMA, BIJ BUFFA, AMSTERDAM. IN LEIDING. Coba Ritsema is in 1876 geboren, en ze begint dus zonder erg de vijftig dicht bij te komen. Maar, er zijn meer menschen in de waereld, die vijftig worden, en over wie ge niet de minste lust gevoelt een waardeerende karakteriseering te schrijven. Maar bij Coba Ritsema is dit wel het geval, en het zou het nalaten beteekenen van iets, dat op mijn weg ligt, zóó da kritikus der schilderkunst over Coba Ritsema zweeg. Want deze Coba Ritse ma is een schilderes vol grootzien van den vorm, en vol van ademend leven in de kleur. Zij was een leerlinge van de Amsterdamsche Akademie (93 97), maar zij heeft leiding gehad van haar broer (een leerling van Gabriël !) en van Breitner, dien ge als schilder, naar zijn schilderwijs, een Amsterdamsche n Hagenaar" zoudt moeten noe men. Dat zij van deze twee schilders (de broer schilderde wel eens goed een Hofje en Breitner is de groote Hartstochtelijke onder de Impressio nisten) beide Hagenaar", of leerling van een Hagenaar" les heeft gehad is van meer belang dan oppervlakkig gedacht zou worden. Allebé, de leermeester op de Amsterdamsche Akademie, ook van Coba Ritsema, stond een schilderwijs voor die door een gesloten nauwkeurigheid de tegen standster was van die der Hagenaars, die ik meer dan eens een opene en briezige heb genoemd. De schilderwijs van Allebégaf aanleiding de kleur als een vast, gestolten ding neer te zetten, en dat kan een belemmering worden voor bepaalde naturen in de schilderkunst (voor de romantische, zooals Lizzy Ansingh o. a.). De schilderwijs van Allebékan op zekere momenten een benauwenis veroorzaken als van een te nauw kleedingstnk en dat is door de lessen van Breitner en van Coba's broeder, Coba Ritsema gespaard gebleven. Zij is dus in haar wijze van schilderen meer open en beweeglijk dan de meesten van haar tijdgenoolen uit Amsterdam. Maar dat is nog niet voldoende om deze karakteriseering te beginnen. Coba Rit sema heeft de eigenschappen, dat zij een zeldzame coloriste is en dat zij den vorm steeds groot gegeven heeft, daarbij. Zij had dat, naar Lizzy Ansingh mij vertelde, dit reeds op de Akademie. Ge be grijpt daarom wat deze schilderes kon bereiken, zoo zij zich in alle zuiverheid zette tot het schilde ren van een mensen (haar Moeder) of van een stilleven. Hit werk, niet altijd gansch-en-al vol tooid, werd een lust voor de oogen. De kleur is rijk en leeft overal; vaart als een adem door het werk; zij heeft overal een deftigen, eenvoudigen klank. De vorm, door die kleur uitgedrukt, is breed zonder moedwil; zij heeft in het portret van de Moeder een grandezza, die zich niet in zwier uit, maar in innerlijkheid. Met deze begaafdheden en met wat Coba Ritsema daarmee vol tooide, is zij de meest schilderlijkc der vrouwen gebleken in haar periode, die komt na die van Su/.e Robertson. Het is hierom inderdaad te hopen, dat een geregelde voortbrenging van werk ons verrijke met een aantal schilderijen, die wij niet willen missen, want in dit opzicht kan meer gegeven worden, dan werd gegeven. F L A s s c n A E R T VERZOEK, 'k Ben bezig met zoo veel moge lijk gegevens te verzamelen omtrent Toorop. Zou iedereen, die n of meer werken van hem bezit, mij daarvan een korte beschrijving willen doen toekomen, met opgave van voorstelling; of het een schilderij, teckening etc. is; uit welke jaar liet werk is, etc. i£n gaarne ontving ik deze be richten (waarvoor bij dezen reeds mijn dank) toe gezonden aan mijn adres: Rijswijk bij den Haag, P L A S S C H A IC R T JAC URLUS HAVANA 12 CENTS SIGAAR Vraagt monster met adres van Uw winkelier bij FLEVO UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl