Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2481
DE HAVEN VAN VLISSINGEN
Reeds in het jaar 1910 hield de toenmalige
Ingenieur van den Rijkswaterstaat, de heer O. J.
van den Broek, zich bezig met een studie over de
, haven van Vlissingen, en hij kwam tot de
? overtuiging, dat er van Vlissingen iets gemaakt
kón worden, zonder de Rotterdamsche en
Amsterdamsche havens schade toe te brengen, mits Vlis
singen zou beschikken over naar de eisenen des
: "tijds ingerichte havens.
De Vlissingsche haven" kwam daarmede aan
de orde; zelfs een Staatscommissie werd benoemd,
; die o.a. te beoordeelen kreeg of het noodzakelijk
? was die haven uit te breiden; later werd nog een
speciale adviescommissie ingesteld.
; Het resultaat van al dien arbeid was tenslotte
de wet van 25 Juli 1919, waarbij in den considerans
werd gezegd, dat verbetering van de haven te
Vlissingen in het algemeen belang is.
De voorgenomen verbetering zou volgens de
Memorie van Toelichting bij het ontwerp-wet
voorloopig o.a. bestaan uit den aanleg van een
ha ven bassin, ongeveer in de richting van het
bestaande, ter lengte van 650 M. met een bodem
breedte van 200 M. Aan de westzijde van die
havenkom, dat is aan de zijde waar zich het station
bevindt, zal een kaaimuur ter lengte van 650 M.
worden gebouwd, welke kaaimuur een 50 tal M.
. zal vooruitspringen buiten den bestaanden weste
lijken hayenmuur teneinde voldoende opslagruimte
te verkrijgen. (Zie foto).
Ondanks alle beloften werd de uitvoering niet
ter hand genomen.
Eerst thans komt de Minister met een Nota van
Wijziging op de begrooting voor 1925, hiertoe
blijkbaar nog genoodzaakt door het zeer ongunstig
: voorloopig verslag op zijn begrooting voor 1925,
en zegt o.a. in zijn M. v. T.:
De herhaalde toetsing van het plan van uitvoering
aan de bedoeling van de wet, immers deze, dat zou
worden gemaakt een haven die voldoet aan de
oogenblikkelijke behoeften ter plaatse, heeft geleid tot een
inzicht, dat het plan inderdaad op eenvoudiger leest
kan worden geschoeid door voorshands aan den
kaaimuur een geringere lengte te geven, terwijl aan de
oostzijde met een paar steigers kan worden volstaan.
Teneinde met het aldus vereenvoudigde plan een
begin te kunnen maken waarbij zij aangeteekend,
dat de in de wet aangenomen lengte van de
havenkom van 650 M. intact blijft wordt een post van
f 650.000 uitgetrokken."
De minister kon bij voorbaat reeds begrijpen,
dat dit plan heel wat verzet zou ontmoeten bij de
voorstanders van de haven, als men weet, dat op
<le staatsbegrooting voor 1923 een bedrag
voor,kwam van ? 1.200.000. Met nauwelijks de helft
Van het bedrag zal Vlissingen zich nu moeten
tevreden stellen. Vlissingen en geheel Zeeland
kunnen zich daarbij niet neerleggen, voornamelijk
omdat minder dan 650 M. kademuur niet voldoende
is. De Maatschappij Zeeland immers zal bij haar
tegenwoordigen enkelen dienst reeds 300 M.
kademuur tot hare beschikking moeten hebben
en de provincie voor haren provincialen
stoombootdienst 50 M. Maakt de Minister den kademuur
dus kleiner dan 650 M., dan blijft er geen voldoende
kademuur over voor andere schepen.
De vraag rijst allicht: wat verwacht men dan
toch wel van Vlissingen? Moet Vlissingen een
groote zeehaven worden?"
Vlissingen ligt uiterst gunstig, biedt groote
voordeelen aan het snelverkeer en als aanloop
haven voor post- en passagiersschepen is het uit
stekend gelegen. Hierop is in 1911 reeds gewezen
door den meergenoemden Ir. G. J. van den Broek
en door den heer Kellerman Slotemaker in een
rapport aan Oed. Staten van Zeeland, d.d. 4
September 1915. De Maatschappij Zeeland heeft
-in de laatste maand hare reputatie van steeds
T uit te varen schitterend gehandhaafd. Toen in
- den aanhoudend dikken mist in het begin van deze
*'- maand alle schepen moesten blijven liggen, ook
de mailbooten met vaste routen uit Rotterdam en
Ostende, was de Mij. Zeeland in staat met relatief
zeer weinig vertraging de verbinding met Engeland
te onderhouden. In de allereerste plaats is dit te
'], danken aan de veilige ligging van de haven van
Vlissingen.
Bovendien ligt Vlissingen aan den mond van het
drukke Scheldecomplex en biedt het alle voordeelen
1 van een gunstig gelegen kusthaven. Vlissingen ligt
als kusthaven zelfs gunstiger dan Hoek van Hol
land, IJmuiden, Cuxhaven en Bremerhaven.
En wel omdat in de eerste plaats de rivier de
Schelde van Vlissingen tot Antwerpen een uiterst
moeilijk vaarwater is.
Bovendien is de Schelde een zeer druk vaarwa
ter. In het jaar 1924 kwamen reeds rond de drie
honderd ongevallen (groote en kleine) met schepen
: voor. Ook het vastloopen van de Belgenland be
wijst, dat zeer veel zeemanschap vereischt wordt om
schepen in Antwerpen te b-rengen. En als men de
Schelde achter den rug heeft, krijgt men nog de
lastige dokken in Antwerpen.
a. Nieuwe bermweg met zoutwaterleidlng.
b. Nieuwe waterkeerende zeedijk.
c. Nieuwe Directiewoning.
d. Buitenhaven.
e. Booten der S. M. Zeeland.
?. Provinciale stoombootdienst.
g. Zeesluis.
x. Station.
De foto doet duidelijk het industrieterrein zien.
(Foto K. L. M.)
Voor het snelverkeer zal Antwerpen binnen
afzienbaren tijd een deel van zijn waarde ver
liezen. Dat ziet Belgiëtrouwens zelf ook wel in.
Waarom anders de plannen voor een kanaal
Zeebrugge?Antwerpen ?
Belgiëbezit geen enkele kusthaven, geschikt
voor snelverkeer. Zeebrugge,waaraan millioenen
door de Belgische regeering besteed zijn, is een
hopelooze mislukking geworden. Ook Ostende heeft
alleen beteekenis als mail- en visschershaven.
Het Kanaal Rotterdam?Antwerpen (dwars door
Brabant) moet evenzeer dienen om zoolang moge
lijk Antwerpen in het gelid met Rotterdam en
Hamburg te houden. Of het gelukken zal, staat te
betwijfelen.
Dat op den duur Vlissingen een deel van het
passagiers- en postvervoer zal krijgen, is zoogoed
als zeker.
Vergeten mag toch niet worden, dat de afstand
Vlissingen?Antwerpen 52 Eng. mijlen bedraagt.
De bjteekenis hiervan wordt pas duidelijk, indien
men daarbij den afstand Vlissingen?Folkestone
vergelijkt, dien 92 Eng. mijlen bedraagt, terwijl
bjvendien niet uit het oog mag worden verlo
ren, dat de rivier de Schelde een behoorlijke
snelheid der schepen belet.
Indien dan ook de spoorwegverbinding Ant
werpen?Vlissingen nog verbeterd werd, zou pas
sagiersvervoer over Vlissingen zelfs voor Antwer
pen nog voordeel beteekenen.
De spoorwegverbinding is thans Vlissingen
Bergen op Zoom.?Roosendaal?Esschen?Ant
werpen. Zij moet loopen Vlissingen?Rilland
Bath?Capelle (B)?Antwerpen.
Rondom Vlissingen zijn aan het Kanaal door
Walcheren, den spoorweg en de haven uitgebreide
industrieterreinen gelegen. De grond is als
industriegrond thans nog zeer matig in prijs. Bovendien
zijn er voldoende werkkrachten te betrekken uit.
Zeeland en Zuidwestbrabant: een factor die
wellicht in dezen tijd van werkeloosheid niet van
zoo heel groot belang is, maar die toch in
normaler tijden niet verwaarloosd mag worden.
Bij opleving is ook te verwachten, dat de
scheepvaartindustrie zich nog meer zal uitbreiden
dan thans reeds het geval is, en dat naast nieuwen
bouw, meer dan tot nu toe de aandacht geschon
ken zal worden aan herstelling van schepen enz.
Verder zijn er ten opzichte van Vlissingen als
oliehaven zeer groote verwachtingen. Wel is de
Nedparn pas door een ramp getroffen en is de
geheele olieindustrie tot heden vrijwel steeds
sukkelend geweest, maar dat is uitsluitend te wijten
aan den oorlog en het niet naleven van de
leveringscontracten door Amerika. Eenigszins is
de Nedpatn ook gehandicapt door te weinig
havenruimte, maar ongetwijfeld zal de herbouwing
der fabriek en het aanleggen van een olieleiding
naar de te maken haven het expansievermogen
der haven zeer doen toenemen.
Aan Vlissingen als exporthaven van fruit,
tuinbouw en veeteelt moet naar mijne meening
de grootste beteekenis worden toegekend, omdat
geen enkele kusthaven op het vasteland van Euro
pa met bijzonder vruchtbaar achterland zoo
gunstig ]jgt ten opzichte van'de Engelsche markt
plaatsen.
De provincie Zeeland heeft binnen dijken en
duinen (binnenwateren inbegrepen) een opper
vlakte van 183.175 H.A. en telt ongeveer
250.000 inwoners. Hiervan wonen in Vlis
singen 22000 inw., in Middelburg 19000 inw., in
Terneuzen 10.000 inw., in Goes 8000 inw. en in
Hulst, Sas van Gent, Axel, Oostburg, Sluis,
Aardenburg, Tholen en Zierikzee samen ongeveer
42000 inw. Zeeland heeft 6000 tot 7000 land
bouwbedrijven, grootendeels kleinbedrijf. Alleen
in sommige deelen van Zeeuwsch Vlaanderen
treft men grootbedrijf en in Zuidbeveland hier
en daar middelgrootbedrijf aan. De Zeeuwsche
landbouwer legt zich nog steeds op de cultuur van
landbouwproducten toe; suikerbieten vormen een
zeer groot deel van de opbrengst van Zeeland.
Daarnaast aardappelen en granen; een groot deel
van Zeeland is ook geschikt voor tuinbouw.
Hoewel er op het platteland in Zeeland geduren
de een voornaam deel van het jaar een overschot
van werkkrachten is en het voor den boer steeds
moeilijker wordt zijn kinderen in een bedrijf te
zetten, is hij nog steeds niet tot een intensiever
bewerking en bebouwing van zijn grond overge
gaan. Door ontwikkeling van den tuinbouw
zou het mogelijk zijn veel meer kinderen in een
bedrijf te brengen.
Zeeland is wellicht de geschiktste provincie
voor tuinbomvexport naar Engeland; het is
door de natuur aangewezen om Londen van
groente en fruit en melkproducten te voorzien.
L)e ligging van Vlissingen als haven is zóó gunstig,
dat het mogelijk is de daags gepinkte vruchten en
groenten den anderen ochtend vroeg op de markt in
Londen te brengen.
Door uitbreiding van het tram-en spoorwegnet
in de laatste tientallen jaren en de projecten die
thans nog in uitvoering zijn, zal Zeeland binnen
korten tijd voorzien zijn vaneen bjhoorlijk net van
spoor- en tramwegen, die Zeeland tot den moestuin
van Londen maken, mits er voldoende
havenruimte in Vlissingen is.
Uitbreiding van de Vlissingsche haven is in de
allereerste plaats noodig om de ontwikkeling van
Zeeland als tuinbouwprovincie tot zijn recht te
doen komen. Afgeloopen zomer moest het fruit
uit Zuidbeveland nog over Rotterdam naar Enge
land vervoerd worden. Dit eene feit zegt toch
meer dan voldoende.
Millioenen worden in het Noorden van ons land
uitgegeven aan werkverschaffing, omdat daar een
tekort aan grond en bestaansmogelijkheid is.
We maken er zelfs een twaalfde provincie bij,
voornamelijk om tegemoet te komen aan de vraag
naar grind en om een uitlaat te vinden voor het
teveel aan arbeiders.
In Zeeland is werkmogelijkheid voor duizenden,
indien er overgegaan wordt tot een intensiever
bebouwing van den grond, hetgeen mogelijk is
doordat Zeeland, zooals gezegd, liet gunstigst
gelegen is ten opzichte van Londen.
Vlissingen is ook een tijdlang een belangrijke
exporthaven van vleesch geweest. Dit is minder
geworden, omdat Zeeland niet voldoende in vleesch
voor de exportslagerijen kon voorzien, omdat de
varkensteeit nog achterlijk was. Hierin komt
echter langzamerhand verandering, tin in
Westbrabant en in Zeeland wordt al heel veel gedaan
oni tl e varkensfokkerij te doen toenemen en in de