Historisch Archief 1877-1940
GEKLEEDE JUMPER
Teekening voor ,,de Amsterdammer" van
Marietje Heyligers
DE ONTWRICHTING ONZER
MAATSCHAPPIJ
Wie zoekt er niet naar de schuld daarvan en
wie meent niet voor zichzelf een oplossing gevonden
te hebben?
Zij, die 't denken een toer vinden- en er liefst
niet al te veel aan doen, zeggen: de Oorlog".
Anderen geven de rooden, anderen de communis
ten de schuld.
Ik voor mij, ik geloof dat 't veel eenvoudiger is.
De schuld der wereldontwrichting (voor mij) zijn
wij vrouwen en onze ijdelheid. De vrouw heeft
haar plaats in huis verlaten, niet, dat weten we
nu wel zoowat, omdat de sfeer waar ze nu heerscht
in fabrieken en kantoren, prettiger is dan die in
een huishouden. Evenmin omdat haar ziel zich
in haar nieuwe omgeving beter ontplooien kan.
?In 't lawaai van een fabriek, bij getik van
typewriters of telefoongedoe, is geen fijne gedachte
op haar plaats. Evenmin is de beweging ge
zonder. De vrouw in een huishouden doet heel den
dag gymnastiek, ze bukt, ze rekt zich, ze loopt, ze
buigt knieën en rug. De vrouw in een fabriek
of op een kantoor gebruikt maar eenige, en steeds
dezelfde spieren.
Haar zenuwen lijden meer dan dragelijk is, haar
lichaam, na eenige geslachten, zal slechts moei
zaam kinderen ter wereld brengen. Toch ont
vluchten steeds meer meisjes den staat van dienst
bode, hulp in 't huishouden, huishoudster, nurse
en zelfs naaister. Dat de dag zal komen, dat ze
vrouw en moeder zullen zijn, weten ze wel, maar
ze trekken er zich niets van aan. Wie dan leeft,
wie den zorgt. Met een tekort gedaan lichaam en
verslapte zenuwen, zonder eenig begrip van huis
houden trouwen, vinden ze gewoon. Als ze tot
aan dien trouwdag maar 's avonds haar vrijheid
hebben. Niet om haar uitzet te verzorgen, dat
komt wel uit fabrieken, waar andere meisjes net
doen als zij. Niet om zich te ontwikkelen (of 't
moest zijn met 't oog op meer salaris) maar om
in stoffige dancings of cinema's nieuwe prikkeling
te zoeken voor haar zenuwen, die de stilte niet meer
verdragen kunnen.
De mannen zijn even onwijs als zij, eisenen niets
dan wat schijn, een soepel lijntje, liefst zoo weinig
mogelijk de vrouwelijkheid onderstreepend, een
zijden kous en hooge hak. En ook hij denkt niet
aan later. Als 't moet, blijven ze samen op kantoor,
elk op 't zijne, of samen op een fabriek, dan ver
dienen ze veel en kunnen veel uit. Want uitgaan
en genieten" is de groote preoccupatie van dit
geslacht. En dat genieten moet dan steeds
zenuwprikkelend zijn. 't Is geen wonder, dat de goede"
theaters moeielijke tijden beleven, dat
concerteerende kunstenaars voor een schijntje moeten
werken, dat goede boeken bijna geen afzet hebben.
Dat alles eischt te veel tijd en aandacht en voor
al te veel verdieping.
Een cinéma geeft drie drama's op n avond,
dat is je ware, een caféchantant is bijna even
heerlijk.
The Kid" wordt ontvangen door den Paus en
Mussolini. Dat is Bouwmeester en Rooyaards
nog niet overkomen.
En dit is wel een heel kras staaltje van de ver
wording van onzen tijd, waaraan wij vrouwen
schuld hebben.
We hebben aan veel meer nog schuld. Onze
post hebben we verlaten en we hebben de plaatsen
der mannen bezet met als gevolg
werkeloosheid.werkeloozen steun, hoogere belastingen,misère.
Misère voor allen, ook voor die nu nog haar
huishouden doen, want de normale hulp die ze
vroeger daarbij hadden, is nu in fabrieken en op
kantoren.
Ik ken huisvrouwen met 6, 7 kinderen, die
maandenlang zonder hulp zitten en dan met grof
geld ongeschoolde hulp moeten betalen. Wij,
vrouwen, wij hebben de heele maatschappij ont
wricht. Ik ken meisjes, met net genoeg hersens
voor 'n typiste, die zich te intellectueel" vinden
voor een huishouden, alsof daar geen hersens voor
noodig waren. Hoe veel daar voor noodig is,
blijkt wel uit 't feit, dat zoo weinig huishoudens
werkelijk goed marcheeren, dat er, over 't alge
meen, zoo slecht gegeten wordt en dat door on
oordeelkundige bereiding, zooveel te loor gaat.
Zeg me eens even, hoevelen hebben hun zuurkool,
augurken, andijvie, sla, princesse- en snijboonen
in den pot? Of zeg 't maar niet. Ik weet hoe weinig
het er zijn. Men haalt blikjes. Gezond? O" zeg
gen ze dan door 't zout verliest alles ook veel
van zijn voedingswaarde". Dat weet ik, bijna
evenveel als in tin, maar 't isjtoch'gezonder.
Jumper van crêpe de Chine, met plisseetjes.
De bloemen zijn geborduurd in dezelfde kleur,
doch iets donkerder.
Hoe weinigen hebben van hun meloenschillen
zoetzuur gemaakt en hun rozenbottels benut?
En zoo is alles. Men doet niets meer thuis. Ik ken
een dienstmeisje, dat met Paschen gaat trouwen.
Ze heeft 6 jaar gediend en geen cent gespaard.
Je hebt alles voor je kleeren noodig, als je een
beetje gekleed wilt gaan", zei ze me.
Wij en onze malle ijdelheid hebben de wereld
ontwricht. Zie eens wie er in de groote limousines
zitten? Winkeliers! En die gnuiven en wrijven
zich de handen. Alle dwaasheid komt hen ten
goede. En nu zou ik willen vragen: Waar moet dat
heen? Hoe langer hoe meer vrouwen nemen de
plaatsen der mannen in, hoe langer hoe minder
mannen zullen in staat zijn te trouwen. Het cijfer
van rachitische kindertjes, van achterlijken en ik
vrees, dank zij de cinema's, van misdadigen zal
steeds blijven stijgen. En dan?
Wat heeft ons bezield de wereldorde om te
gooien? En hoe komen we aan 't pretext voor
uitgang". Is het werkelijk en werkelijke vooruit
gang, slechte zijden kousen te dragen in plaats van
wollen, kunstzijden blouses, in plaats van lekker
flanel? Is het vooruitgang, ons haar af te snijden
en daarmee een teeken onzer sexe af te schaffen?
Wint onze ziel en zaligheid, bij uithuizigheid,
cinema en dancingbezoek?
Wint onze gezondheid er bij?
Als we maar moed en tijd hadden, om tot ons
zélf te komen, zouden we de balans van onze winst
en ons verlies eers kumen opmaken maar we
komen niet tot ons zelf en wat we-verloren hebben
draagt zoo weinig uiterlijke kenteekenen, dat we
't niet hoeven te merken, als we niet willen.
Een vriend van me zei: Ik sta in een tram
alleen op, als ik een vrouw zie, dat komt haast
niet meer voor".
Een ander zei: Als 'k die kortharige deerntjes
zie met mannehoedjes en een wandelstok, heb ik
altijd lust om te zeggen: Kom kerel, steek een
sigaar op".
Een klerk van een van de groote banken ver
telde me: Je goede plaats op kantoor aan een
vrouw afstaan? Waarom? Ze willen onze gelijken
zijn en voor ons zijn 't collega's of erger, concur
renten. Ik sta niets af aan een man, waarom aan
zoo'n imitatie-man?" En dat alles zijn maar woor
den, maar in de gevoelens der mannen, hebben we
veel meer verloren. Nu zegt iedereen: 't Is niet
meer tegen te houden"; maar ik beweer dat dit wél
kan.
Waarom gaan niet een paar vooraanstaande
vrouwen propaganda maken voor ,,de vrouw in
huis?"
Ah, nog iets.... Eén van onze grootste profes
soren, die kort geleden gestorven is, was een jongen
van heel gewone familie.
Bij 't sterfbed van zijn moeder nam hij haar hand,
oud, gerimpeld, met duidelijke sporen van huis
arbeid.
Oh" zei hij die handen, die zooveel voor ons
gedaan hebben".
Verdienen wij zulken lof nog? Ja, mooi worden
handen niet van huiswerk maar wel
achtenswaardig en verteederend.
De ontwrichting van onze maatschappij, vrou
wen, hebben wij op ons geweten.
Geen bijenkoningin tracht de plaats van een
hommel in te nemen, geen werkbij, haar lot te
ontkomen en niet minder dan die der bijen,
was onze bestemming vastgelegd , door ons
eraan te onttrekken, verstoren we de wereldorde.
Men zegt me: de industrie lijdt verliezen,
fabrieksmeisjes worden ontslagen en vergeef me.
ik heb Goddank" gezegd misschien is dat de
eenige manier, om de vrouw weer te krijgen waar
ze hoort in huis'.
ELLEN FOREST
IN 'T WARENHUIS
't Kleine ventje werd op de toonbank neergezet.
terwijl moeder de stukken kantstof, die de winkel
juffrouw ontvouwde, in oogenschouw nam. Vader
moest onderwijl opletten, dat zijn telg, warm in
gepakt in 't keurige, witte manteltje, geen al te
gekke bokkesprongen zou maken, die wellicht
voor hem noodlottig konden worden. Van tijd
tot tijd richtte zich het mollige roze kindergezichtje
onder het nog smettelooze wit leeren mutsje met
witten bontrand naar vader omhoog. Vertrouwelijk
keken de goedige blauwe kijkers in het evenzöo
kinderlijke uiterlijk met de bolle wangen en goedige
oogen van braaf mensch, vergrooting van het
kindergezicht op de toonbank.
Moeder, een echte flinke burgervrouw, wat ouder
dan haar man, kan haar keuze maar niet bepalen.
Al maar legt ze haar staal van 't eene stuk op 't
andere en het neemt haar zoo in beslag, dat ze
niet eens opkijkt, als een stem naast haar op zeer
bevrienden toon tegen de winkeljuffrouw spreekt.
van zwart met zilveren kantstof. Vrijpostig rede
neert de gestalte voort over het bal-masquéen
legt het costuum uit, dat ze hebben wil, terwijl ze
achter de vrouw om naar den vader, den binten
man met het goedige kindergezicht, loenst.
Zijn oogen ontmoeten de hare 't Is alsof
hij de fee uit het sprookjesboek aanschouwt. Ver
geten is het kind op de toonbank. Hij ziet alleen
de lieftallige gestalte in het lichtgroen lakensch
costuum met den zwierig uit den bontkraag
afvallenden schoudermantel, het fijne gezichtje, om
lijst door het kleine, lichtgroen fluweelen hoedje
in Hollandschen boerenmutsvorm met de weer
barstig even er onder uitkrullende lichtblonde
haren en de blauwe, jonge, levenslustige oogen,
vol zonneschijn en aanlokkelijkheid.
Bewust van hare macht en voldaan over het
sedert kort bereikte leven, kijkt ze telkens weer
even naar de op haar gevestigde kinderoogen van
den vader.
Ze schijnen zich niet meer van haar te kunnen
losmaken. In betoovering staren ze naar haar, zoo
lang ze voor de toonbank blijft wachten, vervolgen
haar, als ze met haren inkoop geslaagd is, waar
heen ze ook gaat; zien haar verdwijnen, dan weer
verrijzen uit de kooplustige menigte, tot ze einde
lijk voor goed zich verliest in de menschenmassa
van het groote magazijn.
Als uit een droom ontwaakt hij, als de winkel
juffrouw hem ook in het kleedingvraagstuk van
zijn vrouw betrekt en vraagt: vindt u dat niet
mooi, meneer?" en neerploffend in de werkelijk
heid prevelt hij verward: niet zoo heel erg".
Dan ziet hij weer naar de plek, nu leeg, waar het
droombeeld gestaan heeft, waar hij haar het laatst
zag en zoeken zijn oogen nog of het niet weer
ergens zal herrijzen.
't Kind op de toonbank steekt zijn armpje
omhoog en stamelt iets tegen hem en moeder
zoekt verder.
Met doffe blikken heeft de winkeljuffrouw van
de aangrenzende toonbank het voorgevallene gade
geslagen, terwijl ze, elegant zich heen en weer
bewegend, mechanisch de stukken stof, die voor
haar liggen, oprolt en wegbergt.
Strak starend hadden de onbeduidende, uit
puilende oogen gekeken uit het nog met rood en
zwart geschmienkte, verlepte gezicht met den
onsmakelijken uitslag op de bovenlip. Heel haar
denken had zich weerspiegeld in die bolle oogen,
die niet spraken van jalouzie, maar vertelden van
vervlogen tijden, van vroolijkheid, van tintelend
blij leven, van behaagd hebben en van het donkere.
eenzame van de toekomst. C. D o z v
De voeding van een zuigeling
met KARNEMELK van
OUD BUSSEM
kost 3O cent per dag.
:-: Kerkstraat 187.- Tel 49344. :-;