Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
A?A kademuur voor de haven van Vlissingen. Het vooruitspringen van den kademuur is
zeer goed te zien
(Foto K. L. M.)
tweede plaats de resultaten te verbeteren. Er zal
echter ook alleen weer sprake kunnen zijn van
behoorlijke exportgelegenheid indien Vlissingen
over een behoorlijke haven beschikt.
In de laatste plaats heeft Zeeland beteekenis
als zuivel- en eierproducent voor Londen.
Denemarken heeft zich een markt veroverd in
Engeland, waartegen Zeeland uiterst moeilijk
zal kunnen concurreeren. Zeeland komt hier door
de kortzichtige politiek der regeering achteraan.
Niettemin worden krachtige pogingen gedaan om
ook deze markt te veroveren. En indien dat ge
lukt zal dat te danken zijn aan de haven en aan
de gunstige ligging.
Een fabriek van melkproducten is al in handen
van een Engelsche firma, die gecondenseerde melk
voor de Londensche markt produceert; boter zal
binnen afzienbaren tijd wel velgen. Waarschijn
lijk zal er dezer dagen te Vlissingen een eiermijn
worden opgericht, waar schouwing der eieren
plaats vindt, zoodat alleen goede waar aan de
markt komt.
De Zeeuwsche maatschappij tot bevordering van
?den landbouw steunt al deze pogingen krachtig.
Maar de ontwikkeling van Zeeland zal niet kunnen
worden bereikt zonder een uitvoerhaven en die
haven is Vlissingen.
Opzettelijk heb ik niet gesproken over de gun
stige ligging van Vlissingen als visschershaven
ten opzichte van België, Brabant, Limburg en
Duitschland. Geen enkele haven, ook niet Ostende
en IJmuiden, ligt ten opzichte van die streken
zoo gunstig als Vlissingen.
De Minister van Waterstaat zegt in officieele
stukken, dat bij de verbetering van de haven van
Vlissingen alleen locale belangen betrokken zijn.
Dit getuigt van volslagen gebrek aan kennis van
de Zeeuwsche toestanden.
De Tweede Kamer make het Minister van
Swaay duidelijk, dat de Vlissingsche haven vol
doende perspectief biedt, zoodat het niet aangaat
op de hoofdplannen zóó te bezuinigen als de Mi
nister thans voorstelt.
Vlissingen, Dcc. 1924. J. A. BERGER
PORT-ROYAL
Port-Royal blijft de aandacht trekken, ook in
ons land. Niet lang geleden konden wij de aandacht
van onze lezers vestigen op een boek over den
zelfden kring van vrije en toch ook weer zeer gebon
den vroomheid (No. 2375). Thans heeft mej. Naber
een werk 1) over ongeveer hetzelfde onderwerp
uit haar welversneden pen doen vloeien. Ongeveer
hetzelfde onderwerp. Immers het vroeger bespro
ken boek ging heel wat verder dan dat van mej.
Naber inzooverre de geheele beweging van
PortRoyal in het bestek was opgenomen. Mej. Naber
heeft zich beperkt; zij duidt die beperking reeds
in den titel aan door uitdrukkelijk de nonnen van
Port-Royal op den voorgrond te schuiven. Daar
mede was uit den aard der zaak een groot gedeelte
van de geheele Jansenistische beweging in Frank
rijk in de zeventiende eeuw buiten den gezichts
kring van den lezer gebracht. Vandaar dan ook,
dat de Arnaulds, d.w.z. de mannelijke leden van
dat Port-Royalistische geslacht, slechts van tijd
tot tijd worden genoemd, voorzoover zij met hun
vrouwelijke verwanten in Port-Royal in aan
raking komen. Vandaar ook, dat Quesnel slechts
een enkele maal wordt vermeld. Ook de dichter
Racine, toch zoo nauw met Port-Royal verwant,
komt slechts sporadisch ten tooneele. De solitaires,
de vrome kluizenaars, die in de schaduw van
PortRoyal des Champs hun huisjes betrokken in afge
trokken overpeinzing, worden natuurlijk meer
dan eens genoemd, maar niet steeds met nadruk
en zelden met name. En opmerkelijk is ook, dat
de bul (Jnigenitus door mej. Naber niet wordt
genoemd. Zij eindigt met de opheffing van
PortRoyal en de verstrooiing der nonnen op hoog
bevel des konings in 1709.
Het was juist een eeuw geleden, dat het klooster
Port-Royal te Parijs door de jonge, energieke
abdis Angélique Arnauld werd gereformeerd. Niet
alleen werden de oude regels in volle gestrengheid
hersteld, maar tevens werd weer het echte klooster
leven ingevoerd van vrome aanbidding en een
zame godsvrucht. Port-Royal, hoewel reeds een
oude stichting, werd geheel hervormd in den
strcngzedelijken geest der abdis. Men behoeft natuurlijk
niet te denken, dat de overige Fransche kloosters
brandpunten van ongerechtigheid waren. Maar
wel was de wereld in allerlei vormen binnen de
kloosters binnengeslopen; al hebben de zusters
van Port-Royal in hun harde kritiek op andere
kloosters wel eens overdreven, niemand zal het
toch voegzaam vinden, wanneer in een klooster
een bal werd gegeven, zooals in Port-Royal in
den tijd van verval toch werkelijk gebeurde.
Een zoodanige reformatie van een klooster of
van een congregatie was waarlijk niets nieuws en
ook niets bijzonders. Meer dan eens zijn kloosters
hervormd door vrome abten en abdissen; onze
middeleeuwsche kloosterkronieken zijn er vol van.
De kerk heeft daaraan uit den aard der zaak
nimmer aanstoot genomen, ook al ging de refor
matie soms in afwijkende banen; zelfs werd
zulk een hervorming gewoonlijk van hooger hand
met kracht bevorderd. Hoe dan te verklaren de
felle vervolging, waaraan Port-Royal bijna voort
durend van den kant van kerkelijke en wereld
lijke gezagdragers heeft bloot gestaan? De. oorzaak
ligt voor de hand en is ook bekend genoeg. In
Port-Royal he?ft zich sedert het midden der zeven
tiende eeuw het Jansenisme breed gemaakt,
zelfs in die mate, da't hier het hoofdkwartier van
de geheele beweging was gevestigd. De abt van
Saint Cyran, die de geestelijke leider van
PortRoyal vele jaren was, was de vriend en geestver
want van Cornelis Jansenius, den befaamden
bisschop van Yperen.
Wij zullen ons niet verdiepen in den
dogmatischen strijd van Katholieken en Jansenisten,
die in de zeventiende eeuw in Frankrijk en ook in
de Nederlanden zoo iel heeft gewoed. Maar het is
wel duidelijk, dat de beginselen der Jansenisten
bezwaarlijk vereenigbaar waren met de dogma's
der Katholieke Kerk. Het ligt voor de hand, dat
daarmede in onze oogen niets kwaads is gezegd
van die beginselen. Maar dat de Kerk ze niet kon
aanvaarden en zelfs niet kon toelaten, is toch
duidelijk. Het is dit, wat men in Port-Royal
niet goed begreep en daarom niet wilde
aanvaarPARK-HOTEL
ROTTERDAM
den. Het is ook dit, wat mej. Naber blijkbaar niet
voldoende heeft gepeild, althans niet voldoende en
afdoende naar voren heeft gebracht. Mej. Naber
heeft een zeer begrijpelijke sympathie voor de
nonnen van Port-Royal. Zij weidt uitbundig uit
over de zedelijke en religieuse deugden der vrome
nonnen; zij gevoelt blijkbaar een sterke geestelijke
verwantschap met deze stille vromen, die hun
godzalig werk verrichtten ver van de wereld en
vrij van de wereld. Wie zou haar niet gaarne in hun
gevoelens volgen? Elke poging om te komen tot
zedelijke volmaaktheid in deze zondige, althans
lichtzinnige wereld is sympathiek, al kunnen wij
niet steeds de vormen, waarin die zedelijke vol
making wordt nagestreefd, waardeeren. Boven
dien, steeds gaan onze warmste gevoelens uit naar
de vervolgden en de verdrukten. Zoo komen wij van
zelf met sterke waardeering, met liefde zelfs,
tot de vrouwen van Port-Royal. Daarbij komt nog
iets anders. Evenals zoovele godsvruchtige mannen
en vrouwen hebben ook de vrouwen van
PortRoyal haar geestelijke bevindingen en ontroeringen
te boek gesteld. Daardoor kunnen wij in de diepste
roerselen dier vrome gemoederen doordringen.
En zooals het dan veelal gaat: wij worden dan
opgenomen in de geestelijke sfeer van dit
kloosterlijk milieu; wij gaan de dingen der wereld
zien door de oogen van de vrouwen van
PortRoyal.
Zoo is het klaarblijkelijk ook mej. Naber gegaan;
veelal soms ook te veel met de woorden van
de kloosterlingen zelf schetst zij het geestelijke
bestaan van Port-Royal. Dat daardoor een een
zijdige indruk wordt gewekt, spreekt van zelf.
Want met allen eerbied voor de zedelijke grootheid
van Port-Royal, komt het ook in deze geschiedenis
van een geestelijke beweging niet minder aan op
begrijpen en waardeeren dan op medeleven en
mede voelen. Van het laatste geeft mej. Naber ons
in overvloed, van het eerste eigenlijk te weinig.
Zij verklaart ons dat eigenaardige karakter van
haar boek ten duidelijkste door haar motto, dat
zij aan Angélique Arnauld ontleende: Geschrif
ten, die niet zijn vruchten van gebed en tranen,
zijn nutteloos voor wie ze lezen en schadelijk voor
wie ze schrijven." Dat moge gelden voor devote
litteratuur, historische geschriften worden nu
eenmaal van iets anders de vruchten dan van gebed
en tranen. Ons gemoed moge daarbij nimmer koel
blijven, de hoofdzaak blijft het verkrijgen van het
scherpe inzicht en het juiste begrip van de histori
sche ontwikkeling. Niet bewonderen, niet ver
guizen, maar begrijpen.
Dat laatste nu komt bij mej. Naber niet vol
doende tot zijn recht. De historische noodwendig
heid van de opkomst, den bloei en den ondergang
van een geestelijke beweging komt te weinig
naar voren om ons te bevredigen. Dit boek maakt
te veel den indruk van het vierde bedrijf van den
ijsbrecht van Aemstel, waar de schare van
godgewijde nonnen in het Amsterdamsche
Klarissenklooster door godvergeten krijgers meedoogenloos
en wreed wordt gesfacht. Dat wekt ons diepste
medelijden op en ons warmste medegevoel. Maar
van de geschiedenis vragen wij iets anders: de
verklaring, hoe deze dingen zoo zijn gekomen en
waarpm zij niet anders zijn gegaan dan wij moeten
constatecivn. Doen wij dat, dan worden wij ook
ten volle bevredigd; want dan leeren wij berusten
in wat nu eenmaal historische noodzakelijkheid
was. En ten slotte mogen wij dan zelfs met ons
volle gemoed meeleven in wat wij hebben leeren
zien als de tragedie der historie.
H. B R L1 c M A N s
1) JOHANNA W. A. NABER. De nonnen van
Purt-Roval. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en
Zoon, 1924.
DE N.V. LANDGOED
DE HOOGSTRAAT"
Uit een rede, deze week door den heer Colijn
gehouden, blijkt, dat het ingediende wetsont
werp op de richtige heffing van directe belastingen
terugwerkende kracht zou hebben tot l Mei
1<)24. Daarmede vervalt alle grond voor de
beschuldiging, dat hij, door de omzetting van zijn
landgoed in een N.V., de belasting zou willen
ontduiken.
Het spijt ons zeer, dat wij, in goed vertrouwen
op de juistheid van hetgeen de N. Rott. Cour.
in haar Ochtendblad van 7 December had mede
gedeeld, door ons nummer van 13 December
er toe medegewerkt hebben, deze beschuldiging
te verbreiden. Wij bieden den heer Colijn daarvoor
onze verontschuldigingen aan.
Redactie van ,,dc Amsterdammer"