De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 13 december pagina 15

13 december 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2479 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 HEIJERMANS-AVONDEN : hoop van zegen". ,,Schakels" en Op Een blinde kringloop is het Hoeveel ge wonnen waarden worden achteloos verworpen, om ze .na eenige jaren, nadat de nieuwe koers bleek tot niet zoo heel veel meer voldoeningen te leiden, in nederige verwondering weer op te rapen. Hoeveel vaag idealisme, maar ook hoeveel dom vooroordeel stoot de tijd uit. De kunstenaars sterven intusschen De dienaars gaan voorbij, zegt Teirlinck, de dienst blijft ongeschonden".... Ware Heijermans niet gestorven, ook dan zou binnenkort zijn tijd opnieuw gekomen zijn ge bleken. Het hart eischt zijn rechten. Niet uit piëteit alleen vullen zich thans de schouwburgen tot den nok, maar omdat een ieder belangstellen bleef in het Werk, dat een brok van ons leven inhoudt, omdat ieder op dit oogenblik hunkert naar iets substantieels op het tooneel, naar verstandhouding en levenswarmte. Aan den vóóravond der reactie, die niet uitblijven kan, klinkt de trouwhartige stem van Herman Heijermans bijna als een nieuw geluid". En als een oase in het opgeschroefd seizoen is de stilte van gemeenzame aandacht in de schouw burgen, waar thans de poëzie en de romantiek van het eenvoudige, rijke menschenleven met het volle hart worden gediend en verstaan. Twee tooneelgezelschappen, de K.V. Het Nederlandsch Tooneel" en het Rotterdamsch-Hofstadtooneel", hebben hun beste krachten ingespannen om de meesterwerken Schakels" en Op hoop van Zegen" Uitkomst" ontbreekt helaas te brengen in een nieuw licht. Een licht, dat niets van de in ieders dankbare herinnering pal staande oorspronkelijke opvoeringen in schaduw wil stellen, slechts de ontdekkingsreis, die het genieten van een kunstwerk altijd weer is, leidt langs wellicht nieuwe verschieten, nieuwe aspecten. Tooneelkunst is een herscheppende, maar ook een zelf-scheppende kunst, bij elke Wedergeboorte Wordt dit bevestigd. Uit de bezonken, verbreede en verdiepte visie op het geheimvol leven, dat tusschen de woorden ver scholen ligt, bloeit als aan de takken van den boom, de bloesem van jonger ontvankelijkheid. Veel in Heijermans' werk had afstand" noodig, het floers Wellicht dat er thans overheen gleed, en de rauwe plekken bedekte. Met de actueele beteekenis verging ook de behoefte een en ander te onder strepen, het wezen van den schrijver treedt onbe lemmerd naar voren. Boven alles treft: zijn harts tochtelijk bewogen bewustzijn voor al wat menschelijk is, voor al wat leeft. Zijn we daarvoor met de jaren niet zelf meer ont vankelijk geworden? Zeldzaam, zeldzaam, hoe jelui allemaal klaagt", zegt Pancras Duif met Indra's Dochter. De universeele werken zijn elkander in de kern zoo na verwant, dat wij het eene peilen aan het andere. En misschien ook staan wij voor den diepen zin van Heijermans' ondiepzinnig werk in deze dagen wat wijder open. Toen Hein Duif bij de première van Schakels" zei: Vroeger heb ik 't nooit geloofd, dat iemand lolletjes verkoopt as z'n kop in de strop van de galg steekt, je leert eiken dag...." werd het een oogenblik doodstil in de zaal. Schakels" is wel Heijermans'machtigste Werk, en als zoodanig ook terstond erkend. Hoe prachtig is het gebouwd ! Monumentaal", is tegenwoordig het woord. En dat, niettegenstaande de epische breedte, den overvloed van kenschetsende détails, waarvan men er ten slofte toch weinig of geen zou kunnen missen, zóó fijn verwerkt als ze zijn door de vier bedrijven heen, zoo vol dramatisch leven. Wat, los daarheen geworpen, slechts het gesprek scheen te kruiden, blijkt verderop een aanwijzing van beteekenis te zijn geweest. En juist deze onopzettelijke, nochtans zoo kunstvol door weven ondergrond is het, waarin wij met onze ziel en zinnen onafgebroken blijven geboeid. Natura lisme" en schilderende détails". Jawel ! Maar het geheim van den smid om bij het vak te blijven komt er dan nog bij. Wat mij bij vroegere vertooningen van Scha kels" dikwijls onjuist toescheen was de maat schappelijke stand niet te verwarren niet dun innerlijken staat van dit opgekomen geslacht Duif. De kinderen van den groot-industrieel hebben een opvoeding genoten, Fransen geleerd. De moei lijkheid om onder dit vernis het jammerlijk tekort aan de meest elementaire innerlijke beschaving te doen blijken, werd veelal gevonden in uiterlijk ruw-doen, in een ordinairen toonval, als van lieden uit de heffe des volks. Weerzinwekkend werd dien tengevolge soms dit wreed, maar onpartijdig- en groot-gezien beeld van familieleven, waarin ligt opgetast wat zich in de maatschappij verdeelt over tallooze gezinnen, in alle standen. Boven dezen vader, boven deze kinderen, boven het geval uit, rijst de vloek der inhaligheid, de strijd der ge slachten, het misverstand van bloedverwantschap en naastenliefde. Elk geprononceerd accent be perkt derhalve het levensgevoel waaruit dit werk geboren werd, ontneemt het zijn legendarische grootheid. Het was te verwachten, dat de voorstelling onder Royaards' leiding in de eerste plaats naar een vergelijk zou trachten, naar een atmosfeer waarin dit rijke-burgermansleven tot zijn recht kon komen, zonder dat de vuile wasch al te breed behoefde te worden uitgehangen en zekere woor den, die het succes van dit immers ook vroolijk" geheeten spel van den huiselijken haard altijd heb ben bevorderd, boven dreven. Op n na (tante Oerritje) die het ook in haar kleeding voor deze voorstelling te veel in het caricaturale zocht, waren dit thans de menschen-in-hun-stand, zonder dat hun manieren den geest van het werk neerhaalden. Een sterke, van natuurlijk leven tintelende op voering. Heijermans viel het leven, dat hij liefhad, nooit af. Hoeveel tegenwicht aan goedheid, aan zon, legde hij in de rechtschapen figuren der beide Dui ven", Pancras en Hein! En ook deze vertooning schiep dien zachtenlichtkrans boven hetbarbaarsch krakeel, gaf dit bedroevend menschengedoe on bevooroordeeld : den vader, die in harden arbeid zichzelf vormde, zijn eigen wereld werd, en de tusschen twee werelden geboren kinderen; den innerlijken adel hier, de botheid daar. Zij gaf: de verlatenheid, het levensbedrog, dat denkrachtigen man met zijn gezond, ongesiepen verstand en hon gerend kinderhart, op middelbaren leeftijd zóó, omsingelend, overvalt, dat hij bang" wordt in zijn eigen huis. Wij zagen den strop van wrok en vertwijfeling waaruit Pancras Duif zijn grauwen kop wel trekken moet om er niet in te stikken, en wat hem dan toch nog overblijft.... In het laatste, troostelooze bedrijf komt Elsje, het klein kind, en geeft Grootva drie zoenen". En niet om niet zendt hij een boodschap naar zijn ouden mak ker Oerrit.. Duik. Dit alles werd ons getoond alsof we er bij waren. Een prachtig-menschelijke, men zou haast schrijven, menschlievende uitbeelding gaf Royaards van Pancras Duif. Den vollen rijkdom van deze groote karakterrol, en hoe gevoelig gescha keerd ! In stijgende bitterheid, maar met een glans van milden humor er overheen tot het uiterste, tot de smart hem de keel dichtknijpt. Gedoken in zijn leunstoel bekeek hij toen zijn kinderen die den psychiater op hem af hebben gestuurd als waren het hem totaal vreemde wezens geworden, en zijn mond leek het walgelijk woord te proeven vóór hij het eindelijk, geluidloos, wegspuwde: Gek!" Detooneelen met Hein Duif (voortreffelijk, ruim, luchtig en daarbij steeds indrukwekkend,was ook die zeeman van Saalborn), het zoo kiese h gehouden tooneel in II, het aanzoek aan de jonge huishoud ster (Sophie de Vries), en dit aangrijpend slot, behooren tot de mooiste tooneelkunst die men zien kan, waar ook, de Russen van het MoskouerKünstlertheater, die ons geleerd hebben wat het realisme", het liefdevol verbeelde levensechte en waarachtige, aan mystiek" inhoudt, niet uit gezonderd. Onder de overige spelers, wie allen in knap samenspel lof toekomt, muntten nog uit: Tourniaire als Dirk, de onbehouwen schoon zoon, en Parser, als Gerrit Duik. De rol van Toon, den student, zie ik, hoe knap van Pra;ig haar ook speelde, liever door e?n jonger acteur bezet. De vrouwen, Marie Meunier en Ada van Duyl, waren goed in haar gematigdheid. Wanneer het lange stuk voldoende is ingespeeld, zal deze reprise het succes van De Violiers"?terecht, want Schakels" is een werk van veel hooger gehalte overvleugelen. Op hoop van Zegen. Een mooie, frissche vertooning is ook de jonge Op hoop van Zegen", onder van der Lugt's ge wetensvolle leiding geworden. Wat een waagstuk scheen, bleek een eervolle vervulling, een ,ondanks den rouw, schier feestelijke voldoening. Was er, behoudens enkele Wijzigingen in de mise-en-scène, voor ons gevoel ook ten opzichte van dit spel-vande zee niet iets veranderd? Het werk, dat, evenals Schakels" en Uitkomst", eenmaal klassiek zal heeten, en waarin de felle aantijging bezonk, bleek in deze opvoering minder sensationeel. Niet be paaldelijk tegen den reeder Bos" keerde zich dit leed, ternauwernood tegen de maatschappij, daar achter lag, als de verradelijke zee zelf, het noodlot, dat ook het meest zeewaardig schip bedreigt, dat niemand op zijn toevallige pluk vrijwaart. Sterk trof in dit verband de saamhuorighiid-in-aanvaarding, de hartelijkheid onder elkaar, de vrome wil ten beste van lief, in eerbied vror de elementen opgegroeid visschersvolk. Een dichterlijke fantaisie scheen hit alreeds, op dat,in de oorlogsjaren aan zoovclen geopenbaard, verschrikkelijk thema: QQKTFRED:.IPOESKE ZANDBLAD - SIGAREN 8 enIO ets de machtelooze angst voor den afwezigen geliefde in doodsgevaar. Veel van die sfeer bracht mevrouw Tartaud (Knier) op het tooneel. Het was de gespannen vraag van den avond: hoe zij die, met mevrouw de Boer-van Rijk vergoeide rol eraf"zou brengen? Zooals men op de eerste bladzijde van een boek al het kunstwerk onderscheidt, zoo weten we ge woonlijk al aan het opkomen" van een tooneelkunstenaar of de rol een vervulling zal worden. Toen Knier" in het portaaltje haar klompen uit trok, was ze het.Een andere dan haar voorgangster. Een geslagen vrouwefiguur, overeenkomstig den tekst, die de onderworpenheid der weduwe op den voorgrond stelt. Als moeder" minder autoritair, daardoor wellicht minder fel treffend in de climax, die de vitaliteit der oudere Kniertje, het gansche taaie, broze wijfje, brak. Doch met haar afgesjouwd lichaam, haar onheilspellend stil gezicht en innige goedheid, daarom niet minder: een levend mensen. Waar het eene beeld zich volledig voor het andere stelde, zou alleen nauwlettende bestudeering van beide figuren naast elkaar, tot vergelijking kunnen leiden. Dadelijk na haar en Jules Verstraete (een broe dende, felle Geert") moet Kitty Kluppell geroemd als Jo, de rol waarvoor ik, deels om de ontroerende herinnering aan mevrouw van der Horst, deels omdat die Jo-figuur, meer feitelijk dan Kniertje, in het midden der handeling staat, het bangst was. Een triomf voor de jongere actrice, het greep van haar niet minder aan,en zij vulde het tooneel. Het was me nooit zoo opgevallen, dat kleine fragment, waar Jo, de struische visschersbruid en het tengere Marietje (Jo Telten?Steenbergen) elkaar haar geheimpje bekennen Een klein poëem, ook zooals zij het deden, met ingehouden pret en innig heid. In deze evenwichtige vertooning waren de meeste rollen met zorg en talent bezet. De minst geslaagde rol van Clementine", de dochter van den reeder een drama op zichzelf! vond in Lily Bouwmeester een wel lieve, maar te nietige vertolkster om de figuur te redden.... Jacques Snoek, een goede leerling van de tooneelschool, speelde met nog onbeheerschte overgave overtui gend den jongen Barend". Jaap van der Poll was Kobus", Theo Frenkel Daantje". Het vies ver haaltje van Daantje's ongelukje in bed, hoe had het op dezen afstand ook alle aanstootelijkheid verloren; wat bleef was kenschetsend ook hier de weemoed van menschenleven, van den afhankelijken ouderdom, die daar in het streng oud mannenhuis, de angsten van het kind opnieuw door lijdt. En de trieste belachelijkheid daarvan.... Twee schoone Nederlandsche avonden, belangrijk om het werk, belangrijk om het spel. Een ont roerend In memoriam". TOP N A E i- p Op den toren Rondom den ^hoogsten omloop van den hoogen toren breidt ruimte, mateloos, haar ijle verten uit, de zuivre zon doorschittert 't zilverstuivend Zuid. de velden, wijdgestrekt, gaan grauw in 't flauw verloren. Laag uit de diepe stad stijgt nauw te hooren van 't marktplein opgewaaid een warrelend geluid, ginds toetert er een boot, een speelgoedtreintje fluit, al oudbekende klank krijgt nieuwen zacht bekoren* Ver in het vlakke grasland baadt het bonte vee, de donkre dorpen ruste' alom in helle weiden, der duinen gelen zoom garneert de grauwe zee waarboven klare hemel blauwe glansen spant. Der aarde heerlijkheid bloeit uit aan alle zijden en overvloed van kleuren golft op 't zomerland. A. I. D. v. O. VERÏINKT.VERLOODT, VERKOPERT LOONSCHOOPEERAFDEELING

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl