De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 3 januari pagina 11

3 januari 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

GEKLEEDE JUMPER Teekening voor ,,de Amsterdammer" van Marietje Heyligers DE ONTWRICHTING ONZER MAATSCHAPPIJ Wie zoekt er niet naar de schuld daarvan en wie meent niet voor zichzelf een oplossing gevonden te hebben? Zij, die 't denken een toer vinden- en er liefst niet al te veel aan doen, zeggen: de Oorlog". Anderen geven de rooden, anderen de communis ten de schuld. Ik voor mij, ik geloof dat 't veel eenvoudiger is. De schuld der wereldontwrichting (voor mij) zijn wij vrouwen en onze ijdelheid. De vrouw heeft haar plaats in huis verlaten, niet, dat weten we nu wel zoowat, omdat de sfeer waar ze nu heerscht in fabrieken en kantoren, prettiger is dan die in een huishouden. Evenmin omdat haar ziel zich in haar nieuwe omgeving beter ontplooien kan. ?In 't lawaai van een fabriek, bij getik van typewriters of telefoongedoe, is geen fijne gedachte op haar plaats. Evenmin is de beweging ge zonder. De vrouw in een huishouden doet heel den dag gymnastiek, ze bukt, ze rekt zich, ze loopt, ze buigt knieën en rug. De vrouw in een fabriek of op een kantoor gebruikt maar eenige, en steeds dezelfde spieren. Haar zenuwen lijden meer dan dragelijk is, haar lichaam, na eenige geslachten, zal slechts moei zaam kinderen ter wereld brengen. Toch ont vluchten steeds meer meisjes den staat van dienst bode, hulp in 't huishouden, huishoudster, nurse en zelfs naaister. Dat de dag zal komen, dat ze vrouw en moeder zullen zijn, weten ze wel, maar ze trekken er zich niets van aan. Wie dan leeft, wie den zorgt. Met een tekort gedaan lichaam en verslapte zenuwen, zonder eenig begrip van huis houden trouwen, vinden ze gewoon. Als ze tot aan dien trouwdag maar 's avonds haar vrijheid hebben. Niet om haar uitzet te verzorgen, dat komt wel uit fabrieken, waar andere meisjes net doen als zij. Niet om zich te ontwikkelen (of 't moest zijn met 't oog op meer salaris) maar om in stoffige dancings of cinema's nieuwe prikkeling te zoeken voor haar zenuwen, die de stilte niet meer verdragen kunnen. De mannen zijn even onwijs als zij, eisenen niets dan wat schijn, een soepel lijntje, liefst zoo weinig mogelijk de vrouwelijkheid onderstreepend, een zijden kous en hooge hak. En ook hij denkt niet aan later. Als 't moet, blijven ze samen op kantoor, elk op 't zijne, of samen op een fabriek, dan ver dienen ze veel en kunnen veel uit. Want uitgaan en genieten" is de groote preoccupatie van dit geslacht. En dat genieten moet dan steeds zenuwprikkelend zijn. 't Is geen wonder, dat de goede" theaters moeielijke tijden beleven, dat concerteerende kunstenaars voor een schijntje moeten werken, dat goede boeken bijna geen afzet hebben. Dat alles eischt te veel tijd en aandacht en voor al te veel verdieping. Een cinéma geeft drie drama's op n avond, dat is je ware, een caféchantant is bijna even heerlijk. The Kid" wordt ontvangen door den Paus en Mussolini. Dat is Bouwmeester en Rooyaards nog niet overkomen. En dit is wel een heel kras staaltje van de ver wording van onzen tijd, waaraan wij vrouwen schuld hebben. We hebben aan veel meer nog schuld. Onze post hebben we verlaten en we hebben de plaatsen der mannen bezet met als gevolg werkeloosheid.werkeloozen steun, hoogere belastingen,misère. Misère voor allen, ook voor die nu nog haar huishouden doen, want de normale hulp die ze vroeger daarbij hadden, is nu in fabrieken en op kantoren. Ik ken huisvrouwen met 6, 7 kinderen, die maandenlang zonder hulp zitten en dan met grof geld ongeschoolde hulp moeten betalen. Wij, vrouwen, wij hebben de heele maatschappij ont wricht. Ik ken meisjes, met net genoeg hersens voor 'n typiste, die zich te intellectueel" vinden voor een huishouden, alsof daar geen hersens voor noodig waren. Hoe veel daar voor noodig is, blijkt wel uit 't feit, dat zoo weinig huishoudens werkelijk goed marcheeren, dat er, over 't alge meen, zoo slecht gegeten wordt en dat door on oordeelkundige bereiding, zooveel te loor gaat. Zeg me eens even, hoevelen hebben hun zuurkool, augurken, andijvie, sla, princesse- en snijboonen in den pot? Of zeg 't maar niet. Ik weet hoe weinig het er zijn. Men haalt blikjes. Gezond? O" zeg gen ze dan door 't zout verliest alles ook veel van zijn voedingswaarde". Dat weet ik, bijna evenveel als in tin, maar 't isjtoch'gezonder. Jumper van crêpe de Chine, met plisseetjes. De bloemen zijn geborduurd in dezelfde kleur, doch iets donkerder. Hoe weinigen hebben van hun meloenschillen zoetzuur gemaakt en hun rozenbottels benut? En zoo is alles. Men doet niets meer thuis. Ik ken een dienstmeisje, dat met Paschen gaat trouwen. Ze heeft 6 jaar gediend en geen cent gespaard. Je hebt alles voor je kleeren noodig, als je een beetje gekleed wilt gaan", zei ze me. Wij en onze malle ijdelheid hebben de wereld ontwricht. Zie eens wie er in de groote limousines zitten? Winkeliers! En die gnuiven en wrijven zich de handen. Alle dwaasheid komt hen ten goede. En nu zou ik willen vragen: Waar moet dat heen? Hoe langer hoe meer vrouwen nemen de plaatsen der mannen in, hoe langer hoe minder mannen zullen in staat zijn te trouwen. Het cijfer van rachitische kindertjes, van achterlijken en ik vrees, dank zij de cinema's, van misdadigen zal steeds blijven stijgen. En dan? Wat heeft ons bezield de wereldorde om te gooien? En hoe komen we aan 't pretext voor uitgang". Is het werkelijk en werkelijke vooruit gang, slechte zijden kousen te dragen in plaats van wollen, kunstzijden blouses, in plaats van lekker flanel? Is het vooruitgang, ons haar af te snijden en daarmee een teeken onzer sexe af te schaffen? Wint onze ziel en zaligheid, bij uithuizigheid, cinema en dancingbezoek? Wint onze gezondheid er bij? Als we maar moed en tijd hadden, om tot ons zélf te komen, zouden we de balans van onze winst en ons verlies eers kumen opmaken maar we komen niet tot ons zelf en wat we-verloren hebben draagt zoo weinig uiterlijke kenteekenen, dat we 't niet hoeven te merken, als we niet willen. Een vriend van me zei: Ik sta in een tram alleen op, als ik een vrouw zie, dat komt haast niet meer voor". Een ander zei: Als 'k die kortharige deerntjes zie met mannehoedjes en een wandelstok, heb ik altijd lust om te zeggen: Kom kerel, steek een sigaar op". Een klerk van een van de groote banken ver telde me: Je goede plaats op kantoor aan een vrouw afstaan? Waarom? Ze willen onze gelijken zijn en voor ons zijn 't collega's of erger, concur renten. Ik sta niets af aan een man, waarom aan zoo'n imitatie-man?" En dat alles zijn maar woor den, maar in de gevoelens der mannen, hebben we veel meer verloren. Nu zegt iedereen: 't Is niet meer tegen te houden"; maar ik beweer dat dit wél kan. Waarom gaan niet een paar vooraanstaande vrouwen propaganda maken voor ,,de vrouw in huis?" Ah, nog iets.... Eén van onze grootste profes soren, die kort geleden gestorven is, was een jongen van heel gewone familie. Bij 't sterfbed van zijn moeder nam hij haar hand, oud, gerimpeld, met duidelijke sporen van huis arbeid. Oh" zei hij die handen, die zooveel voor ons gedaan hebben". Verdienen wij zulken lof nog? Ja, mooi worden handen niet van huiswerk maar wel achtenswaardig en verteederend. De ontwrichting van onze maatschappij, vrou wen, hebben wij op ons geweten. Geen bijenkoningin tracht de plaats van een hommel in te nemen, geen werkbij, haar lot te ontkomen en niet minder dan die der bijen, was onze bestemming vastgelegd , door ons eraan te onttrekken, verstoren we de wereldorde. Men zegt me: de industrie lijdt verliezen, fabrieksmeisjes worden ontslagen en vergeef me. ik heb Goddank" gezegd misschien is dat de eenige manier, om de vrouw weer te krijgen waar ze hoort in huis'. ELLEN FOREST IN 'T WARENHUIS 't Kleine ventje werd op de toonbank neergezet. terwijl moeder de stukken kantstof, die de winkel juffrouw ontvouwde, in oogenschouw nam. Vader moest onderwijl opletten, dat zijn telg, warm in gepakt in 't keurige, witte manteltje, geen al te gekke bokkesprongen zou maken, die wellicht voor hem noodlottig konden worden. Van tijd tot tijd richtte zich het mollige roze kindergezichtje onder het nog smettelooze wit leeren mutsje met witten bontrand naar vader omhoog. Vertrouwelijk keken de goedige blauwe kijkers in het evenzöo kinderlijke uiterlijk met de bolle wangen en goedige oogen van braaf mensch, vergrooting van het kindergezicht op de toonbank. Moeder, een echte flinke burgervrouw, wat ouder dan haar man, kan haar keuze maar niet bepalen. Al maar legt ze haar staal van 't eene stuk op 't andere en het neemt haar zoo in beslag, dat ze niet eens opkijkt, als een stem naast haar op zeer bevrienden toon tegen de winkeljuffrouw spreekt. van zwart met zilveren kantstof. Vrijpostig rede neert de gestalte voort over het bal-masquéen legt het costuum uit, dat ze hebben wil, terwijl ze achter de vrouw om naar den vader, den binten man met het goedige kindergezicht, loenst. Zijn oogen ontmoeten de hare 't Is alsof hij de fee uit het sprookjesboek aanschouwt. Ver geten is het kind op de toonbank. Hij ziet alleen de lieftallige gestalte in het lichtgroen lakensch costuum met den zwierig uit den bontkraag afvallenden schoudermantel, het fijne gezichtje, om lijst door het kleine, lichtgroen fluweelen hoedje in Hollandschen boerenmutsvorm met de weer barstig even er onder uitkrullende lichtblonde haren en de blauwe, jonge, levenslustige oogen, vol zonneschijn en aanlokkelijkheid. Bewust van hare macht en voldaan over het sedert kort bereikte leven, kijkt ze telkens weer even naar de op haar gevestigde kinderoogen van den vader. Ze schijnen zich niet meer van haar te kunnen losmaken. In betoovering staren ze naar haar, zoo lang ze voor de toonbank blijft wachten, vervolgen haar, als ze met haren inkoop geslaagd is, waar heen ze ook gaat; zien haar verdwijnen, dan weer verrijzen uit de kooplustige menigte, tot ze einde lijk voor goed zich verliest in de menschenmassa van het groote magazijn. Als uit een droom ontwaakt hij, als de winkel juffrouw hem ook in het kleedingvraagstuk van zijn vrouw betrekt en vraagt: vindt u dat niet mooi, meneer?" en neerploffend in de werkelijk heid prevelt hij verward: niet zoo heel erg". Dan ziet hij weer naar de plek, nu leeg, waar het droombeeld gestaan heeft, waar hij haar het laatst zag en zoeken zijn oogen nog of het niet weer ergens zal herrijzen. 't Kind op de toonbank steekt zijn armpje omhoog en stamelt iets tegen hem en moeder zoekt verder. Met doffe blikken heeft de winkeljuffrouw van de aangrenzende toonbank het voorgevallene gade geslagen, terwijl ze, elegant zich heen en weer bewegend, mechanisch de stukken stof, die voor haar liggen, oprolt en wegbergt. Strak starend hadden de onbeduidende, uit puilende oogen gekeken uit het nog met rood en zwart geschmienkte, verlepte gezicht met den onsmakelijken uitslag op de bovenlip. Heel haar denken had zich weerspiegeld in die bolle oogen, die niet spraken van jalouzie, maar vertelden van vervlogen tijden, van vroolijkheid, van tintelend blij leven, van behaagd hebben en van het donkere. eenzame van de toekomst. C. D o z v De voeding van een zuigeling met KARNEMELK van OUD BUSSEM kost 3O cent per dag. :-: Kerkstraat 187.- Tel 49344. :-;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl