Historisch Archief 1877-1940
LJE, AMM cKUAMMtK, Wtfc.K.DLAU VUUK iNfc,L)h,KLAND
T7
MUS
GDFB5RD
GUSTAV MAHLER'S BRIEVEN
Mahler, Brieje. Faul Zsolnpy Verslag, Wien.
De lang verwachte en lang voorbereide uitgave
van Mahler's brieven is thans geschied. Mahler's
weduwe achtte een vroeger tijdstip voor deze
publicatie minder juist. Het zijn een vijfhonderd
tal brieven, meest gericht aan vrienden, wier
namen alle op de een of andere wijze in betrekking
staan tot Mahler's werk of de verbreiding er van:
Specht, Mengelberg, Bnmo Waker, Lipiner,
dr. Friedrich I.öhr, de tooneelspeclster Anna
Bahr-Mildenburg, enz. (Wij missen hier echter de
brieven aan zijn vrouw. Is dit discretie van de
uitgeefster?)
De verschenen bundel brieven blijkt meer een
bijdrage tot Mahler's biographie te zijn dan tot
Mahler's geestesleven, en wie daarover onthul
lingen had verwacht, -/uilen bij eerste lezing deze
brieven tegenvallen. Alahler beschouwde het
briefschrijven over het algemeen meer als corres
pondentie-middel dan als een gelegenheid tot
zelfgesprek, een opteekenen en formulccren in
woorden van eigen gedachten en beschouwingen,
schijnbaar voor een ander, in werkelijkheid voor
zichzelf. Hier en daar vindt men wel regels, die
aan de oude kernachtige Mahler-uitspraken her
inneren, die ons door zijn biographen ;ijn bekend
gemaakt. Doch meer weerspiegelt zich de
dagelijksche mensch Mahle;1 in deze brieven met uit
drukkingen van zijn impulsieve geaardheid in
vreugde en verdriet twee in allerlei nuances in
de~e correspondentie voorkomende aandoeningen.
Daar zijn de hartelijke jeugdbrieven aan Fritz
(Dr. Fr. Löhr), de echte Wanderbursch brief
aan Josef Steincr, uit 1879, waarmede de bundel
opent, de brieven aan Siegfried Lipiner, waarin
Mahler op de verwantsc hap van zijn muziek met
diens dichtwerk wijst, de brieven aan zijn discipel
Bruno Walter, dien hij een enkele maal wei eens
aanbast. Overal zijn hier verrukkelijke blijken
van Mahler's menschelijkheid, zim deelnemende
vriendschap, zijn verlangen ook naar genegenheid
en echte vriendschap van anderen.
Ook de dirigent Mahler zien wij in eenige dier
brieven in zijn volle activiteit.
Doch j-ooais reeds gezegd: rechtstreeksche ont
hullingen uit Mahler's ..Werkkamer" vinden wij
in deze brieven niet of weinig. Enkele hier aan te
treffen uitspraken b. v. van Walter, waren
reeds vroeger door den druk bekend gemaakt.
Een antwoord aan dr. Richard Batka (brief 198)
op een rondvraag over het scheppen van den
kunstenaar en het gemeenzame kuituurwerk dat
een kunstenaar verricht, zegt zooveel ais ik weet
er niets van." Zoo heeft Mahler zich meer tegen
anderen uitgelaten. Dat hij er wel wat van af wist
en er diep over nadacht bewijzen de enkele, elders
gepubliceerde gedeelten uit brieven aan zijn vrouw,
de eenige dus waarschijnlijk wie hij waarlijk zijn
zieleleven biecht (Waarom ook het ontbreken van
deze brieven hier te betreuren is). Mahler's weduwe
geeft ook in haar inleiding aardige bijzonderheden
over hem. Zoo is curieus, in verband met zijn later
leven en de ontwikkeling van zijn werk (5de, 6de,
Ode symphonie) b.v. zijn wensch als kind geuit:
dat hij Martyrer" wou worden.
De belangrijkste onthulling, die mij deze brieven
van Mahler brachten, is de verhouding van Mahler
tot Amerika. Mahler's dirigenten-periode in Ameri
ka is algemeen vooigesteld als een martelaars
periode, en zich doodjagen voor het
Amerikaansche snobisme, een arbeids-overspanning, die
hem ook het leven gekost heeft. Men zoekt een
verklaring te vinden in de omstandigheid, dat
Mahler zich door het geld, dat hij als dirigent in
Amerika zou verdienen, als scheppend kunstenaar
onafhankelijk zocht te maken. De gepubliceerde
brieven bewijzen dat dit allemaal niet waar was.
Ten eerste zijn prijzende uitspraak over Amerika.
De menschen hier zijn ontzaglijk frisch -- alle
ruwheid en ongeciviliseerdheid zijn kinderziekten.
Het gemeene en leugenachtige komt slechts van
onze dierbare hierheen geëmigreerde landgenooten.
Hier heerscht de dollar niet hij is inderdaad
makkelijk te verdienen. Men heeft hier slechts
voor n ding respect: kunnen en willen!"
Over zijn gaan naar Amerika schrijft Mahler:
Juist het leiden van een concert-orkest was
mijn leven lang mijn wensch (Mahler was vroeger
opera-dirigent). Ik ben blij, dit eenmaal in mijn
leven te genieten (afgezien nog daarvan dat ik
veel leer). Waarom heeft men mij in Duitschland
of Oostenrijk zoo iets niet aangeboden? Verder:
ik heb een wekere luxe noodig, een behagdijk
leven, wat mij mijn pensioen niet kon veroorloven.
Daarom was het een welkome uitweg voor mij,
dat Amerika mij niet alleen voor mijn verlangens
en kunde een gelijkwaardige werkzaamheid,
maar ook een rijkelijke betaling daarvoor gaf, die
mij nu weldra in de gelegenheid zal stellen mijn
levensavond op menschwaardige wijze te ge
nieten, (brief 41(5)
Een warm nldaooi voor Amerika bevat ook de
brief aan Mengelberg, waarin hij deze zoekt over
te halen de dirigentenplaats te Boston te bezetten
(1908).
,,De plaats te Boston is de mooiste, die men zich
denken kan voor een musicus. Hij is de eerste en
belangrijkste van het heele continent. Een orkest
van de eerste rang. Een onbeperkte
machts-ontplocïing. Een maatschappelijke plaats als een
musicus zich in Europa nooit verwerven kan. Een
publiek, zoo leergierig en zoo dankbaar, als een
Europeaan het zich niet kan voorstellen. Ik ben
geheel verrukt van dit land !" (brief 373).
Tot slot nog een weerlegging van de voorstelling
als zou Mahler, reeds half ziek, toch naar Amerika
zijn gegaan, noodgedwongen. Mahler was in
Amerika het begin van het laatste seizoen dat hij
er dirigeerde (herfst 1910) volstrekt niet ziek.
Integendeel, hij schrijft:
Mij gaat het heel goed, ik heb razend veel te
doen en de arbeid bekomt mij best."
Inderdaad, deze brieven bevatten een interes
sante bijdrage'tot Mahler's Amerikaanschen tijd.
Dat de kwaal, waaraan hij reeds jaren lijdend was
zonder hem echter in zijn activiteit te belemme
ren, hem ten slotte juist tijdens dit laatste
Atnerikaansche seizoen ten grave moest slepen, is niet
noodzakelijk de schuld van Amerika eeweest dat
energie en durf steeds op de rechte prijs heeft
weten te stellen en over welk land Mahler tot het
laatst toe in de meest prijzende bewoordingen
blijft spreken.
De bundel zal den velen vereerders, die Mahler ten
onzent telt ongetwijfeld zeer welkom zijn; de
mensch Mahler wordt er hun inderdaad nader door
gebracht.
CONSTANT VAN W E s s E M
SCHILDERKUNST-KRONIEK
FELIX TIMMERMANS, FEESTOROET AAN PETER
BRUEGEU.
Natuurlijk hebt ge gelijk, Timmermans, met uw
feestgroet aan Brüegel ! Hoe zoudt ge daarin
kunnen fout zijn,en hoe zou ik daaromtrent kunnen
dwalen, die in het geheime spelen van mijn bloed
altijd den Vlaamschcn aard herken van mijn
voorvaderen uit Vlaanderen (heette mijn groot
moeder nitt Van Duyse?). Natuurlijk hebt ge gelijk
met uwen Bruegel, en maakt ge mij voortdurend
benieuwd naar uw boek over dezen Vlaming. Ik
begrijp, dat ge den anderen kant zult geven, dan
waarmee hij, Bruegel, gewoonlijk wordt gegeven.
Ge zult een deel van den kunsthistorischen leugen
vernielen, en ge zult geen lijkengraver zijn, maar
een bootser van een levend mensch, van een volop
levend mensch, die in dat Vlaanderen (dat het
zijne was, en nu ook het uwe is) meer misschien dan
een ander in eenig ander land, zou terugvinden
van wat hij er eens vond, met zijn sterke,
vorschende oogen. Want nog wordt er de gaai-geschoten;
nog zijn er de kennissen met de felle, donkere
twisten, als het zwaar gaat schemeren; nog wordt
op woeste wijs er gegeten, en nog stijgt hier en daar
de magere boom nijdig op den akker. Nog zijn er
de bedelaars, die hij eens en voor altijd schiep op
zijn schilderijen, de slimme gebrekkigen, en de
blinden met den kop achterover als snoven zij
naar den verren stillen hemel, waar zij zullen zien
hoe de hemelsche wei omboord staat door engelen,
als rijk-geplooide lelies; nog zijn er de vette pensen
en de uitbundige eters, die in een onweerstaanbre
vreugd het eten, dat onophoudelijk vernieuwd,
voor hun bloedzware tronie staat, verdelgen met
den zwaren kaakkauw hunner ongeschonden
tanden, en wier lippen vet zijn van de pasteijen
en gulle, van vetdruipende hammen. Nog smakken
de lippen (eindeloos lijkt het !) de breede pinten
bier, en nog zijn er, die den wijn drinken, zooals
een ander water drinkt voor den dorst (soms
slokken ze met den zwaren strot te moeielijk een
grooten teug !). Ge zult gelijk hebben Timmermans,
met uwen Bruegel; de Vlamingen leven groot
scheeps ; er is een dionunisische lust tot de aarde in
hen. Dat kon Bruegel niet anders dan ervaren;
hij was toch gesneden uit het hartehout van den
stam; ge behoeft hem maar te zien, zittend bij het
feestmaal, met den stellen kop en met den
praeciesen zwarten baard om 't aangezicht. Maar ge
moet goed weten hoe hij er zat: in jeüe
a/zo;irfer/(//cheid. Want alles wat er in Vlaanderen gebeurde
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG
ging hem aan; maar het ging hem aan, zooals het
zelden iemand, zelfs in Vlaanderen aanging;
daardoor is hij nog de Wonderlijke. Het ging hem
aan als den realist, maar wat is een realisme, waar
niet een geheime dwang achter jaagt ? Wat is het
realisme voor een kop, als er achter dien kop, als
achter een facade, niet het grootere drijft en jaagt
en dwingt, dat verbonden is met de groote vrees,
die uit de aarde op kan komen, als woei er plotse
ling een verwarrende wind uit een ongekende
kloof?
Wat is het realisme, als het niet bekent, dat wij
allen op geheimzinnige wijze opgejaagd worden van
iets, achter die werkelijkheid ! En ik hoop, Timmer
mans, dat ge dat niet in uw boek over Bruegel
zult vergeten, want dat is het verschil van Bruegel
met oneindig veel anderen; de geheimzinnigheid
is in het lealisme van Bruegel tot het
bangmakende groot. Anders had hij ae stoeten der
blinden niet, zoozeer den geest verwarrend, kunnen
laten trekken en kunnen doen vallen, want deze
Blinden van Bruegel zijn boven die van anderen,
zooals de maan is, de tragische maan, boven de
landouw (De groote oogleden zijn bij hen neer in
een kop, mager als van een ouden vogel, en ze zijn
zóó bizar in hun kleeren, die zij nooit zagen !)
En als bij Bruegel, den realist, niet die schrik te
vinden was, zooals sti'gge boeren, die kunnen
hebben voor iets, dat ze niet kennen; hoe had hij
dan den kerel in zijn schrik kunnen laten rennen,
zooals hij hem, zonder meer dan n gedache
(weg ! weg !) laat rennen vliedend, ontvluchtend,
vliedend. En, ten derde, als bij Bruegel n,et die
vreemde schrik werd bekend, hoe had hij dan zijn
kindermoord te Bethelem" kunnen schilderen,
waar de moord geschiedt wreed, afwezig, verbeten,
toch mechanisch ! hoe hadt hij het phantastisch
land der monsters anders levend gekregen, hij, de
wakende Droomer?
Ge moet niet meenen, Timmermans, dat ik u
raden wil; eer. ieder maakt wat hij is, of wat hij
mist: een ieder zoekt de hem noodzakelijke vol
ledigheid. Ge zult van zelven maken, wat ge zijt;
ge zult zóó Bruegel maken. Ge zult hem meer
laten leven, dan hij tot m/g toe leefde, omdat hij
uit uw bloed is, en uit uws lands bloed, omdat hij
een waarheid is van Vlaanderen. Maar maak hem
niet te klein. EJedenk wat ge te verdedigen hebt
voor ons allen in dezen feilen Afzonderlijke; in
dezen schijnbaar afwezige, stuggen toekijker, be
schouwer, maker van menschen-voor-eeuwig, op
hun traag en fel moment. Ik weet, dat hij ironisch
kan zijn (toegeellijk is hij eigenlijk nooit) en dat hij
niet altijd in zijn donkere dorpen, of op zijn akker,
of in zijn vergezicht de menschen zet, als schrik
kend of geschrokken, of neergedoken in hun
schrik, maar vergeet toch nooit, dat zij altijd niet
alleen zijn in de waereld, in het dorp, op den akker,
op het veld, op de sneeuw, want zij hebben het
kijken van hem, die voelt dat hij wordt geduwd,
zonder dat hij weet wie hem duwt; vergeet nooit
dat er achter BruegeFs wezens een geheimenis is,
die verschrikkend ineens kar opslaan uit de stilte;
vergeet niet, dat zij daardoor, ook in het dansen,
het mechanische hebben, als werden zij door iets
buiten hen bewogen !
Wie dat niet ziet, ziet hem, Bruegel, te klein,
want juist dat is het verwonderlijke in den Vlaam
schcn schilder.
P L A s s c u A E R T
TMNSrORT Mij. H O LU N D",
Weesperzijde 94, AMSTERDAM
Telefoon 51271. Tel.-Adres Transport'
VERHUIZINGEN, ook per gesloten auto
verhuiswagens met aanhangwagen. Binnen
een rayon van 8O Km. bespaart men
Hotelkosten.
BEHANGERIJ en STOFFEERDERIJ
Machinale Stofreiniging.
Bewaarplaatsen voor Inboedels