De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 27 december pagina 1

27 december 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 87 December A'. 1984 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K ERN K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF 1924 Een voorzichtig mensch prijst den dag niet, vóór de avond is gevallen; maar het jaar 1924 zou in de weinige etmalen, die hem nog resten, toch al heel wat kwaad moeten brouwen, om de lof spraak te logenstraffen, dat het ons een paar stappen verder heeft gebracht. Op den weg waarheen? Voor menigeen zou die weg liefst terug moeten voeren: naar de toestanden van vóór den oorlog. Het herstel van Europa" wil voor velen eigenlijk zeggen: de terugkeer van de economische omstandigheden, waarin wij vóór 1914 leefden, toen het ruilverkeer tusschen de volken niet belemmerd werd door valuta-ver schillen en andere gevolgen van den oorlog. Wie de dingen van dat standpunt bekijkt, kan 1924 een goeden conduite-staat medegeven. Het heeft ons een beetje omhoog getrokken uit het moeras. De zaken beginnen iets beter te gaan; een heel klein ietsje nog maar; het tempo is nog langzaam, ter gend langzaam", vermaande ons de vorige week de heer Smissaert op zijn Uitkijk", en we moeten vooral nog niet denken, dat we er zijn, het licht is nog zwak en de schaduw diep, maar toch ook hij erkent, dat we een belangrijke schrede vooruit zijn gegaan" en dat de algemeene signatuur van dit jaar in vergelijking met die van 1923 een verheffing zal afteekenen", een langzame" verheffing, maar toch: een verheffing. En diegenen van ons, die minder vertrouwd zijn met statistisch materiaal dan hij en zich geen eigen oordeel kunnen vormen over de vraag: gaan wij vooruit? (opgevat in dezen zin: beginnen wij weer wat meer te verdienen? d.w.z. niet wij, ambtenaren en andere menschen, die van een vast inkomen leven, maar wij, menschen van zaken) ook deze categorie van landgenooten durft, nu de heer Smissaert van een verheffing spreekt, bij zich zelve mompelen: ja, dat hadden we ook al gedacht, als we eens keken naar de wekelijksche lijst van schepen, die in de haven van Rotterdam binnengekomen en daaruit zijn vertrokken (is het maximum van vóór den oorlog niet reeds overtroffen?) of als we een oogje waagden aan het maandelijksch overzicht van de opbrengst van ,,'s-Rijks middelen", of als we iets te zien kregen van de leefwijze van den gedrukten middenstand". We gaan dus vooruit, en 1924 heeft ons een stootje in de goede richting gegeven door de overeenkomst van Londen en de uit voering van het rapport, waaraan Dawes zijn naam heeft gegeven. We verheugen ons over het beginnende herstel van Europa, zoowel ter wille van ons zelf als van de rest van Europa, en we zien met eenige verbazing, dat de lijderes, die het hevigst scheen aangetast te zijn door de ziekte van na den ooi log en wier vrienden dan ook de luidste jammerklachten aanhieven en het d ingendste beroep deden op ons medelijden en onze hulpvaardigheid, dat Germania allen anderen patiënten de loef afsteekt in het beter worden, vermoedelijk omdat zij de crisis reeds te boven was nog voordat zij gesterkt werd door de geneeskracht van den wónderdrank van Dawes. We gaan vooruit, d.w.z. terug, juister gezegd: we beginnen langzaam, tergend" langzaam tem/ te gaan naar den economischen gelukstaat van vóór den oorlog, toen iedereen tevreden was, althans tevreden zou geweest zijn, wanneer hij eenig ver moeden had kunnen hebben van de misère, die hem wachtte. Maar de hemel beware er ons voor, dat we ook weer terug gaan of vooruit: ze moet nu zelf maar kiezen naar de toe standen in de internationale politiek van vóór 1914. Naar de tijden, toen de groote mogendheden met elkaar wed ijverden in de volmaking van hun toerusting ten oorlog en de budgetten voor leger en vloot voortdurend stegen en de dienst plicht werd verlengd of de jaarlijksche lichting van rekruten vergroot. Toen de eene oorlogswolk niet voorbij was gedreven, of de andere kwam weer opzetten: op de crisis van 1905, het jaar van Wilhelm's bezoek aan Tanger en de spanning tusschen Duitschland en Frankrijk wegens de Marokko-kwestie, volgde, drie jaren later, de beroering van de Balkan-kwestie: de annexatie van Bosniëen Herzegowina door Oostenrijk, het zich geheel onafhankelijk van Turkije verklaren door Bulgarije, de poging van Serviëom Rusland tegen Oostenrijk op te hitsen, liet dreigend oorlogsgevaar, ten slotte afgewend, toen Keizer Wilhelm met de gepantserde vuist op de conferentietafel sloeg. Zooals toen reeds uit een oorlog tusschen Oostenrijk en Rusland een algemeene Europeesche oorlog zou zijn ontstaan, zoo deed dat gevaar zich opnieuw voor in 1914: het jaar van de tweede Marokko-crisis, van de verschijning van de Panther voor Agadir, van Lloyd George's geruchtmakende rede: indien de vrede alleen kan worden behouden doordat Groot-Britanniëzich laat behandelen alsof het niet meetelt in de raadszaal der mogend heden, dan zou een vrede tot zulk een prijs een ondraaglijke vernedering voor ons zijn". En wederom was Europa op den rand van een algemeenen oorlog, toen, tijdens den Balkan-oorlog van 1912?1913, Oosten rijk tot twee malen toe op het punt stond, den krijg tegen Servi te beginnen. Neen geen terugkeer naar de tijden van vóór 1914, toen de oorlog als een voortzetting van het werk der diplomatie werd beschouwd, maar met andere middelen; toen de volken zich lieten bedriegen door vredesconferenties", waar de idealen werden ge-huldigd van algemeene ontwapening en blijvenden vrede", maar de diplomaten onder elkaar daarover spraken als hersenschim men van socialisten en hysterische vrouwen". En wanneer wij 1924 als een jaar van vooruitgang" mogen roemen, laat het dan vooral zijn omdat het p.otocol van Genève erin werd geboren. Want in dat protocol is de beste weg gewezen, waarlangs het doel vaneen blijvenden vrede kan worden bereikt, en de grondslag gelegd voor een georganiseerde samenwerking om den schender van den vrede tegen te gaan. Die samenwerking is op verre na nog niet volledig geregeld; het zal tot de taak van de a.s. ontwapeningsconferentie behooren, niet alleen om de wijze, waarop de gedeeltelijke ontwapening zal geschieden, vast te stellen, maar tevens om de idee, dat niemand zich mag ontttekken aan de gemeenschappelijke actie tegen den rustverstoorder, verder ingang te doen vinden en ecu begin te maken met het oplossen van de teclinisch-militaire vraagstukken, die uit de aanvaarding van die idee voortvloeien. Maar van dit alles zal niets inkomen, als niet eerst het protocol van Genève is onderteekend. nfc-i En daarmede maken tal van mogendheden geen haast. Het stekje, dat in den herfst van 1924 werd geplant, is nog weinig opgeschoten. Wie verlangen het te zien groeien tot een krachtigen stam, zullen het met zorg moeten kweeken. En wie dat niet wenschen, laten zij daar rond voor uitkomen. Het protocol van Genève wij zullen hier op dit aambeeld blijven hameren is niets anders dan een nadere uitwerking van verplichtingen, die reeds door het Pact van den Volkenbond werden opgelegd. Wie het protocol van Genève niet wil, wil ook den Volkenbond niet. Een regeering, die bezwaar maakt tegen de onderteekening van het protocol, doet beter ook uit den Volkenbond te treden. Laat die Bond liever uiteenspatten, dan dat hij wordt gevormd door Staten, die zijne beginselen alleen met de lippen belijden. Onder welke politieke of ethische leuzen men het ook moge vermommen, de actie vóór en tegen het protocol van Genève is niets anders dan een strijd tusschen de idee van eigen richting en die van het ondergeschikt maken van eigen belang aar, dat der gemeenschap. Zoo de eerste idee overwint, zullen wij ook op het gebied der internationale politiek weder zijn teruggekeerd tot de toestanden van vóór den oorlog. Wij zouden het diep betreuren, maar er toch nog de voorkeur aan geven boven het in stand houden van een Volkenbond, die in de ure der beproeving alleen boerenbedrogzoublijken te zijn. K E R N K A M P

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl