Historisch Archief 1877-1940
No. 2479
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
SPANJE *)
Een kwart eeuw geleden heb ik
Spanje en zijn stoer volk lief gehad
als een (Zuidelijke) jongeman zijn
eerste maitresse: hartstochtelijk, fa
natiek, strijdlustig jegens ieder, die
haar te na kwam. De ontnuchtering
bleef niet uit, de scheiding kwam,
maar de herinnering, mettertijd ver
geestelijkt, is gebleven: het meisje,
dat men nooit vergeet."
Rust er op dit tragisch-schoone
land, op dit eerlijk en arbeidzaam
volk een vloek? Al dadelijk déze van
de onbegrepenheid door het overig
Europa? Het onderhoudende en be
zield geschreven boek van Felix
Rutten, uitnemende reisbeschrijving
in vele opzichten, getuigt er van. In
zijn werk heb ik het portret mijner
mailresse terug gezien: jong, bloeiend
'van schoonheid, maar in het tra
gische gebaar eener bedelares konink
lijk van afkomst. Is zij dat? Is Spanje
niets anders?
Veelzijdig en onloochenbaar, het
talent van dezen Nederlandschen
auteur, Felix Rutten. Zijn boek over
Spanje ? is zoo onderhoudend en
boeiend als Oeorge Borrow's Bible
in Spain." Maar het is werk van
een begaafd tourist, tourist van ge
heel verschillenden landaard,die over
het land, dat hij denkt te bezoeken,
niet afgeschrikt door eenzaamheid,
welke hem er zeker zal overvallen
en prikkelbaar maken, zooals zij hem
reed* elders overvallen is, teveel ge
lezen heeft en, misschien ook, de
taal niet vaardig genoeg beheerscht,
om gemakkelijk een weg te vinden
tot het hart en het leven van het
volkomen vreemde volk, zoo ver
schillend als het Spaansche van het
Nederlandsche. Wat heeft ieder al
niet gehoord over de Spaansche stie
rengevechten en hun
barbaarschheid! Maar heeft het Spaansche
volk niet zijn bevallige dansen, zijn
betooverend gezang? En de bede
larij?! De vloek door het tourisme
over een volk gebracht. De eerste tourist, die
ergens zijn belachelijke haast en kleingeestig wan
begrip uithing, op Marken of in Qranada, riep er
het eerste bedelkind op, de derde vond er al
honderd. De vierde schrijft dan in een boek, dat
de bedelarij er zulk een pest is voor den tourist,
doch heeft geen woord van protest geuit, wan
neer hij zag zooals hij heeft moeten zien, hoe
vooral kinderen soms gedwongen worden onge
vraagde giften te aanvaarden.
Felix Rutten klaagt dus honderd Uit over de
bedelarij in Spanje, en ongetwijfeld ontneemt het
ellendig en mensch-onwaardig geflcem om centen
van door hun ouders daartoe aangezette kinderen
veel aan het genot, dat iemand ergens in een
vreemd land kan
smaken, zij het op'
Marken of in het Zi-|
geuner-grotten-dorp
tegenover het AI-'
hambra. Maar de
bedelarij hebben de'
touristen in Spanje
gebracht. De
grandezza van het Spaan
sche volk, kwalijk
begrepen vaak door,
hen, die zelf weinig.
of geen grandezza
bezitten, zelfs niets1
hebben van de
Hollandsche deftigheid,'
welke als
caricatuür er wel wat op'
lijkt, deze is er
inheemsch. Felix Rut-'
ten zal die Spaan
sche grandezza ont-j
kennen, of haar sma
den. Ik mag dank
baar zeggen geluk-'
kiger geweest te zijn'
dan hij in mijn erva
ringen van Spanje en
zijn volk. Zeer zeker
ben ook ik
aangefleemd geworden
door bedelaars en
bedelaressen, jong
en oud, en sorns heb
ik hun- mijn gave
geschonken,
getrofBinnenhof de las Doncellas in het Alcazar te Sevilla. (In Moorschen Stijl gebouwd
1369?1379 ; gerestaureerd 1569)
f en door de aangeboren gratie, waarmee het oude
wijf of de vuile fleemster de linkerhand ophield
en met de rechter haar ouden waaier hanteerde,
of de bedelaar zijn lompen droeg. De Spanjaarden
zijn zeer gevoelig voor een hoffelijkheid, nog ge
voeliger voor een beleefd grapje, dat zij zout"
noemen. Het is niet enkel in Spanje, dat men
het leven léven moet met een korreltje zout, en
niet enkel als tourist. Graiuiczza"? Wilt gij er een
voorbeeld van? In Ronda, het heerlijk gelegen
Andalusische stadje, schonk een jonge boer mij
een bloemruiker voor mijn sérhra", wijl ik
hem had laten raden in welke maand van het
jaar de boeren 't minste klagen? Februari,
natuurlijk, wijl aie maand 't geringste getal dagen
b'zit. Nog al banaal, niet waar?
Maar£Jiij£roemde mijn ,,zout",en
plukte een ruiker voor mijn senora.
In datzelfde stadje, waar ik metseen
reisgenoot, Belgischen tourist, 'om
den tijd te verdrijven^van het wach
ten op den trein, in een boersch
koffiehuisje biljardte, stiet de Belg
daarbij een gat in het laken. De
waard weigerde elke vergoeding
omdat wij immers de gasten van
Spanje" waren. Van dergelijke erva
ringen spreekt Felix Rutten niet
in zijn toch zoo onderhoudend boek.
En nog eens: misschien heeft hij
teveel over Spanje gelezen want
wat al pronk van litteratuur, vreemde
litteratuur meest, weinig Spaansche,
in zijn werk ! ; teveel gezien naar
het inderdaad fco'iende verleden van
Spanje, zooals het wordt weerspie
geld in zijn geschiedenis vol roman
tiek en nog steeds léft in zijn
weergalooze kathedralen en paleizen met
het tragische landschap tot achter
grond, om veel oog, hart en naden
ken te bezitten voor het Spaansche
volk, dat léft. Het Spaansche volk
gedrukt door den vloek van zijn
grootse h verleden en zijn nu eens
bar dan barnend land. Om het in
deugd en gebreken te kunnen schat
ten moet de gast zijn hart geven aan
het volk, in welks midden hij leeft.
De meeste touristen laten het hunne
thuis. Ook Felix Rutten was slechts
zelden met zijn hart bij het Spaan
sche volk, zooals het léft. Zeker,
het kost een Nederlander menige
zelfoverwinning om met zijn hart
met het Spaansche volk mee te
leven. Maar hoe rijkelijk weten de
Spaansche mannen en vrouwen dit
te beloonen door hoffelijkheid, geest
en gratie. Ik weet niet hoe lang de
reis van Felix Rutten geduurd heeft :
het komt mij voor, dat hij langer in
Spanje toefde dan vele andere tou
risten. Zijn boek getuigt van den
ernst waarmee hij er althans de
bouwwerken heeft gade geslagen en
den echo van hun ziel in de zijne be
luisterd. Volgens zijn bewering is hij
eiken dag onbeleefd, zoo niet onbeschoft door het
Spaansche volk bejegend, zóó, dat men hem soms
naschold. Ik mag dankbaar zeggen het tegendeel
van dergelijke ervaringen gekend, herinner mij
slechts n onhoffelijken Spanjaard ontmoet te
hebben, doch ben niet al te zeker, dat de eerste
onhoffelijkheid niet van mijn kant kwam.
Zoo was ik 't dan telkens oneens niet Felix
Rutten bij het lezen van zijn boek en daardoor was
de lectuur voor mij niet een onvermengd genoegen.
Maar zijn Spanje" boeide mij geweldig; de platen
in zijn boek deden iets in mij trillen van
schoonheidsaandoening en herinnering, en wijl er aan het
slot van zijn beschrijving om der wille van de vele
genoten schoonheid een klank van verzoening in
. klinkt, denkt lezer
of lezeres, die geluk
kiger en langer tijd
dan deze vaderland
se hèauteur inSpa n je
heeft doorgebracht:
misschien is deze
Nederlander, zoon
van een volk, dat
gewoonlijk óók niet
uitblinkt door be
minnelijkheid en
hoffelijkheid jegens
vreemdelingen, die
het niet aanstaan,
misschien is deze
landgenoot wel over
te halen tot instem
ming met den
geestdriftigen roep : arm
Castilia es ancha \
Nog is Kastilic
breed !"
M A u RITS
W A O E N V O O H T
*) Spanje", Fe
lix Rutten, met l (j
platen, uitg. van
Munster's
UitgeversMaatsch., A'dam,
Gezicht op de Kathedraal van Salamanca (in Romaanschen en Laat-Gothischen Stij! gebouwd 1102?1170 en 1513?1560)