De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 27 december pagina 9

27 december 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2481 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND PEEK& CLOPPENBURG De omnibus der eerste lijn Dam?PIantageï(1872)j van de Amsterd. Omnibus Mij. De laatste paardentram (traject Nassauplein?Sloterdijk) HET JUBILEUM VAN DE AMSTERD. GEMEENTETRAM Op l Januari a.s. viert de Amsterdamsche Gemeentetram, als onderdeel van het geheele verkeersbedrijf, te water en te land, haar zilveren jubileum.... niet. Het gemeentebestuur is name lijk van oordeel, dat voor een bedrijf een kwart eeuw geen periode van voldoende beteekenis is om daar een feestelijke viering aan te verbinden. Dat mag dan zoo zijn, maar ons, gemeentenaren, gaat het trambedrijf toch voldoende ter harte om bij deze zilveren echtverbintenis tusschen stad en bedrijf het glas op te heffen tot het houden van een bescheiden toast. Als gevolg van het Raadsbesluit van 12 October 1898," zoo kan men lezen in h 11 Jaarverslag be treffende den Tramdienst der Gemeente Amster dam over het jaar 1900, tot intrekking van de concessie, aan de Amsterdamsche Omnibus Maat schappij verleend, gingen op l Januari 1900 de bezittingen van die maatschappij over aan de gemeente Amsterdam en begon deze op dien datum met het exploiteeren van de Tram. Buiten de dus ontstane gemeentetramlijnen liggen op het grond gebied der gemeente nog de volgende tramlijnen: 1. van de Gooische stoomtram; 2. van de Noord-Hollandsche Tramweg Mij; 3. van de Commanditaire Vennootschap Amster dam?Sloterdijk in liquidatie. Zoo ging het bedrijf de eerste vijf-en-twintig jaar in; met het genoegelijke sukkeldraf je van de dierbare paardentram, die de jeugd van vandaag nog slechts kent van vergeelde prentbriefkaarten. Is het heusch maari A twintig a 25 jaar gele den, dat we als jongens gratis op de treeplank meereden, terwijl de conducteur voorop een buurpraatje maakte met den bestuurder? Groot was het mate rieel aan het eind van het openingsjaar niet: het waren, 'goed ge teld, 262 wagens voor personenvervoer en 'n stuk of wat werkwagens; onder die 262 wagens waren.... 12 electrische motorwa gens. Dat waren de wagens van lijn 10, de eerste electrische lijn, die in exploitatie werd gebracht, en toen liep van de Marnixstraat bij het Leidscheplein naar de Brouwersgracht. Lijn 10 werd spoedig door de andere lijnen gevolgd en in 1906 was het heele net, zooals het van de A.O.M, was over genomen, ge lectrificeerd, met de noodige wijzigingen en uitbreidingen natuurlijk. Het aantal tramwagens was intusschen gestegen tot 442. Geheel verdwenen was de paar dentram in dat jaar nog niet, want de gemeente had intusschen van de Cotnm. Venn. Tramweg Amsterdam?Sloterdijk in 1905 het lijntje Haarlemmerplcin?Sloterdijk overgenomen, en de paar dentram bleef hier tot 1916 een sieraad van het landschap; van die 442 werd dan ook ruim tien percent nog door paarden getrokken. En ten gevolge van de annexatie van Sloten is nog heden ten dage niet het geheele bedrijf eltctnsch. Immers, bij deze annexatie erfde de gemeente Amsterdam de oude Slottnsche paardentram, behelzende een inventaris van 6 wagens en dubbel zooveel paar den. Sedert l Maart 1922 wordt deze lijn (lijn 2!) met auto-tractie geëxploiteerd. Maar de laatste trampaarden zijn dan toch sinds den 2()sten Maart, toen de (onder de Amsterdamsche paarden ver maarde) heer Sinck de laatste sptcimina van dit sympathieke ras in openbare veiling verkocht, uit het Amsterdamsche stadsbeeld verdwenen. Voor de boeren, die op de stevige en welopgevoede knollen zeer gesteld waren, en ter veiling de dieren voor 'nschappelijk prijs je kregen, een buitenkansje. In het begin van dit jaar had het wagenpark van de Gemeentetram zich tot 790 wagens uitge breid. Het hek is nu van den dam : er is geen hou den meer aan. Steeds verder strekken zich de draden van het spinneweb uit; de tramdirectie geeft geen kamp, al breidt ook Amsterdam zich nog zoo snel uit. Verschillende nieuwigheden heb ben juist in den laatsten tijd haar intrede gedaan ; voornamelijk de niet bij ieder beminde enmanswagen, en de autobus. Vooral in het gemeentelijke autobusbedrijf zit voor de toekomst muziek. Een moderne electrische tramwagen der Amsterdamsche Gemeentetram Amsterdam is gelukkig vrij gebleven van de rijden de doodkisten, die zich in Rotterdam aandienen onder den naam van particuliere autobussen. Maar de behoefte aan omnibussen, in het algemeen aan een sneller verkeer dan dat van de, aan de bezwaren van smalle verkeerswegen gebonden, trams wordt ook in Amsterdam steeds meer gevoeld. De con currentie van het rijwiel is er om het der Tramdirectie aan den lijve te doen gevoelen ; en elke nieuw-geasphalteerde straat beteekent een uit breiding van het aantal wielrijders. Wij hebben nu drie lijnen, met 34 autobussen, maar voor we een jaar verder zijn, is dat getal al belangrijk grooter geworden. De bevolking van Amsterdam hoeft er geen spijt van te hebben, dat haar regeerders van vijf-entwintig jaar geleden het bedrijf aan zich trokken. De Amsterdanifche tram kan, zoowel wat haar dienstregeling als wat haar bedrijfsexploitatie betreft, de vergelijking schitterend doorstaan met elk door particulieren beheerd bedrijf, en ieder Nederlander, die wel eens in het buitenland komt, \\eet, dat onze Amsterdamsche tram (ze moge dan door den eigenaardiger! bouw van de oude binnen stad niet in alle stadsdcelen een even snel vervoer middel zijn) een prachtig figuur maakt naast de rammelkasten van Berlijn, de vervelooze wagens van Brussel en Parijs, de snelle maar ongezellige vehikels van Londen, afgezien nog van andere, nog ongunstiger afstekende groote steden. De Amsterdamsche tram is een van de dierbaarste bezittingen van de bevolking. Heeft niet de bevol king met de hand in de beurs al haar lief en leed meegemaakt, dat zich uitte in de wisselende tarieven van: 7 J cent (1900), 7 A tot 12 J cent voor 3 tot 5 secties (1905), lücent voor meer dan 3secties(1908), 5 cent (1913), 6 cent (1917), 7-Jcent (1917), 10 cent (l Juni '19), 12* cent (11 Dec. '19), locent (1920)en lücent (l Nov. 21)? De tram staat thans voor eenige moeilijke problemen waarvan wij reeds de uitbreiding der auto busdienst en noemde.i en waaronder wij nog den toekomstigen tunnel, die de b.'ide l )oevers moet verbinden, aanstippen. Wij zijn overtuigd, dat het ge meentebestuur en dedireetie van de gemeen tetram ook voor deze vraagstukken de oplos singen /uilen vinden, die het belang van de bevolking vereischt. Wij hebben geleerd, in de leiding van dit be drijf vertrouwen te heb ben. 3. P E R s o N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl