De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 10 januari pagina 15

10 januari 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2483 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 K. DE NIEUWJAARSWENSCH BIJ DE V. HEI NEDERLANDSCH TOONEEL" Tcckcnir.g voor ,.de Amsterdammer" door H. van Vlijmei VEREENIGD TOONEEL. Gijsbreght van Aanstel. Voor de avonturen in den Stadsschouwburg betaalt op gezette tijden heer Oijsbreght het gelag. Na een poque, waarin de dramatische kunst op l Januari haar hoogtij viert een met de jaarlijksche uitvoering van de Mattheus-Passïon" gelijk te stellen praestatie volgen, dank zij de hedendaagsche kunstbeginselen, weer de jaren van afbraak en beproeving, en zien wij den Acmstelheer en de zijnen opnieuw verschijnen als examen-probleem. Ook dit was jarenlang traditie op het Leidsche Plein, en baart geen reden tot ongerustheid voor den eventueelen ondergangh" van Vondel en Royaards. Moet men het aan den eenen kant betreuren, dat de generatie, welke thans aan de beurt is den inwijdingsavond mede te maken, niet onmiddellijk het beste wordt voorge zet, n.l. het kunstwerk in zijn strengsten vorm en meest verheven staat (het dichterlijk vizioen) aan den anderen kant mogen wij verwachten dat in deze jongste jeugd het onderscheidingsvermogen hunner ouders nog niet ten volle tot ontwikkeling kwam en er onder alle omstandigheden dus voor hen veel van de geschiedenis te leeren en te genie ten valt. Toch wel een fijne kerel, die Vondel," ontdekte mijn loge-buurman, derde klasse Gym nasium. En als hoeveel fijner" nog zal hij den dichter te gelegener tijd herontdekken ! In de herinnering der ouderen staat Royaards Veste" vast, al zijn de requisieten tijdelijk opgeborgen, en waar hier niets met dit alreeds klassiek te noemen nationaal bezit tot vergelijking noopt, luisteren wij met belangstelling naar het debuut van eenige jongeren en naar de vorderingen van enkele oudere tooneelspelers, geplaatst voor een taak, waarin het niet ieder gegeven is te slagen. Dit vooropgesteld, zij daarbij erkend, dat, vergeleken bij de vorige door Verkade geleide vertooning met de leden van het toenmalig Nederlandsch Tooneel," in de regie een en ander verbeterd was. Er was meer teekening in gekomen. Een hoogtepunt als bijv. de doud van Arent van Aemstel, het uittrekken" van het aanzienlijk lijk, toenmaals in een hoekje, als gold het den eersten, besten brigadier, slordig afgehandeld, had thans meer relief gekregen, de handeling piëteit. De kloosterscène, waarbij ditmaal Huf decoratief den Bisschop vertolkte, zonder ons Herman Schwab geheel te vergoeden, wiens broze verschijning al nauwelijks meer van deze aarde scheen, had weinig of niet gewonnen. Daargelaten, dat men van het naderend onheil in de houding der nonnen niets speurde, komt het mij op geen enkelen grond verantwoord voor Gijsbreght daar op den drempel vroom" te laten treuzelen. Dat God u allen spaer ! is 't hier noch tijd van zingen !" Het versrhythme geeft hier het gejaagd tempo aan, dat uit de situatie, zou je zoo zeggen, dan ook alleszins verklaarbaar is ! Daar tegenover was het tooneel met den Heer van Vooren weder beter gemonteerd, al blijft de hardnekkige fout, dat Verkade voor dien vertegenwoordiger" een tooneelspeler kiest zonder schijn van autoriteit, noch in houding, noch in stem. Wijdeveld's hernieuwde ensceneering, die de voor naamste handeling op het, door trappen geheven platvorm samendrong, bevredigde mij ditmaal meer dan zijn vorige groot-realistische opzet, welke een figuratie van honderden vergeefs deed verwachten. Er zou over het al te zeer in zwang geraakt trappentooneel in het algemeen ook St. Joanne" werd ons van het begin tot het einde op het presenteerblad geboden en het over vloedig gebruik van gordijnen, waarmede vaak onvoldoende aan de verbeelding tegemoet wordt gekomen, nog wel iets in het midden te brengen zijn, doch hier, waar de praktijk ook ter eere van K'oris en Roosje" aan de changeurs den geheelen avond buitensporige eisenen stelt, waardeert men gaarne deze oplossing, welke tevens een stemmigen achtergrond aan de groepeering waarborgt. Over de reyjn" en den engel Rafaé" zijn we uitgepraat. Het lichtbeeld, dat in den Epiloog van St. Joanne" ten onrechte was weggelaten de geheele persiflage op het dierbaar Gedenkraam van jeanne te paard" verviel doordat er, terwijl de spelers naar de kroon in de zaal stonden te turen, voor den toeschouwer niets te zien kwam was hier, overbodig, met veel luister, achter de spelers aangebracht. Wat de,,reyen" betreft, vraag ik me af: of de tijd voor een model opvoering met jnzichtbareri koorzang van Diepenbrock's of Zweers' muziek niet eens weer gekomen is? Als bezwaar tegen deze, aan alle realistiek ontTANTL BET (Mina Budennann) en OOM JAN (Bart Kreeft) trokken,ensceneering, moet de overwegend realisti sche, in elk geval niet op het dichterlijk vizioen afgestemde spelopvatting gelden. De wijze van verzen zeggen, zooals die hier door de meeste spelers werd betracht (net of het gén verzen waren) is ongetwijfeld te verkiezen boven den beruchten galm van een vijfentwintig jaar geleden, men verneemt, waar elk détail beteekenisvol" en nadrukkelijk wordt geplaatst, althans wat er aan de hand is. De keerzijde is echter, dat de verzen, aldus gehanteerd, niet op den adem worden ge dragen, Ie soufflé" gaat over in kortademigheid. Hiermede knot men den dichter de vleugels en wordt de kans: dat het droombeeld boven het reciet zal uitstijgen, uiterst gering. AndréJolles heeft, als ik me wel herinner in de November-aflevering van de Gids", over deze keerzijde" een belangwekkend opstel geschreven: Over Metriek", dat mij tegen hut moderne verzen zeggen verzen praten" tevens een gezonde waarschuwing dunkt. Het verslappen, verwaar lozen van de versmaat, waaruit het rhythme geboren wordt, ontneemt aan het vers zijn kracht en heerlijkheid. De menschelijke gevoelswaarde mag tot haar recht komen ongetwijfeld zijn er moderne verzen, welke door dergelijk reciet vol doende worden gesteund het zwierig en spierig klassiek vers boet er te veel bij in. Van Tollens noemt Jolles aardige voorbeelden, en mij dunkt Vondel en deze jongste Vondel-vertolking zouden als de proef op de som kunnen dienen. Dat het zeer wel mogelijk is den dichterlijken hartslag te doen hooren en tegelijkertijd aan den inhoud van het vers ontroerende plastiek te geven, zonder daarbij in den oilderwetschen galm te vervallen.. ook deze overtuiging ligt bij de requisieten van het Aemstelhuis Anno 1924 veilig geborgen. Met het bovenstaande hoop ik dan meteen te hebben aangetoond waarom ik den Gijsbreght" van Van Dalsum niet bewonderen kan. Er zal wel een moderne kunstsoort bestaan, of in de toekomst worden geschapen, waarin deze heftige en grillige expressiviteit, deze vers-flarden en plotselinge fluisteringen, deze opzettelijkheden en opzichtige pauzes, deze declamatie, die van elke lettergreep een symptoom" maakt, bewonderens waardig en overtuigend zullen zijn. In een klassiek dichtwerk lijkt mij dit ongebreideld-doen te eenen male misplaatst. Het zelfde geldt in nog stelliger mate voor Kommer Kleijn (Arent van Aemstel) die het in gelijke richting zocht als Van Dalsum, doch daarbij, als minder draagkrachtig acteur, onmachtig bleek aan het karakter en de noblesse van deze schoone gestalte ook maar eenig relief te geven. Beter vond ik, in aanleg, de Badelocli" van Louise Kooiman. Plastisch althans zuiver en in eenvoud doorvoeld, wist zij een zekere waardig heid te handhaven. Het violonceltimbre van haar stem treft echter alleen dan wanneer de tragedie PARK-HOTEL R O T T E R D A'M dezen donkeren, djffen toonval vraagt; voor een groote rol heeft de stem nog te weinig modulatie. Ik zou haar gaarne de Kerstnachtrey eens hooren zeggen. En ook de rey: Waer werd oprechter trouw," die een broeder geluid vraagt dan Liesheth Sanders de beste der reyzegsters met haar heldere sopraan geven kan. Goede oogenblikken had Lobo als de Bode" daar waar hij eenvoudig bleef en er niet te veel voor ging staan. [X>ch ook aan dit reciet ontbrak de rustige, regelmatige hartslag van den dichter en de vertolker kwam niet tot den vorm, waarin bovenal dit gruwelverhaal gevat streng moet blijven. Om te bewijzen, dat Vondel dramatisch" genoeg is. mogen de spelers zich nog niet van alle banden bevrijd voelen, men zie maar eens aan de Spie" van Joh. Kaart Jr. tot welk een anarchie dat leidt, zonder dat er iets mee gewonnen wordt. De atmosfeer blijft schraal en nuchter en het werk verliest zijn edelen glans. De verantwoordelijkheid daarvoor draagt echter de regie, die de spelers aan haar wil te onderschikken heeft. De Ond-Hollandsche bruiloft was mede gemodernizeerd. Petit Trianon, of daaromtrent. Danse et maintien. En niets te schransen, ook niet voor den geest. Carla de Raet was een snoeperig Rjsientje en Tltomasvaer herdacht zoowaar ook ons toen hij in zijn wensen gewaagde van het onverwacht buitenkansje het Vereenigd Tooneel" in den Stadsschouwburg ten deel gevallen: ,,Het is een voorrecht groot, doch brengt ons zware plichten. Gelukkig komt de Pers ons gul die taak verlichten." Ik wasrer wel van onder den indruk.... Had niet juist de vijfentachtigjarige nestor Alexander Paassen in een Haagsche-Post-interview de schuld van het welig dilett.intisme op onze planken aan diezelfde l'ers geweten, aan de vél te groote toegeeflijkheid van d.- kritiek?" T o i- N A K P i' VANNELLESVARINAV GOUDZEGEL 5O ets. per Pakje.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl