Historisch Archief 1877-1940
f*.
No. 2479
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
RUIZE-RIJMEN
CHRISTELIJK BOEREN
Wees niet al te rechtvaardig.
Waarom zoudt gij verwoesting
over u brengen ?" Prediker 7:16.
Wees niet al te rechtvaardig,
(Een kostelijk advies!)
Dat brengt je maar verwoesting," zegt de Schrift,
lees: geldverlies.
Doe niet te overdreven,
Daar komt maar nadeel van;
Gedenk het woord des Predikers, o mensen
piano an!"
Als goed geloovig Christen,
Doortrokken van het Woord,
Weet ik natuurlijk beter dan een heiden hoe het
hoort.
Nog immer is de Bijbel
Mijn daaglijksche lectuur,
Dat maakt mijn leven vromer (en goedkooper op
den duur).
Het heilig Boek der boeken
Leert mij wat God gebiedt,
Ik dien den Heer, ik en mijn huis, en 'k ruïneer
me niet.
De Bijbel is mijn leider;
Speciaal den Prediker
Beschouw ik als een soort van Christelijken
Baedeker.
Nu zal 't je duidelijk worden,
Wanneer ,je verder leest,
Hoe je voordeelig boeren kunt in Gristelijken Geest.
Er was een wet ontworpen,
In strekking wijs en goed,
Een wet, ontweld uit 't diepste van een Gristelijk
gemoed.
Zij noemde (wat den volke & ^ ,.
Uit de Memorie bleek)
't Ontduiken van belasting een onchristelijken
streek.
Nu was het haast je, rep je!
Het zwaard hing aan een draad....
Met Gods onmisbren zegen kwam ik net nog niet te
laat.
Een naamlooze vennootschap....
Enfin, je raait de rest
De Heer heeft mij geholpen en Zijn hulp bevalt
me best.
Wij dienen God, den Vader
In staat en maatschappij
Wij danken U, o Heere, dat wij niet zoo zijn als zij.
C H A R i v A R i u s
DAGBOEK VAN EEN AMSTER
DAMMER
UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE
Excellentie Aalberse
Collega,
Den Haag.
Journalist
BRIEVEN Kom aan mijn boezem ! Wij begrijpen
AAN elkaar. Ik kan met je meeleven, met je
GROOTE meevoelen wat er in je gemoed omgaat.
MANNEN Je was journalist. En ze hebben je
Minister gemaakt. De val was diep.
Sterker geesten zijn er de kluts door kwijt geraakt.
En ik hield mijn hart vast. Ik heb je op het slappe
koord gezien en in het begin viel het mee. Je viel
niet. Je hield je staande. Je balanceerde tusschen
rechts en links door. Het eene oogenblik scheen
je op de schoot van Schokking en Dresselhuys te
zullen vallen, het andere oogenblik opende
Troelstra en Marchant hun armen om je op te vangen.
Maar je bleef op de draad. Het was erg voor je.
Ik begreep dat. Maakt men van een vurig jacht
paard dat gewoon is over horden te gaan, dat achter
de vos aanrent, dat slooten neemt en het vrije
veld bemint, een circusbeest, dat vetgemest wordt
om een breeden rug te krijgen, opdat de voetjes
der voltigeerende circussterren er een goed
steunvlak op vinden, dat in den treure in den cirkel
van het manege-zand doordraaft, de chambrière
steeds om zijn ooren hoort knallen en dat leeft
bij de gratie van kunstlicht en clownsgrappen?
Het verschil was te groot. Doch je scheen een
oogenblik er in te gedijen. Je rug werd steeds
broeder, je draafde steeds regelmatiger, je schokte
niet meer noch sprong je op zij en in het zand van
het parlementair debat draaide je in een
eindeloozen cirkel rond en niemand, jij zelf het allerminst,
wist meer waar het begin en waar het eind was.
De chambrière van de partijdiscipline knalde voort
durend om je hoofd en je leefde bij de gratie van
Kamerlucht en Kamergrappen.
Je scheen verloren.
Maar daar valt de Vlootwet en het eerste dat je
doet is je ministersjas uit te trekken, je galabroek
over den stoel te hangen en je in je journalistieke
hemdsmouwen aan het publiek te toonen. Stond
den volgenden dag niet weer je naam aan het
hoofd van je oude blad? Wij leefden op. Jij rook
weer de frissche lucht.
Ijdele hoop. Er kwam een meneer hij heette
Ruys of iets anders op je af en die sprak je van
's lands belang, van je verdoemelijken
vaderlandschen plicht en van vele andere scriooue dingen
en je zuchtte, trok je pantalon met de bies weer
aan, kroop weer in je ministersjas en sukkelde
weer naar je Departement, na nog met een laatsten
J. S. HEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAB-DEN HAAO
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
haal den geur van drukinkt en van
verschafgcsneden papier opgesnoven te hebben.
Doch ziet er komt een gaatje om te ontsnap
pen ! De Heerlensche verlossingsschool zal je ver
lossen uit je gevangenschap. En nu stond je al
bijna in je zwembroek. Je moest alleen nog over
wegen of je die ook nog zou uittrekken en weer
kwam er een meneer naar je toe. Nu heette hij
Schokking en deze snikte luid en heete tranen
vielen op je galabroek, die al over den stoel hing
en weer was het je verdoemelijkc plicht om te
blijven, want naderen daar niet de verkiezingen
en wat moest het kiezersvolk wel denken als jij
hem poetste' in het gezicht van de geopende stem
bus en hoe die politieke poespas meer mag heeten?
En opnieuw zuchtte je en weer trok je je
ministerieele spullen aan en weer zit je op je Departement
en de gedachten aan je redactioneelen stoel doen
je hinneken en verlangen. Wij hinneken met je
mee. Geloof me, in collegiaal gehinnik,
J i-: H o R T - s i K
HEEREN-SCHOEISEL
BERNARD ELI AS.
51 LEIDSCHESTRflAT XX'DAM
(London Opinion)
(Bystamfer)
De hengelaar beschrijft zijn eerstgeborene.
Waarom moet ^/fc 't ~nou~Jkrijgeii, en
twee maal zooveel'minder af as ik."
'ietjejiiet. Hijf'heeft^