De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 3 januari pagina 2

3 januari 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2482 BORNEO-AVONTUREN i In dezen donkersten tijd van het jaar heeft men, gelukkig, geen excuses te maken voor zijn ge dachten wanneer zij erop uit zijn den killen, viezen mist te ontvluchten en er gemakkelijk voor zijn te vinden in de buurt van den evenaar licht en warmte op te zoeken, en de vroolijkheid die, ten minste in gedachte, het schijnsel geeft van het licht. Als gezelschap op reis nemen wij Charles Bruce, den man die twintig jaren in Engelsch Noord Borneo het ambt heeft waargenomen van assistent en resident over verschillende districten der streek; hij heeft niet willen nalaten zijn ervaringen in het primitieve land te boek te stellen, wij profiteeren er thans van. Bruce is niet met vooroordeelen naar Borneo getogen; rechtgeaard Engelschman, ging hij naar den vreemde zonder te weten waar zijn lot hem bracht, vertrouwend dat hij wel terecht zou komen. Hij had van Palestina gehoord, van Borneo nooit; in zijn omgeving was er niemand die hem op weg kon helpen, een vriend gaf hem een recomman datieforief mee voor Buenos-Aires, hij zelf zocht wan hopig op een kaart. Er was een plaats vacant, had hij gehoord, bij ?de gewapende policie in Noord Borneo; zich te wenden daarvoor tot de Noord-Borneo Compagnie te Londen! Waarom hij niet even goed als een ander? Ik geloof niet dat hij zich tot nog toe verdienstelijk had gemaakt, of het moest zijn door de variëteit van zijn ambachten en ongelukken: de studie was in 't geheel niet gegaan, hij was op kantoren geweest, had het in Canada op een hoeve gezocht, had armoe geleden en als kok en krantenjongen dienst gedaan, om dan weer op een kantoor te gaan werken. Hij was even in de twintig, toch de kern was niet kwaad, het gere gelde werk smaakte hem niet; après tout, Noord Borneo was geen kwade keus. Hij voelde in zich militaire qualiteiten. Waarom de examen-commissie van de Com pagnie hem aannam, daarvan kon hij zich niet precies rekenschap geven, maar hij was nu een maal opgenomen in het algemeene kader van de maatschappij en de Norddeutsche Lloyd (wij zijn in het jaar 1901) nam de zorg op zich voor het bereiken van zijn bestemming. Over Singapore kwam hij in Sandakan, de hoofdstad van Noord Borneo. Het was een mooie aankomst in de haven; maar wat had hij aan het gezicht van de uit zee rijzende rotsen, bekroond door hun groenen achtergrond? Hij had zijn leven daar te maken en was benieuwd te weten wat het hem in 't vreemde oord zou geven. In 't eerst werd hij inderdaad bij de policie aangesteld en kreeg een tijd lang om te commandeeren een corps, samengesteld uit een bonte rij van volken van Voor-Indiëen van den Archipel, wier taal hij niet verstond evenmin als zij de zijne begrepen. Hij sloeg zich echter door de moeilijkheden heen; met goed humeur en mef een harde hand van tijd tot tijd, kwam hij zijn tegen vallers te boven en wist zich bruikbaar te maken. De gouverneur was hem niet ongenegen, be noemde hem tot zijn adjudant en nam hem mee op officieele reizen. Dat was geen onaangenaam bestaan, soms was het een rij van feesten. Leverde het een voldoening voor den jongen man? Ik geloof het piet; er zat toch iets meer in hem dan de behoefte om zich het goede te laten smaken en het prettige te genieten. Het onbegrensde en het onbekende van het vreemde dat hem omringde deed het hem aan. Hij liet zich kennen op een paar kleine expe dities in het binnenland; hij hield van die tochten, zij maakten zijn ambitie gaande. Ambitie waar voor? Om een nieuwe wereld te kennen, om zich een nieuwe wereld te scheppen. De conquistadorenlust werd in hem gaande. Noord Borneo was een nieuw Engelsch bezit. Die Noordkust had vroeger een slechten naam, er huisde een recht piratenvolk tusschen de klippen en eilanden. De zeerooverij was den inheemschen in de negentiende eeuw afgeleerd, maar een geregeld bestuur en een geregelde ambtelijke indeeling was niet gevestigd. Men had te strijden gehad met inlandsche hoofden en nooit was een geheele onderwerping gevolgd. Het volk was lastig. Voor groote cultures was het land ongeschikt, de grond was te droog voor tabak, aan aanplant voor de rubberctiltuur werd nog niet gedacht, zoo leefde men door veeteelt en jacht; dat wil zeggen: het oude zeeroo versvolk was aan het buffelstelen gegaan. Twee volkstammen waren er in het Noorden: de Bajou en de Doesoens; de Doesoens woonden in het bergland, een boerenvolk, de Bajau, meer geslepen, in de laagvlakte. Er heerschte nog veel onrust, hoofden verzamelden kleine benden om zich en legden forten aan, verdedigd door kunstig aangelegde mechanische speerwerpers en door in den grond gestoken bamboepunten. Toen Bruce na een paar jaren dienst verzocht over te mogen gaan onder de administratieve ambtenaren, was het een post in een nog bijna geheel ongeordend district dien hij verkreeg. Dat was wat hij wenschte. Hij heette daar eenvoudig districtsambtenaar, inderdaad was hij onbeperkt heerscher van een provincie van 2000 vierk. mijlen en 10.000 inwoners, alleen bijgestaan door een k'.erk die Maleisch kende en 20 man policie. Een traandelijksch rapport was vereischt, maar werd aaarom nog niet verwacht. Hoofdzaak was dat de ambtenaar de rust bewaarde in zijn lanr p en zoo weinig mogelijk van zich deed houren; ,;en enkele maal in jaren bracht de griverneur óf de resident hem een bezoek. De rechtsprak was hem opgedragen, geldelijk was er niet veel "'"'?antwoordelijkheid, omdat het district bijna ^een., inkomsten had. *?, .'; Het was een ideale toestand, zoowel voor dr11*' beheerder als de beheerden. De ambtenaar sprak*5 recht als een Salomo, zonder veel te vragen naat eenig wetboek; hij had niet te schuilen achter rechtsregels van een modernen code, mits hij het passende maar trof voor het gevoel van zijn geadministreerden. De volkshumor wees hem den weg, en omdat hij zich niet had te bekreunen om de zorg hoe zich te verdedigen met kapittel en paragraaf, bleef hem de tijd om het volk in zijn aard goed te leeren kennen, en ook voor eigen uitspanning te zorgen op de jacht en op aller hande uitstapjes van verpoozing te midden van het volk waar hij de vertrouwde van wou worden. Later kwamen andere tijden, beschaving stond niet heelemaal gelijk met vooruitgang. Eer Bruce zijn post kreeg, had hij vooruit zijn proef afgelegd en zijn leergeld betaald. Twee rebellische hoofden waren in 't land, hij kreeg de opdracht hen te vatten en te straffen. Toen hij den eene op 't spoor was, verkende hij 's nachts de hut waarin hij meende dat opstande lingen waren vergaderd, en naar zijn manschappen terugsluipend legde hij hun zijn plan van om singeling uit. Van rondom moest de policie op de hut losstormen, wanneer hij het teeken gaf, maar zij moesten de inzittenden verrassen en vooral hun geweren niet afschieten, om niet elkander te raken. Als hij dan het teeken gaf, daar brandden op eenmaal de Martini-buksen der policie alle af, en hadden zij niet te hoog gemikt, naar de gewone fout van inlanders, zoo had Bruce er het leven bij ingeschoten. Het geweld verijdelde de verrassing; uit een andere hut zag men een paar wegijlen, het was de rebel en zijn jonge vrouw. Waarom hebt ge niet op hem geschoten? vroeg Bruce de schildwacht. Gij hadt ons gezegd dat wij onze geweren niet mochten gebruiken, was het be scheid. De rebel onderwijl was in de jungle ver dwenen. De aanstaande districts-ambtenaar kon zijn krijgstocht niet zoo onverrichterzake opgeven; hij besloot het versterkte dorp op de hoogte aan te tasten en trok daarheen, hij met zijn klein gevolg, waaronder drie krijgshafte Dajaks, voorop. De nadering van het fortje bracht eenige beweging onder zijn satelliten, de een voor, de ander na merkte dat iets van zijn slopkousen niet in orde was, en bij den toegang was Bruce voorop. Hem trof een goed bedoelde en flink geslingerde speer worp, gelukkig in het hemd, niet in het lijf. Hij kon zich losrukken en schoot zijn revolver af, terwijl de omsingelaars zich tegen de drie man der bezetting wendden. Bruce interpelleerde zijn escorte: Gij, Dajaks, gaat toch door voor moedige mannen, hoe kondt ge mij alleen voorop laten gaan!" Zonder blikken of blozen verklaarden zij hem dat bij dergelijke aanvallen gewoonlijk de eersten werden geraakt, daarom hadden zij hem de eer van den aanval gegund. De eene rebel was niet meer te achterhalen, een latere episode worde aan hem gewijd, de andere werd door uitgestuurde policie gegrepen, die den last had hem fel te boeien als een ge vaarlijk sujet. Na eenigen tijd keerde de kleine colonne terug, maar zonder gevangene, ten minste oogenschijnlijk. Wel was er onder hen een statige man in praalkleeding, die den ambtenaar op bijzonder hartelijke manier de hand schudde. Hij droeg echter ketting noch boei, toch was hij degelijk en wel de misdadige rebel, die zich op allerlei manier had misgrepen en de doodstraf niet ontging, een wreede lafaard. Zro kreeg Bruce naam onder de menschen van zijn district en hijzelf werd trotsch op zijn rijkje, omdat hij het voor zijn rijk aanzag. De menschen hoorden hem toe; zoo ging hij zich gedragen, en hij zorgde voor hen als een patriarch. Maar was er armer schittering van macht mogelijk! De verandah was zijn bureau en zijn audientiekamer en kon maar bogen op de aanwezigheid van n enkelen stoel. Hij had geschreven om eenig ameublement; het bescheid was geweest dat geen som er voor was uitgetrokken: nog een jaar moest hij geduld oefenen tusschen zijn twee tafels, zijn matten luierstoel en een paar lampen, den gansenen voorraad door een genadig centraal gezag hem toebedeeld. Hij heeft zich gered en zich gewroken, de schalk, o zoet idee voor den ambtenaar die zich achteruitgezet voelt! Er kwam bericht dat de gouverneur van Noord Borneo hem een bezoek zou brengen; een zorg zaam collega stuurde Bruce mét het bericht een dozijn fleschjes sodawater, want d<> mensch is dorstig onder de tropen; hij zelf )i <t vleesch slachten en een tamelijk diner toebereide.1 op de door het gouvernement verstrekte tafel, maar stoelen waren er niet, ook de eenzame gewone zetel leed dien dag onder een eclips; ruwe pakkisten waren om de tafel geplaatst voor gouver neur en gevolg. Op, het gezicht van den gouverneur vertoonde zich»- evel en aan zijn aangezuht van den tweeden rail,*- toals men het vroeger noemde, een pijnlijk "?gev'üJvjtjVan plankenhinder; die wrevel uitte zich in een Ipjogst geërgerden brief aan den betrokken ambtenaar, die het scherp bevel kreeg onmid?(dellijk /én dubbele meubelinstallatie aan den districts'-ambtenaar te zenden. Die troonde voor taan in zijn i';k^ Er was nog . Andere manier om aan dingen te komen die ee z&pjig gouvernement weigerde te verstrekken: men '"tal ze doodeenvoudig uit het regeeringsrnagazijn des nachts vóór het vertrek uit de hoofdilaa s', wanneer irun daar uit zijn district op bezoek kwam. Het was erg onzedelijk, maar o zoo prettig slecht en zoo a gemeen aange nomen onder collega's in den goeden ouden tijd, toen men nog wist wat besturen was en niet onder een controle zuchtte die de ambtenaren verplichtte tot oneindig schrijfwerk en het opmaken van allerlei staten en het raadplegen van een legio wetboeken ??in n woord: de goede tijd toen men zich koninkje voelde en hart had voor zijn werk en voor zichzelf W. G. C. B Y V A N C K HET BOEK VAN UW VOORKEUR Onder herinnering aan het artikel Het boek van uw voorkeur,'' in ons nummer van 20 December 1.1., vestigen wij de aandacht van onze lezers op het stembillet op blz. 3 van den omslag. Zooals hun bekend zal zijn, richt de Nederl. Uitgeversbond tot hen het verzoek, op dit billet aan te geven, welk in 1924 verschenen Neder landsen boek, hetzij een oorspronkelijk werk, hetzij een vertaling, hetzij voor het eerst uitgegeven, hetzij in herdruk, het meest in hun smaak viel. Zij moeten daartoe den naam van den schrijver en den titel van het boek vermelden. Twijfelen zij, of het boek van hun voorkeur in 1924 het licht zag, dan kunnen zij den catalogus Het Nederlandsche boek in 1924 raadplegen, dien zij, zoo zij hem zelf niet bezitten, bij hun boekhandelaar kunnen inzien. Tevens noodigt de Nederl. Uitgeversbond hen uit om, afgescheiden van de beantwoording van deze vraag, een lijstje in te zenden van de drie boeken (met vermelding van schrijversnaam en titel), welke zij meencn, dat het hoogste aantal stemmen zullen verwerven. Natuurlijk is het niet noodig, dat op dit lijstje ook de titel voorkomt van het boek, waaraan zij zelf de voorkeur geven. Zoowel het stembriefje als het lijstje der drie boeken moeten, uiterlijk vóór 15 januari 1925, vrachtvrij worden toegezonden aan het Secretari aat van het weekblad de Amsterdammer, Keizers gracht 333, Amsterdam. BATENBURG & FOLMER (O. W. FOLMER) DEN HAAG,HUYGENSPARK22 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTINO. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl