Historisch Archief 1877-1940
No. 2482
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
PEEK&CLOPPENBURG
DE LEEUWENHOEK-FILM
II.
Het werk en de woorden
doen mij dikwijls denken aan
derde klas H.B.Sser, die een
leen heeft gekregen en nu
schouwing van het tot nu. toe
echter n groot verschil. Onzi
klas heeft van vele van die
van Leeuwenhoek
een niet verwenden
oud microscoop te
zwelgt in de
aannooit geziene. Er is
: vrind uit de derde
dingen al wel eens
Een pantoffeldiertje, duizendmaal vergroot
(Uit de Leeuwenhoek-film van Mol en van Seters)
gehoord en in het nog onopengesneden stuk van
zijn leerboek der dierkunde kan hij er zelfs wat
over nalezen. Voor Leeuwenhoek daarentegen was
zoowat alles geheel nieuw. De filosofie van zijn
tijd had omtrent het leven en de oorsprong der
levende wezens nog maar zeer weinig en dan dik
wijls nog zeer zonderlinge begrippen. Terminologie
en nomenclatuur lagen nog in haar windselen.
Misschien had dat ook zijn goede zijde, want onze
Columbus-Lecuwenhoek kon nu zijn ontdekkingen
bedrijven zonder vooroordeel of bekommernis.
Taal en terminologie schiep hij zichzelf en als een
goed popülarisator plaatste hij zijn ontdekkingen
in het kader van het alledaagsere. Hoor maar eens
hoe gezellig en familiaar hij vertelt, hoe hij de
bacteriën in het tandsliim ontdekte:
Mijn gewoonte is des mergens mijn tanden te
vrijven met zout, en dan mijn mont te spoelen met
water, en wanneer ik gegeten heb, veeltijts mijn
kiezen met een tandstoker te reinigen, alsmede
deselvige wel met een doek stark te vrijven, waar
door mijn kiesen en tanden soo suiver en wit
blijven, als weinig menschen van mijn jaren
gebeurt, en mijn tandvlees (met Wat hart sout ik
daartegen komete vrij ven) niet en komt te bloeden.
Nogtans soo en sijn mijn tanden daardoor so
suiver niet, of (wanneer ik deselve met een
vergroot^piegel besag) daar blijft of groeit tusschen
eenige van de kiesen en tanden een weinig witte
materie, die so dik is, alsof het beslagen meel was.
Ditselvige observerende, oordeelde ik (hoewel ik
geene beweginge daarin konden bekennen) dat
er egter levende dierkens in waren. Ik
hebdanhetBakteriën, bewegend in water
(Uit de Leeuwenhoek-film van Mol en van Seters)
selvige verscheide malen met suiver regenwater,
daar geen dierkens in waren, en ook met speeksel
vermengt, dat ik uit mijn mond nam, na dat ik
selvige van de lugtbelletgens haade gescheiden en
meest doorgaans rnet groote verwondering gezien
dat in de geseide materie waren, veele secr kleyne
dierkens, die haar seer aardig beweegden.
Over die beweging heeft hij het nog eens, als
hij de bakteriën in het vlies op 't vuile water ziet:
....seer kleijne wormtgens off aeltgens, doch
defselver beweginge was contrarie onse gemene
alen, off de aeltgens die in de asijn sijn, want
gelijck de geseijde alen altiits met het hooft
voorwaerts uytswemmen, so swommen dese
aeltgens sowel agterwaerts als voorwaerts, sonder
uat ik hooft ofte staerte conde bekennen."
In onze f Hm krijgt ge die aeltgens" te zien,
lange bakteriën die zich in flauwe, maar seer sier
lijke bochten her en der bewegen. Enkele er van
vertoonen sporenvorming. Hun geheimzinnig en
ttatig gedoe is zeer indrukwekkend.
Maar een van de hoofdfiguren uit Leeuwenhoeks
? '
Pantoffeld.ertjes, elkander verdringend langs een luchtbel
(Uit de Leeuwenhoek-film van Mol en van Seters)
Het ktokdiertje Vorticella
(Uit de Leeuwenhoek-film van Mol en van Seters)
werk en dus ook van de film is Paramoecium, het
Pantoffeldiertje, het afgietseldiertje" bij uit
nemendheid. Leeuwenhoek geeft een nog al uit
voerig en apotheker-achtig recept, om deze en
dergelijke diertjes te verkrijgen, maar wij Weten nu,
dat het al heel eenvoudig gaat, door maar wat
gras of hooi in een glas niet water te laten staan
tot het flink vies" wordt. Er verschijnen dan
allerhande eencellige diertjes en bakteriën en de
gemakkelijkst waarneembare is ons slofdiertje.
Met een loupe, die tienmaal vergroot, zie je ze
al rond zwemmen als kleine witte vlokjes. Maar
het microscoop moet er bij te pas komen, om het
wonde: goed te aanschouwen: een wezentje
slechts uit n cel bestaande, maar met functies
en gevoeligheid, die overeenkomen met alles wat
wij doen met onze zenuwen en spieren en inge
wanden. Wij zien ze op de film bewegen met groote
snelheid en doelmatigheid. Zij verdringen elkander
om een luchtbel als varkentjes om een trog. Hun
heele lichaam, de celinhoud, is in voortdurende
circulatie. Wij zien hoe ze hun voedsel opnemen,
dat door de filmmakers duidelijkheidshalve is
gekleurd. Zij bewegen zich voort door middel van
een wimperkleed, dat lang niet altijd even gemak
kelijk te zien is, maar Leeuwenhoek heeft het niet
gemist; hij ,,sag een menigte schepsels, die
voortswommen door behulp van seer vele pooten,
waarmede dese dieren sijn beset." Zijn teekening
laat geen twijfel; het was wel degelijk Para
moecium. Onze film laat ook zien, hoe deze diertjes
copuleeren en zich door deeling vermenigvuldigen.
Nog wonderlijker en mooier zijn de klokdiertjes,
(Vorticella). Ook deze bestaan slechts tut n cel.
Met een lange slijmdraad zijn ze vastgehecht aan
voorwerpjes in het water. Die lange steel (staart
zegt Leeuwenhoek) zien wij zich plotseling samen
trekken, kurketrekkersgewijs, wanneer het diertje
iets onaangenaams overkomt. Een schok aan 't
Een kolonie van klokdiertjes aan de staart van een Cyclops
,(Uit de Leeuwenhoek-film van Mol en van Seters)
voorwerpglaasje, een prikkel in de vloeistof en
plots trekt die steel zich samen. Na een poosje
van rust komt het diertje langzaam aan weer te
voorschijn, aarzelend, alsof het eerst nog cHx omge
ving wil verkennen. Dan is de steel weer recht
uitgestrekt en de haren" rondom den mondzoom
raken in beweging. Ze malen en malen en veroor
zaken een wervelstroom in 't water, die allerlei
nog kleinere organismen of brokjes ervan in de
gleuf en sleuf van het celletje voeren, die we
mondopening of zelfs slokdarm durven noemen, maar
het is niet anders dan een putje of zwakheidje
in decelmasea. Er'u al heel wat inkt verschreven
over het gedrag en de psychologie van deze klok
diertjes en hun verwanten. Hun razende activiteit
en fijne gevoeligheid zijn wel zeer wonderlijk.
Deze Vorticella's leven elk afzonderlijk op hun
eigen steelt je. Zij hebben verwanten, die
koloniegewijze leven op een gemeenschappelijke stam, die
ook alweer in zijn geheel samentrekbaar kan zijn
en dan zie je de heele familie eensgezind op den
loop gaan. Dat beestje heet Carchesium. Een ander
geslacht, Epistylis, leeft ook koloniegewijs maar de
gemeenschappelijke steel is niet samentrekbaar.
Beide komen niet zelden voor op het staartstuk
van de bekende roeipootkreeftjes, Cyclops, de
eenoogige. De film geeft daarvan een paar zeer
prachtige gevallen te zien en bovendien nog een
groot aantal andere eencelligen, zooals het
Trompetdiertje, Stentor, het Mosseldiertje, Stolonychia,
de Spiraalmond, Spirostoma enz. Maar wij moeten
nu naar hoogerop.
Wordt vervolgd. JAC. P. T n ij s s E
Illll INI Illllllllll l Illlllllllll UMI IJ
l LAAT UW TUIN AANLEGGEN DOOR l
!?MOERHEIM"|
| DEDEMSVAART (
i 40 Hectaren met |
l VASTE PLANTEN, ROZEN, l
l HEESTERS, CONIFEREN, [
l ENZ. |
Levering franco Catalogus gratis |