Historisch Archief 1877-1940
No. 2480
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
FRANS COENEN, Studiën van de Tachtiger
Beweging. G.W. den Boer, Middelburg, 1924.
FELIX TIMMERMANS, Het keerseken in de
lanteern. Amsterdam, P. N. van Kampen
en zoon, zonder jaar.
G. A. Bredero's Volledige Werken, Amsterdam,
S. L. van Looy, 1924.
Het is uiterst moeilijk in een kort bestek dit
toch wel interessante boek te typeeren. Slag op
slag stelt Coenen theorieën en historische feiten
vast, waarover we eerst wel eens grondig tot
onderling verstand zouden willen komen, eer we
verder gaan. Doch daar zouden vellen druks over
vol te schrijven zijn. Ik moet mij dus tot een
paar belangstellende opmerkingen bepalen.
Het komt mij voor, dat Coenen te weinig histo
rische kennis en inzicht heeft van de krachten, die
in de 18de eeuw, vooral in Engeland, gewerkt
hebben, om wat we gewoonlijk de Romantiek
er is natuurlijk door alle tijden heen romantiek
geweest noemen, zuiver te begrijpen. Onze
Beweging van Tachtig is toch in hoofdzaak enkel
een laat plotseling hoog opvlammen van de
Romantiek bij ons, waar zij- tot op de dagen van
Multatuli slechts onder de asch had liggen smeulen.
Toen tegen het eeuw-einde, in Frankrijk en
Duitschland ook het zedelijk gevoel zich
hiernieuwde tot een gansch andere aanvoeling van het
leven, die de Romantische genoemd is, woei ook
daarvan hier enkel een flauwe echo over." Zie,
zoo'n zinnetje staat daar zoo allerongelukkigst
in zijn bibberend naakte onbeholpenheid als zoo
wat alles wat er gezegd wordt over dien machtigen
groei van geestelijk leven door heel de 18de
eeuw, die zoo goed als geheel beheerscht wordt
door Engeland van Newton en Locke af.
Daar is niet aan te beginnen om dat recht te
zetten. De Romantiek een hernieuwing van het
zedelijk gevoel, och kom ! Is zij niet veeleer de
opsteigerende hybris en de bandelooze
wereldsmart, die zich vanzelf ontwikkelen moesten uit
de sentimentaliteit van Richardson, Rousseau
en Goethe en zich het eerst vertoonen in Biiderdijk,
Chateaubriand, Heine, Byron. Er is niet aan te
beginnen hier ook maar in hoofdlijnen aan te
?geven, hoe de Romantiek uit de 18de eeuw is
moeten groeien, voor een groot deel al inde 18de
eeuw bestaat. Laat Coenen de allervoornaamste
litteratuur, die daarover handelt, maar eens door
werken; laat hij beginnen met Erich Schmidt,
Joseph Texte, Daniël Mornet, Beers enz.
Hij verwijt de Tachtigers: Zij wilden onmaat
schappelijk zijn" en gaat dan verderop door:?Dan
behoorden zij zich, zooals zij ook deden, vierkant
te stellen tegenover alle strekkingen van practisch
maatschappelijke nuttigheid in kunst. Dan moesten
zij alle maatschappelijke moraal verachten en ver
treden, dan moesten zij zelfs al het logische, het
verstandelijk opgebouwde versmaden, om het
bandelooze, nergens beperkte gevoel te laten leven,
/wrleven. Om hun taak te volbrengen, hun nieuwe
kunst stellig en onaantastbaar te vestigen, moesten
de Tachtigers doen, alsof er geen samenleving om
hen bestond, moesten zij al het middelmatige,
het gematigde verachten en te keer gaan."
Maar die pose geeft zich immers heel de Roman
tiek, door heel West-Europa. Dat is hun opperste
wellust. Het door heel de 18de eeuw zeer sterk
gekweekte persoonlijkheidsgevoel komt juist dan
tot zijn meest bandelooze opsteigering. En welk
een prachtkunst hebben sommigen voortgebracht
van blijvende vlammende schoonheid. Zoo was
bij ons immers Biiderdijk al heel vroeg. Die vond
het zelfs een schandaal, dat weopden huidigendag
dijken aan onze rivieren onderhielden. Zoo zijn
Byron en Shelley, zoo de Fransche romantiek, de
Sturm und Drang. Allen hebben ontzettender en
geweldiger, woester en uitzinniger hun haat en
verachting voor maatschappelijke moraa!, het
logisch verstandelijk opgebouwde geuit .dan onze
betrekkelijk tamme Tachtigers.
Het is waar, dat eenige van de Tachtigers
na een korte periode van hevige en prachtige
krachtsuiting, tot een inzinking zijn gekomen, bij
sommigen meer in schijn dan inderdaad. Wat een
inzinking lijkt bij van Deyssel b.v. is wel degelijk
de mooie, rustige groei van elementen, die van den
aanvang af zich in zijn persoonlijkheid vertoonden.
Maar wat dan nog? Is Hooft bij ons eigenlijk ook
niet zoo'n romanticus, die in de volle kracht van
zijn leven zijn zuiver litteraire kunst vaarwel zei?
Is er zijn werk minder om te waardeeren? Daar
kunnen allerlei psychische en physische oorzaken
voor zijn, die met liefde voor de gemeenschap niets
te maken hebben. Laten we liever dankbaar
getuigen, dat deze Tachtigers in korter of langer
periode kunst hebben voortgebracht, waarvan we
het gelijkwaardige slechts terugvinden in de glorie
der 17de eeuw en dat sedert in het bijzonder genre,
waarin zij werkten, niet is overtroffen.
Tegenover deze feiten hebben we immers maling
aan alle mogelijke redeneering of kunst zus moet
zijn of zoo. Ze kan zijn zoo ze wil, zoo de toevallige
geestesstroomingen van den tijd, het sociale leven
het meebrengt, zoo de souvereine begeerte van den
eenzamen schoonheidszoeker het wil, als er de
opperste schoonheidsontroering maar is, dan is het
goed.
Een uiterst zonderlinge beschouwing van Coenen
lijkt me ook dit: vóór tachtig was er belangstelling
hier voor de kunst; die verdween. Het publiek
was timide geworden door het groote geluid van de
Tachtigers. Men durfde in de beschaafde kringen
niet meer aan poëzie doen" en de tijd, dat vele
een lief vers maakten" lag verre. Dat was dan
niet zoo zeer jammer van de producten, de be
rijmde en rijmlooze, die op deze wijze nog voor
de geboorte gesmoord werden, maar 't was mis
schien wel jammer voor den algemeenen invloed der
kunst in deze maatschappij. Allerlei maatschappe
lijke beroepen, de algemeene humanitaire, univer
sitaire ontwikkeling waren vroeger onafscheidelijk
van wat poëzie en kunst." En hoe werd het nu door
Tachtig? Zoo raakte met de practijk ieder
idee der kunst zelve op den achtergrond. Er werd
minder over gesproken en veel minder aan gedaan.
Doch als men erover sprak was het schouder
ophalend of spottend. Wat had men er aan, wat
begreep men er van ! Van de vele heftige discussies
was het einde vrijwel altijd ergernis en nijdigheid,
die wrok nalieten of ten minste onverschilligheid.
Voor de groote menigte, zelfs der beschaafden,
was deze kunst blijkbaar niet. En, zooals de wereld
bestond, konden die beschaafden het ook heel wel
zonder doen."
Hoe heb ik het nu? ! Die sioome,
theekransachtige houding van litteratuur een aangenaam
tijdverdrijf voor Jan en Alleman, met het noodige
respect voor de zeer middelmatige, zoetsappige
dichters en prozaïsten van den dag, armzalig,
absoluut nutteloos geliefhebber, die toestand vóór
80, wordt hier verheerlijkt tegenover wat daarna
kwam? Op zichzelf alweer een thesis, die vellen
druks eischt. Laat ik er eenvoudig mijn opinie
tegenover stellen: dit, dat vóór '80 maar zeer
enkelen in Holland besef van de hoogheid van
kunst hadden; dat het juist mede een van de groot
ste verdiensten der Tachtigers is, dat ze wie er
ontvankelijk voor waren onder ons volk, hebben
opgevoed tot eerbied voor, tot zuivere waardeering
van kunst, tot het zuiver voelen en begrijpen,
tot innig meeleven.
In ieder geval, buiten alle getheoretizeer om,
moet erkenüworden, dat diezelfde Coenen een
zeer juiste, hooggestemde waardeering heeft
gegeven van het werk van sommige Tachtigers.
Menige pagina uit dit boek heb ik met hartelijke
instemming genoten.
Timmermans moet zich toch eigenlijk vooral tot
de kleinere verhalen, de schets, de vluchtige im
pressie bepalen. Maar dan 's hij ook grandioos,
ook hier weer. Zijn langer uitgesponnen verhalen
hebben allervoortreffelijkste momenten, heerlijke
typen met een krachtig leven, maar als geheel is er
toch altijd iets in, dat de harmonie verbreekt, dat
min of meer teleurstelt. En Pallieter, wat is het
eigenlijk anders dan een aaneenrijging van korte
tatereelen, die ieder op zich zelf een geheel vormen
en desnoods zonder bezwaar uit het algemeen
verband kunnen gelicht worden.
Van dit kleine werk krijgen we hier weer een
kostelijken bundel. De inhoud van zoo'n dingetje
is soms niets, maar de zegging in dat smakelijke,
eenvoudige, gemoedelijke Vlaamsch, in die leven
dige, pakkende, frissche beeldspraak, die doen het
'm. 't Is soms zoo maar wat kinderlijke
maliepraat, zoo, als vader aan Cecilleken en Clarreken
vertelt van het verksken, dat toch zoo leelijk zijn
beurt had laten voorbijgaan, toen onze lieve Heer
aan alle dieren naar hun aard een passende kleeding
had gegeven, tot zelfs aan den kikvorsch een
strakom de leden passend impcnneabeltje" met allerlei
vreemde figuurkens beschilderd. En nou, de
verfdoos was op, heelemaal op en de lakenkist
zoo ledig als een iampeglas." Het verksken
schreeuwen en spektakel maken om ook nog het
zijne te hebben. O.L.H, zit er mee in; hij windt
een lok om zijn vinger, zoo in gedachten, en
ziet op eens het triestige, slappe staartje. Kom
eens hier" zei hij, en hij nam het pijpijzer, waarmee
hij het schaap en andere dieren hun haar
gefrizcerd had en warmde het aan de eerste ster, die
aan den blauwen hemel openknopte en zette er het
slappe staartje mee in een sierlijk en stevig
krolleken. Meer kan ik niet doen," zei Onze Lieve Heer,
ik kan toch uw pooten niet in krollekens zetten."
Er is verscheidenheid in dit boekje, die van het
jolige in dit verksken huppelt tot het lugubere
van matantje, die de jongens van den timmerman
Rheumatiek
wordt veroorzaakt door opeenhooping
van het urinezuur in de gewrichten.
T o g a l tast deze ziekte direct in
den kern aan, lost het urinezuur op
en maakt Uwe gewrichten weder lenig
als voorheen. T o g a l het vermaarde
middel bij Rheumatiek, Jicht, Spit
en Zenuwpijnen zal ook U genezen.
Koop vandaag nog een flacon. Gene
zing en onschadelijkheid gegarandeerd.
Bij alle Apoth. en Drog. a f 0.80 en
(2.
3Ö(jal-tabUtten
niet durfden kisten, van het nijdassige in Sooke uit
de Koninklijke Vlaai tot het breed goedmoedige in
Sinter-Klaas.
Wat is er toch een naieve en leutige,gemoedelijke
en vertrouwelijke opvatting van het geloof onder
die Vlamingen. Hij laat zoo maar al de
Lievevrouwkes van zijn stadje als lariisters 's nachts bij
mekaar staan kakelen, tot O.L.H, ze onder appèl
roept en ze met al de heiligen uit de nissen een
processie moeten gaan maken. De Lievevrouwen
gaan dan mee. Veel bedrukte moeders van n
zoon. Sint Cecüia speelt dan de luit en Koning
David betokkelt de kleine harp, en zingt met zijn
fluweelen barytonstem de psalmen.
Jezus zou willen bij hen blijven in den geur
hunner vroomheid, maar hij kan van zijn kruis
niet af." En daar raakt me waarachtig de Moor,
die boven een toebak-en-snuif-winkel staat, ver
liefd op O. L. Vrouw van zoeten Troost in het glazen
kastje op den hoek. Zulke dingen zouden hier in
het noorden misschien als profanatie worden ge
voeld, 't Is weer een pracht-boekske van Tim
mermans.
Van Bredero's werken, uitgegeven door Knuttel,
verscheen als 4de stuk van deel I! de Angeniet en
Het daghet uyt den Oosten, de beide werken die
door Bredero onvoltooid zijn achtergelaten. Van de
Angeniet, een wraakneming op een ontrouwe ge
liefde, schreef hij slechts drie bedrijven. Met een
wonderbaarlijk gelukkig aanpassingsvermogen
maakte Starter er de twee ontbrekende bedrijven bij.
Knuttel gaf het hier in zijn geheel. Van Het daghet
schreef Breero slechts een paar honderd verzen en
eerst in 1638 werd de rest er veel minder gelukkig
door een derderangsdichter bij gefabriceerd.
Dit werk van Van Velden heeft Knuttel weg
gelaten, waar misschien niet zoo heel veel tegen is.
Men kan het altijd in de uitgave der werken door
Ten Brink c.s. vinden.
J. PRINSEN J. L z N.
DEN HAAG
LUNCHROOM DE BIJENKORF"
WAGENSTRAAT 45-45a
DAOSCHOTELS Fl 1.-, DINERS Fl
2.l
NIEUWE UITGAVEN
De Econornisc/i-et/üsdie Theorieën der Kerk
vaders, door MGR. DR. IONAZ SIMPEL. Luiden,
Uitgevers. Mij. Futura.
HAKOI.D BEI.L WRIGIIT, De ij:eren deur. voor
Nederland bewerkt door Henriëtte M. J. Bok,
Utrecht, W. de Haan.
Het jongensjuarbnek. Geïllustreerde verhalen,
wetenswaardigheden, sport enz. Omslagteekeiiing
door P. van der Hem. 's-Gravenhage, H. P.
Leopold's Uitgevers Mij.
V4NNELLESVARINA*
GOUDZEGEL
3O cis. per Pakje.
l
Een aangename Bezuiniging
een HALF ONS vervangt
vele GOEDE SIGAREN.