Historisch Archief 1877-1940
No. 2484
Zaterdag 17 Januari
Ao. 1925
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN KAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Pry's per jaargang f 10.
bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie :
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
DE STAATSLOTERIJ
Wat een mensch, in den goeden, ouden tijd," al niet in een
loterij kon winnen !
Hilletje Santvoort, getrout met den hakker op den hoek van
't Hoedemakerspad, te Amsterdam," zou het kunnen getuigen,
als zij niet reeds een paar honderd jaren ter ziele was !
Zij trok den hoogsten prijs in een loterij, die in 1695 heel Holland
en Utrecht in rep en roer bracht.
Een aanzienlijk Utrechtsch heer, lid van de ridderschap van
zijn gewest, was op het idee gekomen om een zoet winst je te
maken door de vaste goederen in Holland, die zijne vrouw hem had
aangebracht, te verloten.
Hij had ze ook kunnen verkoopen, maar wegens de zware belas
tingen was er in dien tijd weinig animo om zijn geld vast te leggen
in grondbezit, dat voor den fiscus niet verzwegen kon worden.
Zoo verwierf hij van de regeering der stad Amersfoort vergun
ning om daar een loterij te mogen oprichten" en liet toen de
verdere afwikkeling van de zaak aan een paar makelaars over.
Er werd een uitvoerig prospectus uitgegeven, waarin niet
minder dan 628 prijzen werden uitgeloofd, de meeste in geld,
maar de hoofdprijzen waren vaste goederen, hofsteden en lande
rijen. Als No. l daarvan fungeerde de vrije heerlijkheid van
Giessenburg en Giessen-Nieuwkerk," met alle ap- en dependentiën,
die jaarlijks ruim ?3000 opbracht, welk bedrag, na het vervallen
van eenige lasten, later tot / 5000 zou klimmen. Dat was de prijs,
dien Hilletje Santvoort trok, maar zij was zoo verstandig om geen
Vrijvrouwe van Giessenburg te worden en maakte gebruik van
haar recht om inplaats van de heerlijkheid, de waarde daarvan
in geld te vorderen, niet minder dan 72000 gulden.
Onder de hoofdprijzen waren er twee al heel merkwaardig:
een prebende in het Utrechtsche Domkapittel, en een canonicale
prebende in hetzelfde Kapittel, die aan den gelukkigen bezitter
het recht verleende om zitting te nemen in het college van de
Edel Mog. Heeren Staten van Utrecht !
De geschiedenis vermeldt niet, wie dezen laatsten prijs trok,
en of hij misschien ten deel is gevallen aan den man van Hilletje
Santvoort, den bakker op den hoek."
Maar wat de geschiedenis wél vermeldt, is, dat heel Holland en
Utrecht uitstroomden om de trekking van de loterij hij te wonen
en dat de Amersfoortsche burgerij een aardig duitje verdiende aan
alle menschen van buiten.
Geen wonder, dat de Amersfoortsche magistraat mouvement
in de zaak wilde houden: nog voordat de trekking van deze ver
maarde loterij geëindigd, ja zelfs nog eer de hoogste prijs was uit
gekomen, kregen dezelfde makelaars, die het zaakje voor den aan
zienlijken Utrechtschen heer hadden opgeknapt, van de Amers
foortsche regeering octrooi voor een nieuwe loterij, waarin de stad
zelf, uit de grondeigendommen van hare armen- en Godshuizen,
een bedrag van twintig duizend gulden zou inleggen.
En toen het hek eenmaal van den dam was, volgden tal van
steden het voorbeeld. Een stortvloed van allerlei loterijen over
stroomde Holland. De Staten van dat gewest vonden het toen
welletjes en verboden niet alleen het houden van zulke loterijen
maar ook het verspreiden der billetten van notificatie" van
loterijen, die elders werden uitgeschreven.
Maar zoo besluit Robert Fruin zijne mededeeling over deze
Amersfoortsche geschiedenis de trek naar het verbodene
en de lust om een kans te wagen waren bij het volk te sterk, dan
dat de vaderlijke zorg der regenten ze op den duur zou hebben
kunnen breidelen."
ook bij andere gelegenheden fiasco gemaakt, als zij een. of ander
misbruik wilde afschaffen, dat door haar als zoodanig bjschoi.wd,
maar door de meerderheid van het volk niet als iets verkeerds
werd gevoeld.
Ik weet niet, of de Calvinisten van de zeventiende cei.w het
nemen van een lootje" rekenden tot wat destijds door lun?de
krijtende zonden" werden genoemd, maar zoo ja, dan dachten
de meeste Nederlanders daar toch anders over; indien zij het
spelen in de loterij al voor een zondetje hielden, dan toch voor een
van die kleine zondetjes, die men aan de nu eenmaal in zonde
geboren menschheid maar moet toestaan, om ze van erger terug
te houden.
En zoo zou men de Staatsloterij van nu ook als een geoorloofde
concessie kunnen beschouwen aan de neiging, die ons volk sinds
de dagen der Batavieren in het bloed zit, om af en toe een kansje
te wagen." De meesten hebben aan een tientje" of een
twintigje" genoeg, om die neiging bot te vieren, en als zij maar een
aantal malen achter elkaar een niet hebben getrokken, worden zij
ook wel weer vatbaar voor de overtuiging, dat het nemen van
een lootje" niet de beste manier van geldbelegging is.
Tenzij het zulke Epicuristen zijn, dat het hun, nu ja, wel in de
eerste plaats om het winnen van een prijs te doen is, maar dat zij
toch ook verlekkerd zijn op het plezier, dat aan de trekking voor
afgaat: de illusie, dat je een paar honderd, misschien zelfs een
paar duizend gulden uitgeteld krijgt, en het alvast je gedachten er
over laten gaan, wat je met dien schat zult doen.
Maar met al die gedroomde heerlijkheden zal het uit zijn, als
minister Colijn zijn wetsontwerp er door krijgt, om de Staatsloterij
af te schaffen. Niet in eens want hij heeft medelijden met de
collecteurs en collectrices maar geleidelijk; naarmate deze
verkoopers van loten ontslag nemen of overlijden, zal het aantal
loten, dat uitgegeven wordt, en tevens het bedrag der prijzen,
verminderen; zoo zal de Staatsloterij langzamerhand inkrimpen;
wanneer het aantal uit te geven loten is gedaald tot een vierde
van het tegenwoordige getal, en de kosten niet langer gedekt kunnen
worden door de inkomsten, zal de loterij worden afgeschaft. Aan
deze langzame wegkwijning is dan bovendien het voordeel ver
bonden, dat de Staat niet op eens de jaarlijksche bate van 600.000
gulden die hij aan de loterij verdient zal moeten missen,
maar dit bedrag geleidelijk zal zien verminderen.
Ik zou me eenigszins moeten opwinden, om een lofzang op de
Staatsloterij te houden; maar een vloekzang er tegen zou me nog
slechter afgaan. De Staatsloterij te noemen een exploitatie van
overheidswege van den speelhartstocht", zooals in de memorie
van toelichting geschiedt ho, h o, Excellentie ! zijn zulke groote
woorden hier van pas? Wie door den spelduiveïbezeten zijn,
bcgeeren heviger opwinding en sterker prikkels, dan de tamme
Staatsloterij hun kan bieden; en de overheid gebruikt die loterij
niet om den speelhartstocht te exploiteeren," maar zij biedt aan
de menschen, die nu eenmaal graag een kansje willen wagen, een
gelegenheid, waarbij het eerlijk toegaat, om aan deze vrij onschul
dige neiging te voldoen. Stuit het haar tegen de borst om hieruit
geld te slaan, laat zij dan de loterij anders inrichten, zóó, dat alleen
de kosten gedekt worden.
Bovendien, als de Staatsloterij eigenlijk een werk van Satan is,
waarom hebben onze Christelijke" regeeringen en
Kamermeerderheden, die van nu en van vroeger, haar niet reeds lang
afgeschaft?
Op die vraag kent ook minister Colijn het antwoord. Dat hij
desondanks toch dit ontwerp heeft ingediend, doet vermoeden
dat het hem hoofdzakelijk om getuigen" te doen was.
K E u N K A M i'
De vaderlijke zorg der regcering van land, gewest of stad heeft