Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2482
BORNEO-AVONTUREN
i
In dezen donkersten tijd van het jaar heeft men,
gelukkig, geen excuses te maken voor zijn ge
dachten wanneer zij erop uit zijn den killen, viezen
mist te ontvluchten en er gemakkelijk voor zijn
te vinden in de buurt van den evenaar licht en
warmte op te zoeken, en de vroolijkheid die, ten
minste in gedachte, het schijnsel geeft van het
licht.
Als gezelschap op reis nemen wij Charles Bruce,
den man die twintig jaren in Engelsch Noord
Borneo het ambt heeft waargenomen van assistent
en resident over verschillende districten der streek;
hij heeft niet willen nalaten zijn ervaringen in het
primitieve land te boek te stellen, wij profiteeren
er thans van.
Bruce is niet met vooroordeelen naar Borneo
getogen; rechtgeaard Engelschman, ging hij naar
den vreemde zonder te weten waar zijn lot hem
bracht, vertrouwend dat hij wel terecht zou komen.
Hij had van Palestina gehoord, van Borneo nooit;
in zijn omgeving was er niemand die hem op weg
kon helpen, een vriend gaf hem een recomman
datieforief mee voor Buenos-Aires, hij zelf zocht wan
hopig op een kaart.
Er was een plaats vacant, had hij gehoord, bij
?de gewapende policie in Noord Borneo; zich te
wenden daarvoor tot de Noord-Borneo Compagnie
te Londen! Waarom hij niet even goed als een
ander? Ik geloof niet dat hij zich tot nog toe
verdienstelijk had gemaakt, of het moest zijn door
de variëteit van zijn ambachten en ongelukken:
de studie was in 't geheel niet gegaan, hij was op
kantoren geweest, had het in Canada op een
hoeve gezocht, had armoe geleden en als kok en
krantenjongen dienst gedaan, om dan weer op
een kantoor te gaan werken. Hij was even in de
twintig, toch de kern was niet kwaad, het gere
gelde werk smaakte hem niet; après tout, Noord
Borneo was geen kwade keus. Hij voelde in zich
militaire qualiteiten.
Waarom de examen-commissie van de Com
pagnie hem aannam, daarvan kon hij zich niet
precies rekenschap geven, maar hij was nu een
maal opgenomen in het algemeene kader van de
maatschappij en de Norddeutsche Lloyd (wij zijn
in het jaar 1901) nam de zorg op zich voor het
bereiken van zijn bestemming.
Over Singapore kwam hij in Sandakan, de
hoofdstad van Noord Borneo.
Het was een mooie aankomst in de haven;
maar wat had hij aan het gezicht van de uit zee
rijzende rotsen, bekroond door hun groenen
achtergrond? Hij had zijn leven daar te maken
en was benieuwd te weten wat het hem in 't
vreemde oord zou geven.
In 't eerst werd hij inderdaad bij de policie
aangesteld en kreeg een tijd lang om te
commandeeren een corps, samengesteld uit een bonte rij
van volken van Voor-Indiëen van den Archipel,
wier taal hij niet verstond evenmin als zij de
zijne begrepen. Hij sloeg zich echter door de
moeilijkheden heen; met goed humeur en mef een
harde hand van tijd tot tijd, kwam hij zijn tegen
vallers te boven en wist zich bruikbaar te maken.
De gouverneur was hem niet ongenegen, be
noemde hem tot zijn adjudant en nam hem mee
op officieele reizen. Dat was geen onaangenaam
bestaan, soms was het een rij van feesten.
Leverde het een voldoening voor den jongen
man? Ik geloof het piet; er zat toch iets meer
in hem dan de behoefte om zich het goede te
laten smaken en het prettige te genieten. Het
onbegrensde en het onbekende van het vreemde
dat hem omringde deed het hem aan.
Hij liet zich kennen op een paar kleine expe
dities in het binnenland; hij hield van die tochten,
zij maakten zijn ambitie gaande. Ambitie waar
voor? Om een nieuwe wereld te kennen, om zich
een nieuwe wereld te scheppen. De
conquistadorenlust werd in hem gaande.
Noord Borneo was een nieuw Engelsch bezit.
Die Noordkust had vroeger een slechten naam,
er huisde een recht piratenvolk tusschen de
klippen en eilanden. De zeerooverij was den
inheemschen in de negentiende eeuw afgeleerd,
maar een geregeld bestuur en een geregelde
ambtelijke indeeling was niet gevestigd. Men had
te strijden gehad met inlandsche hoofden en nooit
was een geheele onderwerping gevolgd.
Het volk was lastig. Voor groote cultures was
het land ongeschikt, de grond was te droog voor
tabak, aan aanplant voor de rubberctiltuur werd
nog niet gedacht, zoo leefde men door veeteelt
en jacht; dat wil zeggen: het oude zeeroo versvolk
was aan het buffelstelen gegaan.
Twee volkstammen waren er in het Noorden:
de Bajou en de Doesoens; de Doesoens woonden
in het bergland, een boerenvolk, de Bajau, meer
geslepen, in de laagvlakte. Er heerschte nog veel
onrust, hoofden verzamelden kleine benden om
zich en legden forten aan, verdedigd door kunstig
aangelegde mechanische speerwerpers en door in
den grond gestoken bamboepunten.
Toen Bruce na een paar jaren dienst verzocht
over te mogen gaan onder de administratieve
ambtenaren, was het een post in een nog bijna
geheel ongeordend district dien hij verkreeg. Dat
was wat hij wenschte.
Hij heette daar eenvoudig districtsambtenaar,
inderdaad was hij onbeperkt heerscher van een
provincie van 2000 vierk. mijlen en 10.000
inwoners, alleen bijgestaan door een k'.erk die
Maleisch kende en 20 man policie. Een
traandelijksch rapport was vereischt, maar werd
aaarom nog niet verwacht. Hoofdzaak was dat de
ambtenaar de rust bewaarde in zijn lanr p en
zoo weinig mogelijk van zich deed houren; ,;en
enkele maal in jaren bracht de griverneur óf de
resident hem een bezoek. De rechtsprak was hem
opgedragen, geldelijk was er niet veel
"'"'?antwoordelijkheid, omdat het district bijna ^een.,
inkomsten had. *?, .';
Het was een ideale toestand, zoowel voor dr11*'
beheerder als de beheerden. De ambtenaar sprak*5
recht als een Salomo, zonder veel te vragen naat
eenig wetboek; hij had niet te schuilen achter
rechtsregels van een modernen code, mits hij het
passende maar trof voor het gevoel van zijn
geadministreerden. De volkshumor wees hem den
weg, en omdat hij zich niet had te bekreunen om
de zorg hoe zich te verdedigen met kapittel en
paragraaf, bleef hem de tijd om het volk in zijn
aard goed te leeren kennen, en ook voor eigen
uitspanning te zorgen op de jacht en op aller
hande uitstapjes van verpoozing te midden van
het volk waar hij de vertrouwde van wou worden.
Later kwamen andere tijden, beschaving stond
niet heelemaal gelijk met vooruitgang.
Eer Bruce zijn post kreeg, had hij vooruit zijn
proef afgelegd en zijn leergeld betaald.
Twee rebellische hoofden waren in 't land, hij
kreeg de opdracht hen te vatten en te straffen.
Toen hij den eene op 't spoor was, verkende hij
's nachts de hut waarin hij meende dat opstande
lingen waren vergaderd, en naar zijn manschappen
terugsluipend legde hij hun zijn plan van om
singeling uit. Van rondom moest de policie op de
hut losstormen, wanneer hij het teeken gaf, maar
zij moesten de inzittenden verrassen en vooral
hun geweren niet afschieten, om niet elkander te
raken. Als hij dan het teeken gaf, daar brandden
op eenmaal de Martini-buksen der policie alle af,
en hadden zij niet te hoog gemikt, naar de gewone
fout van inlanders, zoo had Bruce er het leven
bij ingeschoten.
Het geweld verijdelde de verrassing; uit een
andere hut zag men een paar wegijlen, het was
de rebel en zijn jonge vrouw. Waarom hebt
ge niet op hem geschoten? vroeg Bruce de
schildwacht. Gij hadt ons gezegd dat wij onze
geweren niet mochten gebruiken, was het be
scheid. De rebel onderwijl was in de jungle ver
dwenen.
De aanstaande districts-ambtenaar kon zijn
krijgstocht niet zoo onverrichterzake opgeven; hij
besloot het versterkte dorp op de hoogte aan te
tasten en trok daarheen, hij met zijn klein gevolg,
waaronder drie krijgshafte Dajaks, voorop. De
nadering van het fortje bracht eenige beweging
onder zijn satelliten, de een voor, de ander na
merkte dat iets van zijn slopkousen niet in orde
was, en bij den toegang was Bruce voorop. Hem
trof een goed bedoelde en flink geslingerde speer
worp, gelukkig in het hemd, niet in het lijf. Hij
kon zich losrukken en schoot zijn revolver af,
terwijl de omsingelaars zich tegen de drie man
der bezetting wendden.
Bruce interpelleerde zijn escorte: Gij, Dajaks,
gaat toch door voor moedige mannen, hoe kondt
ge mij alleen voorop laten gaan!" Zonder blikken
of blozen verklaarden zij hem dat bij dergelijke
aanvallen gewoonlijk de eersten werden geraakt,
daarom hadden zij hem de eer van den aanval
gegund.
De eene rebel was niet meer te achterhalen,
een latere episode worde aan hem gewijd, de
andere werd door uitgestuurde policie gegrepen,
die den last had hem fel te boeien als een ge
vaarlijk sujet. Na eenigen tijd keerde de kleine
colonne terug, maar zonder gevangene, ten minste
oogenschijnlijk. Wel was er onder hen een statige
man in praalkleeding, die den ambtenaar op
bijzonder hartelijke manier de hand schudde. Hij
droeg echter ketting noch boei, toch was hij
degelijk en wel de misdadige rebel, die zich op
allerlei manier had misgrepen en de doodstraf
niet ontging, een wreede lafaard.
Zro kreeg Bruce naam onder de menschen van
zijn district en hijzelf werd trotsch op zijn rijkje,
omdat hij het voor zijn rijk aanzag. De menschen
hoorden hem toe; zoo ging hij zich gedragen, en
hij zorgde voor hen als een patriarch. Maar was
er armer schittering van macht mogelijk! De
verandah was zijn bureau en zijn audientiekamer
en kon maar bogen op de aanwezigheid van n
enkelen stoel. Hij had geschreven om eenig
ameublement; het bescheid was geweest dat geen
som er voor was uitgetrokken: nog een jaar moest
hij geduld oefenen tusschen zijn twee tafels, zijn
matten luierstoel en een paar lampen, den gansenen
voorraad door een genadig centraal gezag hem
toebedeeld.
Hij heeft zich gered en zich gewroken, de schalk,
o zoet idee voor den ambtenaar die zich
achteruitgezet voelt!
Er kwam bericht dat de gouverneur van Noord
Borneo hem een bezoek zou brengen; een zorg
zaam collega stuurde Bruce mét het bericht een
dozijn fleschjes sodawater, want d<> mensch is
dorstig onder de tropen; hij zelf )i <t vleesch
slachten en een tamelijk diner toebereide.1 op de
door het gouvernement verstrekte tafel, maar
stoelen waren er niet, ook de eenzame gewone
zetel leed dien dag onder een eclips; ruwe
pakkisten waren om de tafel geplaatst voor gouver
neur en gevolg.
Op, het gezicht van den gouverneur vertoonde
zich»- evel en aan zijn aangezuht van den tweeden
rail,*- toals men het vroeger noemde, een pijnlijk
"?gev'üJvjtjVan plankenhinder; die wrevel uitte zich
in een Ipjogst geërgerden brief aan den betrokken
ambtenaar, die het scherp bevel kreeg
onmid?(dellijk /én dubbele meubelinstallatie aan den
districts'-ambtenaar te zenden. Die troonde voor
taan in zijn i';k^
Er was nog . Andere manier om aan dingen te
komen die ee z&pjig gouvernement weigerde te
verstrekken: men '"tal ze doodeenvoudig uit het
regeeringsrnagazijn des nachts vóór het vertrek
uit de hoofdilaa s', wanneer irun daar uit zijn
district op bezoek kwam. Het was erg onzedelijk,
maar o zoo prettig slecht en zoo a gemeen aange
nomen onder collega's in den goeden ouden tijd,
toen men nog wist wat besturen was en niet onder
een controle zuchtte die de ambtenaren verplichtte
tot oneindig schrijfwerk en het opmaken van
allerlei staten en het raadplegen van een legio
wetboeken ??in n woord: de goede tijd toen
men zich koninkje voelde en hart had voor zijn
werk en voor zichzelf
W. G. C. B Y V A N C K
HET BOEK VAN UW VOORKEUR
Onder herinnering aan het artikel Het boek van
uw voorkeur,'' in ons nummer van 20 December 1.1.,
vestigen wij de aandacht van onze lezers op het
stembillet op blz. 3 van den omslag.
Zooals hun bekend zal zijn, richt de Nederl.
Uitgeversbond tot hen het verzoek, op dit billet
aan te geven, welk in 1924 verschenen Neder
landsen boek, hetzij een oorspronkelijk werk, hetzij
een vertaling, hetzij voor het eerst uitgegeven,
hetzij in herdruk, het meest in hun smaak viel.
Zij moeten daartoe den naam van den schrijver
en den titel van het boek vermelden. Twijfelen zij,
of het boek van hun voorkeur in 1924 het licht zag,
dan kunnen zij den catalogus Het Nederlandsche
boek in 1924 raadplegen, dien zij, zoo zij hem zelf
niet bezitten, bij hun boekhandelaar kunnen
inzien.
Tevens noodigt de Nederl. Uitgeversbond hen
uit om, afgescheiden van de beantwoording van
deze vraag, een lijstje in te zenden van de drie
boeken (met vermelding van schrijversnaam en
titel), welke zij meencn, dat het hoogste aantal
stemmen zullen verwerven. Natuurlijk is het niet
noodig, dat op dit lijstje ook de titel voorkomt
van het boek, waaraan zij zelf de voorkeur geven.
Zoowel het stembriefje als het lijstje der drie
boeken moeten, uiterlijk vóór 15 januari 1925,
vrachtvrij worden toegezonden aan het Secretari
aat van het weekblad de Amsterdammer, Keizers
gracht 333, Amsterdam.
BATENBURG & FOLMER
(O. W. FOLMER)
DEN HAAG,HUYGENSPARK22
SPECIALITEIT:
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTINO.
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN