Historisch Archief 1877-1940
20
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2479
En het spraakwater
stijgt en stijgt en stijgt
en niets weerstaat het.
Wat nog beenen hadom
te staan wordt van de
sokken gespoeld en alles
drijft op den
onweerstaanbren stroom, uie
komt uit het Niet en
gaat naar het Ledige.
Den Exter, het nieuwe
raadslid, kwam ik op
de trap tegen. Hij zag
er uit, zooals alleen een
talentvol aanspreker er
uit kan zien vol wij
ding en zalving en toch'
kordaat in het aanpak
ken en hij sprak zacht
doch duidelijk.
Bereid u op het
ergste voor, zei hij.
Hebben ze het
afgelegd? vroeg ik.
(Met teekeningen voor de' Amsterdammer" door B. van Vlijmen)
Erger, fluisterde hij, Lisser is sinds de vorige
week nog aan het woord. Zoo gaat dit festijn der
tongénu al achtendertig weken voort en nog houdt
dit schriklijk pleit van speeksel aan. Alles en ieder
een vervlakt. Niemand ziet meer grenzen. Crie
laers heet niet langer mejuffrouw Crielaers maar
Criel" en zij zet zich onbevangen tusschen den
kuischen broeder Douwes en den ascetischen
broeder Baas. Zij slaat de slanke doch gevulde arm
om de ruggen der broederlijke stoelen en Douwes
kijkt zooals de eene grijsaard kijkt op Rembrandt's
Susanna in het bad" en Baas drinkt de tale der
vrome jonkvrouw met welbehagen in zich en het
was een nieuw beeld der eeuwigdurende coalitie.
De eenige, die al
deze dagen en
avonden en weken
en maanden de
zelfde blijft, is
Schoenmakers, des
Burgemeesters bo
de. Hij is frisch als
een hoen en draagt
met denzêlfden
genoegelijken glim
lach naarden ploe
terenden
Alexander Lisser al de
jaargangen van het
Gemeenteblad van
de jaren 1894 tot
1924, als een katte
belletje van een
of anderen in draf
zittenden wethou
der naar een of
anderen hoofd
ambtenaar op de
gereserveerde tri
bune, waarin deze
om hulp en bij
stand gesmeekt
wordt nu het een
of andere raads
lid een of ander
idiote vraag gesteld heeft. En waarom zou Schoen
makers niet dezelfde blijven, hij die nu al een
veertig jaar lang een waardig dienaar der stad is?
Hij heeft zes burgemeesters meegemaakt en van
vijf kan hij smakelijk vertellen van den
artistekerigen van Tienhoven, van den stroef-deftigen
Vening Meinesz, van den onstuimigen van Leeu
wen, die hem uitstuurde om van Dale te halen, wat
Schoenmakers aldus opvatte dat hij van Dalen,
den caféhouder op den hoek van de Darnstraat,
bij den burgemeester bracht inplaats van het
woordenboek; van den aristocratischen Roél
en van den democratischen Tellegen. Van den
tegenwoordigen burgemeester zwijgt hij. Daarvoor
is hij een te goede bode, die weet waar hij staan
moet, zelfs tegenover de fideelste journalisten.
Sinds dertig jaren woont hij de behandeling
der Begrooting bij en hij is er gezond bij gebleven !
Dit toont een uithoudingsvermogen als van een
zesdaagschen wielrenner of van een Dempsey
en zijn geest heeft er zoo weinig door geleden dat
hij de laatste mop in Amsterdam hij maakte ze
soms zelf net als Jan Maandag nog altijd even
smakelijk kan vertellen als voor veertig jaar,
toen hij op 17 December na tien jaar het land, o.a.
in Atjeh onder Karel van der Heijden, gediend te
hebben, bij de stad in dienst trad.
De communistische fractie gedijt nog altijd
ziender oogen. Je kunt op geen oogenblik van den
dag of den nacht binnenkomen of een van hen is
aan het woord. Als het de schorschreeuwende
Doornbusch niet is, dan is het de tzagende Lisser,
de scherpe van Zelm of de bijtende Wijnkoop,
welke laatste zich aan de publieke
tribune in zijn schoonste standen
laat zien en altijd zoowel van
voren als van achteren op Daaf
Wijnkoop lijkt met iets
Leninachtigs in de snit van zijn nekharen.
Meestentijds, als er mindere go
den aan het woord zijn, is de Raad
een sociëteit, dan spreekt alles
door elkaar en hoort iedereen naar
iedereen behalve naar den
geachten spreker van het oogenblik.
Maar er komen ook oogenblikken
dat de aandacht plotseling weder
keert als een der sprekers, die
wat te zeggen hebben, het woord
neemt. Zoo hoorden wij van
middag achter elkaar Dr. Polak, Mr. van den
Berg en Sachie Jansen en alle drie hadden het
oor van den Raad.
De dokter, die ondanks zijn drukke praktijk toch
nog tijd vindt danig op de hoogte te blijven van
wat er in de gemeentelijke medische wereld te
koop is, viel met kracht en overtuiging de politiek
aan, die blijkbaar bij het beheer der gasthuizen
voorzit en hij liet niet onduidelijk doorschemeren
dat het volgens zijn meening de taktiek is de kosten
der gasthuis-verpleging zoo op te drijven, dat de
patiënten naar
de veel
goedkoopere parti
culiere zieken
huizen gedre
ven worden. De
gloed op de
ietwat lederen
gelaatstrekken
van den wet
houder deed
blijken dat de
aanval raak
was.
En nauw had
dokter Polak
zijn met aan
dacht gevolgde
rede uit of een
ander der so
ciaal-democra
ten, Mr. van
den Bei g, viel
denzelfden wet
houder aan
over den weini
gen vooruit
gang dien hij
maakt met het
bestrijden van
den woeker, die
in onzegemeen
te nog dagelijks
zijn slachtof
fers maakt.
Keeds drie
lange jaren be
studeert dokter
Vos liet vraag
stuk hoe van
gemeentewege
iets^tegen den
woeker gedaan kan wor
den en de
spinnewebben groeien om hem
heen en de ratten kna
gen aan zijn rapporten
en tot eenig voorstel is
het bij hem nog niet
gekomen. Drie jaar ge
leden nam de Raad een
motie-Polak aan.waarin
op B. en W. aandrang
werd uitgeoefend iets te
doen tegen dit kwaad,
doch dokter Vos doet
niets, behalve dan
studeeren, en de aandrang
van Mr. van den Berg
werd krachtig gesteund
door den heer Jansen,
die uit zijn
Jordaanomgeving verschrikkelijke
staaltjes mededeelde
hoe de menschen daar
de prooi worden der
woekeraars. Hoe ze afgezet worden en elke week
van / 30 die zij geleend hebben, / 3 rente te betalen
hebben. Hoe zij bij het aangaan van een leening
van tien rijksdaal
ders er slechts negen
in handen krijgen en
van die negen dan
nog iets geven in de
spaarpot der kleine
woekeraartjes; hoe
zij van wat er over
blijft, koekjes en een
zoet slokje moet la
ten aanrukken en
tenslotte nog een of ?
ander prul van de
woekeraarster moe
ten koopen, zoodat
van de opgenomen
/ 25 maar een klein
deel tenslotte in hun
zak terecht komt.
De krasse staal
tjes, door Jansen
genoemd, maakten
op den Raad zichtbaar indruk en niemand die
aandachtiger luisterde dan de Machtige, wiens
gelaat verried dat het aan hem niet zal liggen om
maatregelen te nemen.
Een raadslid als Sachie Jansen, die spreekt zoo
uit zijn Jordaanhart, die nog niet besmet is met de
politieke gewichtigheid van een Pothuis, de poli
tieke slimmigheidjes van een Weiss en de politieke
zwanisels van een Lisser, is in een Raad als deze,
die van de politiek druipt, 'n kostbaar bezit, voor
welks onverdorvenheid het waard is eenige
schietgebedjes te doen, een jaar lang.
En nog altijd stijgt het spraakwater en stijgt
en stijgt.... B A R B A R o s s A
Mr.' v. d. Berg
Reeds jlrie jaren lang bestudeert Dr. Vos het vraagstuk