Historisch Archief 1877-1940
No. 2483
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BELASTINGVERLAGING ?
In alle toonaarden loeit het publiek o:n ver
laging van Rijks- en gemeentebelastingen, en de
Overheid belooft ze overal aan de jammerende
kiezers.
Belasting is hetgeen de burgers aan de gemeen
schap opbrengen om in de behoeften van die ge
meenschap te voorzien, waaronder mede te be
grijpen is al hetgeen het geluk en welzijn van de
leden daarvan kan bevorderen.
De burgers snoeren een deel van hun afzonder
lijke taak af en dragen dat op aan hun vertegen
woordigers: de overheid. Zoo b.v. de zorg voor
brandweer, politie, landsverdediging, bestrating,
verlichting der wegen enz. Daarvoor is het geven
van geldelijke bijdragen onvermijdelijk, en die
bijdragen worden hatelijk gevonden en belastingen
genoemd, alsof die gelden ten bate kwamen aan
een willekeuriger! derde die daarvan goede of
kwade sier maakt ' De burger behoeft nu geen
aparte kosten meer te maken voor particuliere
brandemmers, ploertendnoders, snaphanen,
straatsteenen en draaglantaarns.
De meer en meer doordringende gewuonte^niet
het gebruik, maar de veronderstelde draagkracht
als maatstaf voor de berekening der bijdragen te
nemen geeft aanleiding dat alles door het publiek
belasting wordt genoemd: ik heb schoolgeld al
meermalen schoolbelasting hooren noemen. (Ten
slofte dreigt bij toenemende overheidsbemoeienis
alles zoo evenredig geprijsd te worden, dat de
meest volkomen nivelleering is bereikt, op welk
moment wij of tot heiligen of tot bandeloozen
zullen zijn vervormd).
Wil men belastingverlaging, althans zóó, dat de
nieuwe tariefwet minder zal drukken dan de andere
middelen verlicht worden, dan kunnen verschillen
de wegen worden ingeslagen. Men kan de overheids
zorg doelmatiger maken: het zelfde nuttig effect
verkrijgen met minder kosten, eenvoudig door
alles wat onnoodig te loor gaat, daarvoor in het
vervolg te behoeden. Men kan ook in het wilde
weg kappen : de klewangmethode, (toegepast op de
salarissen.) zonder vraag naar recht, en verwant
aan de methode van het domme potlood.
Men kan ook de overheidszorg beperken tot wat
redelijkerwijze noodig is, en voorkomen dat ieder
kantoor-cmployéop 'n plattelandsch kantoortje
met een 20-vakkig H.B.S.-diploma rondwandelt.
En zorgen dat niet al te gedetailleerde, en naar
den geloove gesplitste geleerdheid onbeperkt ver
krijgbaar wordt gesteld in een overvloed van ge
bouwen, welker kostelijke aanzien en inrichting
volmaakt tegengesteld zijn aan de sobere welvaart
van de bezoekers.
Er is ook niets tegen dat allerlei subsidies worden
afgeschaft, die met een royaal gebaar van wat
kan 't me kosten" werden gevoteerd in een tijd toen
de geld-uitgevers dachten dat er geen opkomen
aan was en de geld-inners het gekraak al konden
hooren.
Maar in n opzicht dreigt belastingverlaging een
ramp te worden.
Zie, vroeger, onder den indruk of den druk van
het geloof werd nogal wat geofferd voor minder
bedeelden. Het schijnt dat menigeen mét het
geloof ook den prikkel tot offeren heeft verloren,
waarmee ik niet wil zeggen dat alle gelovigen
dien prikkel hebben behouden of dat vrijdenkers
hem noodwendig derven. De enkeling is niet
zeer bereid en allerminst in staat om op sociaal
gebied afdoende hulp te verleenen. Maar inmiddels
is hulp aan maatschappelijk zwakken meer en meer
afgesnoerde", dus overheidstaak geworden.
En nu zal men, als op alles gesnoeid wordt, ook
gaan snoeien op datgene wat nog pas in zijn eersten
groei was, en waarvan niet de wilde ranken zullen
worden afgenepen, maar de takken zélf waaraan
de vruchten behoorden te komen.
Alles wat nog groeien moest zal worden ge
fnuikt. Al wat met ,,pro" begint wil bescherming
(tenzij dan b.v. pro-stitutie): pro juventute, pro
senectute, en hiertegen zal zich het contra der
bezuiniging keeren.
Wederom zal de zwakkere worden geknauwd ten
bate van den sterkere, den schipbreukeling zal
nog maar een halve reddingsboei worden toege
worpen, de krotbewoner mag crepeeren in stank
en vuil. De reclasscerbare incidenteele misdadiger,
de met t.b.c. bedreigde achterbuurt-kinderen, de
kroostrijke weduwvrouwen, de physisch defecten
en psychisch debielen, op hen moet worden ver
soberd.
Op volkskracht, op jeugdbescherming, op steun
aan arme oudjes zal worden gesnoeid.
Maar....
? Maar wat let ons, om verschillende heffingen een
paar jaar onveranderd te laten, en de door ratio
neel overheidsbeleid vrijgekomen gelden te ge
bruiken voor het nu eens op pooten zetten" en
goed outilleeren van al die instellingen, die schip
breukelingen van de ook door óns toedoen woelige
evenszee trachten te redden?
HET VLAMMEND ZWAARD
Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan
DE IJVERIGE PARTIJVOORZITTER: EN IK DACHT, DAT JE zoo VOOR OXTVVAITNIM; NV AS!"
Wat let ons die paar gulden per hoofd, die de
belastinggaarder ons anders minder af zou nemen,
in diens handen te laten om te voorkomen dat
juist de miserabelen de dupe van onze zuinigheid
worden?
Voor de stumpers wordt de toestand buitenge
woon fnuikend. Wij zullen, als de belasting nog
niet wordt verlaagd, geen sigaar minder rooken,
geen beestenspel (circus of boksring) minder be
zoeken, geen o zoo degelijk boek minder
lezen. We zullen op niets bezuinigen behalve
op al wat gesjochten is.
Ik vrees dat mijn beroep vergeefsch zal zijn, en
dat alleen in boeken wat gevoeld wordt voor arme
lieden en boefjes.
Zoo durf ik nauwelijks op hoop van zegen te
schrijven.
Een belasting, eenmaal verlaagd, zal niet licht
weer worden verhoogd, en dus zullen gedurende
vele jaren de economisch zwaksten weer de dupe,
neen, niet worden, maar blijven.
Zooals ik zeide: ook hier zal de sterkere den
zwakkere knauwen, en de samenleving zal onge
stoord voortgaan zich te.... evolueeren.
Mr. G. H. A R N H A R D T Jr.
MODERNE LOONTECHNIEK
J. RATTE. Moderne Luontetimiek. Met een
inleiding van Prof. J. G. Ch. Volmer.
's-Gravenhage. G. Naeff, 1924.
In zijn inleiding stelt prof. Volmer aan de juist
heid (in theoretischen zin) van een loonstelsel o.a.
dezen eisch: dat het ieder, die geschikt is voor
den hem toegewezen arbeid, een inkomen verze
kert, dat hem in staat stelt er, zoo hij het verstan
dig besteedt en er zuinig mede huishoudt, over
eenkomstig zijn stand van te leven." Ik wil graag
gelooven, dat men, over de theoretische juistheid
van loonstelsels schrijvende, niet anders dan vrij
vage uitdrukkingen bezigen kan, maar de opmer
king moet mij toch van het hart, dat dan ook het
stellen van zoodanigen theoretischen eisch al
bitter weinig practisch houvast biedt: er zal in een
gegeven geval altijd diepgaand verschil van
meening kunnen zijn over de vraag, of een arbeider
zijn inkomen verstandig besteedt," er zuinig
mede huishoudt" en wat hij moet doen of kan
laten om overeenkomstig zijn stand te leven."
Wat nu de uiteenzetting door den heer Ratte
van verschillende loonstelsels betreft, deze heeft
ontegenzeggelijk waarde en beteekenis, doordat
/ij de daarin belangstellenden inleidt en inwijdt
in de veelal ingewikkelde systemen van moderne
l jontechniek: na het tijdloon en het stukloon
trekken hier de vindingen van Rowan, Halsey,
Emerson, Pankhurst en Gantt de aandacht,
waarna een vergelijking tusschen die verschillende
systemen met een litteratuur-opgave dit bijzon
dere deel" besluit. De lezer, die den schr. in deze
uiteenzetting vclgt, zal zich wel niet kunnen los
maken van den indruk, dat dit alles verre van
eenvoudig is; inderdaad heeft de techniek" op
het gebied van loonstelsels, in den laatsten tijd
vooral, zich sterk gespecialiseerd. En ik ben er
niet zeker van, dat het den lezer niet zal duizelen,
als hij van die vele formules en diagrammen kennis
neemt. De laatste diagram, die in n tableau de
werking der verschillende stelsels weer geeft, is ook
waarlijk niet zoo gemakkelijk te.... ontwarren.
Maar eenvoudig is deze materie nu eenmaal niet '.
Het algemeen deel" bespreekt na een inleiding
de beteekenis van den arbeid in de kapitalistische
onderneming, het karakter van den modernen
arbeid, loonen en prijzen, techniek en loon en de
loonstatistiek. Over dit alles zou veel te zeggen zijn,
ook over hetgeen de heer Ratte hiervan zegt. Het
is maar beter, in een simpele aankondiging niet
daaraan te beginnen.
H. S M i s s A c R T.