De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 20 december pagina 9

20 december 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2480 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND FRANS COENEN, Studiën van de Tachtiger Beweging. G.W. den Boer, Middelburg, 1924. FELIX TIMMERMANS, Het keerseken in de lanteern. Amsterdam, P. N. van Kampen en zoon, zonder jaar. G. A. Bredero's Volledige Werken, Amsterdam, S. L. van Looy, 1924. Het is uiterst moeilijk in een kort bestek dit toch wel interessante boek te typeeren. Slag op slag stelt Coenen theorieën en historische feiten vast, waarover we eerst wel eens grondig tot onderling verstand zouden willen komen, eer we verder gaan. Doch daar zouden vellen druks over vol te schrijven zijn. Ik moet mij dus tot een paar belangstellende opmerkingen bepalen. Het komt mij voor, dat Coenen te weinig histo rische kennis en inzicht heeft van de krachten, die in de 18de eeuw, vooral in Engeland, gewerkt hebben, om wat we gewoonlijk de Romantiek er is natuurlijk door alle tijden heen romantiek geweest noemen, zuiver te begrijpen. Onze Beweging van Tachtig is toch in hoofdzaak enkel een laat plotseling hoog opvlammen van de Romantiek bij ons, waar zij- tot op de dagen van Multatuli slechts onder de asch had liggen smeulen. Toen tegen het eeuw-einde, in Frankrijk en Duitschland ook het zedelijk gevoel zich hiernieuwde tot een gansch andere aanvoeling van het leven, die de Romantische genoemd is, woei ook daarvan hier enkel een flauwe echo over." Zie, zoo'n zinnetje staat daar zoo allerongelukkigst in zijn bibberend naakte onbeholpenheid als zoo wat alles wat er gezegd wordt over dien machtigen groei van geestelijk leven door heel de 18de eeuw, die zoo goed als geheel beheerscht wordt door Engeland van Newton en Locke af. Daar is niet aan te beginnen om dat recht te zetten. De Romantiek een hernieuwing van het zedelijk gevoel, och kom ! Is zij niet veeleer de opsteigerende hybris en de bandelooze wereldsmart, die zich vanzelf ontwikkelen moesten uit de sentimentaliteit van Richardson, Rousseau en Goethe en zich het eerst vertoonen in Biiderdijk, Chateaubriand, Heine, Byron. Er is niet aan te beginnen hier ook maar in hoofdlijnen aan te ?geven, hoe de Romantiek uit de 18de eeuw is moeten groeien, voor een groot deel al inde 18de eeuw bestaat. Laat Coenen de allervoornaamste litteratuur, die daarover handelt, maar eens door werken; laat hij beginnen met Erich Schmidt, Joseph Texte, Daniël Mornet, Beers enz. Hij verwijt de Tachtigers: Zij wilden onmaat schappelijk zijn" en gaat dan verderop door:?Dan behoorden zij zich, zooals zij ook deden, vierkant te stellen tegenover alle strekkingen van practisch maatschappelijke nuttigheid in kunst. Dan moesten zij alle maatschappelijke moraal verachten en ver treden, dan moesten zij zelfs al het logische, het verstandelijk opgebouwde versmaden, om het bandelooze, nergens beperkte gevoel te laten leven, /wrleven. Om hun taak te volbrengen, hun nieuwe kunst stellig en onaantastbaar te vestigen, moesten de Tachtigers doen, alsof er geen samenleving om hen bestond, moesten zij al het middelmatige, het gematigde verachten en te keer gaan." Maar die pose geeft zich immers heel de Roman tiek, door heel West-Europa. Dat is hun opperste wellust. Het door heel de 18de eeuw zeer sterk gekweekte persoonlijkheidsgevoel komt juist dan tot zijn meest bandelooze opsteigering. En welk een prachtkunst hebben sommigen voortgebracht van blijvende vlammende schoonheid. Zoo was bij ons immers Biiderdijk al heel vroeg. Die vond het zelfs een schandaal, dat weopden huidigendag dijken aan onze rivieren onderhielden. Zoo zijn Byron en Shelley, zoo de Fransche romantiek, de Sturm und Drang. Allen hebben ontzettender en geweldiger, woester en uitzinniger hun haat en verachting voor maatschappelijke moraa!, het logisch verstandelijk opgebouwde geuit .dan onze betrekkelijk tamme Tachtigers. Het is waar, dat eenige van de Tachtigers na een korte periode van hevige en prachtige krachtsuiting, tot een inzinking zijn gekomen, bij sommigen meer in schijn dan inderdaad. Wat een inzinking lijkt bij van Deyssel b.v. is wel degelijk de mooie, rustige groei van elementen, die van den aanvang af zich in zijn persoonlijkheid vertoonden. Maar wat dan nog? Is Hooft bij ons eigenlijk ook niet zoo'n romanticus, die in de volle kracht van zijn leven zijn zuiver litteraire kunst vaarwel zei? Is er zijn werk minder om te waardeeren? Daar kunnen allerlei psychische en physische oorzaken voor zijn, die met liefde voor de gemeenschap niets te maken hebben. Laten we liever dankbaar getuigen, dat deze Tachtigers in korter of langer periode kunst hebben voortgebracht, waarvan we het gelijkwaardige slechts terugvinden in de glorie der 17de eeuw en dat sedert in het bijzonder genre, waarin zij werkten, niet is overtroffen. Tegenover deze feiten hebben we immers maling aan alle mogelijke redeneering of kunst zus moet zijn of zoo. Ze kan zijn zoo ze wil, zoo de toevallige geestesstroomingen van den tijd, het sociale leven het meebrengt, zoo de souvereine begeerte van den eenzamen schoonheidszoeker het wil, als er de opperste schoonheidsontroering maar is, dan is het goed. Een uiterst zonderlinge beschouwing van Coenen lijkt me ook dit: vóór tachtig was er belangstelling hier voor de kunst; die verdween. Het publiek was timide geworden door het groote geluid van de Tachtigers. Men durfde in de beschaafde kringen niet meer aan poëzie doen" en de tijd, dat vele een lief vers maakten" lag verre. Dat was dan niet zoo zeer jammer van de producten, de be rijmde en rijmlooze, die op deze wijze nog voor de geboorte gesmoord werden, maar 't was mis schien wel jammer voor den algemeenen invloed der kunst in deze maatschappij. Allerlei maatschappe lijke beroepen, de algemeene humanitaire, univer sitaire ontwikkeling waren vroeger onafscheidelijk van wat poëzie en kunst." En hoe werd het nu door Tachtig? Zoo raakte met de practijk ieder idee der kunst zelve op den achtergrond. Er werd minder over gesproken en veel minder aan gedaan. Doch als men erover sprak was het schouder ophalend of spottend. Wat had men er aan, wat begreep men er van ! Van de vele heftige discussies was het einde vrijwel altijd ergernis en nijdigheid, die wrok nalieten of ten minste onverschilligheid. Voor de groote menigte, zelfs der beschaafden, was deze kunst blijkbaar niet. En, zooals de wereld bestond, konden die beschaafden het ook heel wel zonder doen." Hoe heb ik het nu? ! Die sioome, theekransachtige houding van litteratuur een aangenaam tijdverdrijf voor Jan en Alleman, met het noodige respect voor de zeer middelmatige, zoetsappige dichters en prozaïsten van den dag, armzalig, absoluut nutteloos geliefhebber, die toestand vóór 80, wordt hier verheerlijkt tegenover wat daarna kwam? Op zichzelf alweer een thesis, die vellen druks eischt. Laat ik er eenvoudig mijn opinie tegenover stellen: dit, dat vóór '80 maar zeer enkelen in Holland besef van de hoogheid van kunst hadden; dat het juist mede een van de groot ste verdiensten der Tachtigers is, dat ze wie er ontvankelijk voor waren onder ons volk, hebben opgevoed tot eerbied voor, tot zuivere waardeering van kunst, tot het zuiver voelen en begrijpen, tot innig meeleven. In ieder geval, buiten alle getheoretizeer om, moet erkenüworden, dat diezelfde Coenen een zeer juiste, hooggestemde waardeering heeft gegeven van het werk van sommige Tachtigers. Menige pagina uit dit boek heb ik met hartelijke instemming genoten. Timmermans moet zich toch eigenlijk vooral tot de kleinere verhalen, de schets, de vluchtige im pressie bepalen. Maar dan 's hij ook grandioos, ook hier weer. Zijn langer uitgesponnen verhalen hebben allervoortreffelijkste momenten, heerlijke typen met een krachtig leven, maar als geheel is er toch altijd iets in, dat de harmonie verbreekt, dat min of meer teleurstelt. En Pallieter, wat is het eigenlijk anders dan een aaneenrijging van korte tatereelen, die ieder op zich zelf een geheel vormen en desnoods zonder bezwaar uit het algemeen verband kunnen gelicht worden. Van dit kleine werk krijgen we hier weer een kostelijken bundel. De inhoud van zoo'n dingetje is soms niets, maar de zegging in dat smakelijke, eenvoudige, gemoedelijke Vlaamsch, in die leven dige, pakkende, frissche beeldspraak, die doen het 'm. 't Is soms zoo maar wat kinderlijke maliepraat, zoo, als vader aan Cecilleken en Clarreken vertelt van het verksken, dat toch zoo leelijk zijn beurt had laten voorbijgaan, toen onze lieve Heer aan alle dieren naar hun aard een passende kleeding had gegeven, tot zelfs aan den kikvorsch een strakom de leden passend impcnneabeltje" met allerlei vreemde figuurkens beschilderd. En nou, de verfdoos was op, heelemaal op en de lakenkist zoo ledig als een iampeglas." Het verksken schreeuwen en spektakel maken om ook nog het zijne te hebben. O.L.H, zit er mee in; hij windt een lok om zijn vinger, zoo in gedachten, en ziet op eens het triestige, slappe staartje. Kom eens hier" zei hij, en hij nam het pijpijzer, waarmee hij het schaap en andere dieren hun haar gefrizcerd had en warmde het aan de eerste ster, die aan den blauwen hemel openknopte en zette er het slappe staartje mee in een sierlijk en stevig krolleken. Meer kan ik niet doen," zei Onze Lieve Heer, ik kan toch uw pooten niet in krollekens zetten." Er is verscheidenheid in dit boekje, die van het jolige in dit verksken huppelt tot het lugubere van matantje, die de jongens van den timmerman Rheumatiek wordt veroorzaakt door opeenhooping van het urinezuur in de gewrichten. T o g a l tast deze ziekte direct in den kern aan, lost het urinezuur op en maakt Uwe gewrichten weder lenig als voorheen. T o g a l het vermaarde middel bij Rheumatiek, Jicht, Spit en Zenuwpijnen zal ook U genezen. Koop vandaag nog een flacon. Gene zing en onschadelijkheid gegarandeerd. Bij alle Apoth. en Drog. a f 0.80 en (2. 3Ö(jal-tabUtten niet durfden kisten, van het nijdassige in Sooke uit de Koninklijke Vlaai tot het breed goedmoedige in Sinter-Klaas. Wat is er toch een naieve en leutige,gemoedelijke en vertrouwelijke opvatting van het geloof onder die Vlamingen. Hij laat zoo maar al de Lievevrouwkes van zijn stadje als lariisters 's nachts bij mekaar staan kakelen, tot O.L.H, ze onder appèl roept en ze met al de heiligen uit de nissen een processie moeten gaan maken. De Lievevrouwen gaan dan mee. Veel bedrukte moeders van n zoon. Sint Cecüia speelt dan de luit en Koning David betokkelt de kleine harp, en zingt met zijn fluweelen barytonstem de psalmen. Jezus zou willen bij hen blijven in den geur hunner vroomheid, maar hij kan van zijn kruis niet af." En daar raakt me waarachtig de Moor, die boven een toebak-en-snuif-winkel staat, ver liefd op O. L. Vrouw van zoeten Troost in het glazen kastje op den hoek. Zulke dingen zouden hier in het noorden misschien als profanatie worden ge voeld, 't Is weer een pracht-boekske van Tim mermans. Van Bredero's werken, uitgegeven door Knuttel, verscheen als 4de stuk van deel I! de Angeniet en Het daghet uyt den Oosten, de beide werken die door Bredero onvoltooid zijn achtergelaten. Van de Angeniet, een wraakneming op een ontrouwe ge liefde, schreef hij slechts drie bedrijven. Met een wonderbaarlijk gelukkig aanpassingsvermogen maakte Starter er de twee ontbrekende bedrijven bij. Knuttel gaf het hier in zijn geheel. Van Het daghet schreef Breero slechts een paar honderd verzen en eerst in 1638 werd de rest er veel minder gelukkig door een derderangsdichter bij gefabriceerd. Dit werk van Van Velden heeft Knuttel weg gelaten, waar misschien niet zoo heel veel tegen is. Men kan het altijd in de uitgave der werken door Ten Brink c.s. vinden. J. PRINSEN J. L z N. DEN HAAG LUNCHROOM DE BIJENKORF" WAGENSTRAAT 45-45a DAOSCHOTELS Fl 1.-, DINERS Fl 2.l NIEUWE UITGAVEN De Econornisc/i-et/üsdie Theorieën der Kerk vaders, door MGR. DR. IONAZ SIMPEL. Luiden, Uitgevers. Mij. Futura. HAKOI.D BEI.L WRIGIIT, De ij:eren deur. voor Nederland bewerkt door Henriëtte M. J. Bok, Utrecht, W. de Haan. Het jongensjuarbnek. Geïllustreerde verhalen, wetenswaardigheden, sport enz. Omslagteekeiiing door P. van der Hem. 's-Gravenhage, H. P. Leopold's Uitgevers Mij. V4NNELLESVARINA* GOUDZEGEL 3O cis. per Pakje. l Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl