Historisch Archief 1877-1940
No. 2484
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Van ouds de Morgenster," door HERMAN
HEYERMANS. Uitg. Van Holkema en
Warendorf, A'dam.
Hoe anders staan we toch tegenover het afge
sloten oeuvre . . Het is, of we eerst wanneer het
niet meer groeien kan, vrede kunnen sluiten met
het betrekkelijk tekort onzer eigen idealen, of
we met het omlijnd en plotseling begrensd over
zicht, meteen ook het dieper inzicht winnen . .
Een verschijnsel dat, hoe beschamend het voor
den recensent mag zijn, niemand zich ten slotte
zal schamen te erkennen; elk tijdsverband werpt
over de onveranderlijke dingen haar eigen licht,
en de evolutie, die zich daarbij in ons voltrekt,
maakt ons op nieuwe wijze ontvankelijk, zonder
dat wij daarom ontrouw behoeven te worden aan
ons diepste-zelf.
Van ouds de Morgenster", is Heyermans'
laatste tooneelwerk geweest. Het werd opgevoerd
in den herfst van 1923 onder pijnlijke omstandig
heden en viel, volgens het Naschrift" van den
auteur, vermoord" door de vertooning en de
kritiek. Aan dezen kritischen moord heb ik bij
toeval niet meegedaan, aangezien ik uit be
ginsel tooneelopvoeringen door een voor de
gelegenheid bijeengebracht ensemble" pleeg te
vermijden. Doch dit alles is van geen
beteekenis meer wanneer wij het werk thans lezen met
de gedachte, dat het van zijn machtige pen de
laatste dialogen bevat, en er dj stem in terug
hooren, die ons zooveel te zeggen heeft gehad.
En nog te zeggen heeft.... Want ook dit werk
van Heyermans is levend en belangrijk en bevat
ongetwijfeld meer tooneelmogelijkheden enschootie
voldoeningen dan rnen kan gissen zoolang de
opvoering niet door een gevestigd, in samenspel
geoefend, en krachtig geleid gezelschap is be
proefd.
Het eerste bedrijf, het meesterlijk exposé, niet
van eenige minderwaardige requisieten als jenever
kruiken en spoelbakken, maar van \vat dat is: een
slijterij".. zou op zichzelf gewis den arbeid luonen.
Wie, die 's morgens onder de dekens ligt, heeft
een voorstelling van de wereld tusschen licht en
donker, van zoo'n verdoemden coin de la nature
als De Morgenster", waar dan de eerste klanten,
die van de parkbanken en van onder de viaducten,
bediend" moeten worden? De kroegbaas zit
verlamd in zijn stoel en de knecht arbeidt"
niet vóór acht, het is moeder-de-vrouw, die het
werk een broodwinning als een andere aan
pakt. Of ze moe is, of ze zwanger is, of ze walgt
van het dronken volk en den jeneverstank, of
ze een mensch is, een moeder . . het wordt haar
niet gevraagd. Zóó, wilde Heyermans zeggen,
is ieder maar trouw aan de plek, waarop het
toeval der geboorte hem aan land wierp, zóó
dulden ze, hier, en daar, en overal, als onvermelde
helden, het schier onduldbare . . Und ich
habe es doch getragen" zong Heine aber frage
nur nicht wie !" Alleen in den conversatie-toon
dezer menschen zonder beschavingsvernis, ver
raadt het zich: hoe! In hun galgenhumor, hun
eeuwige achterdocht, in de stugge terughouding
hunner menschelijke gevoelens, in hun schijnbare
hardheid, en vooral in de bloedige verdediging
van hun point d'honneur." Prachtig heeft ook hier
Heyermans dien toon getroffen, onnavolgbaar . .
Prachtig heeft hij dien rattenkelder, waar het
dronkentnansgelal en het harmonicagedrens van
Krukken-Toos van den vroegen morgen tot diep in den
nacht door het dun beschot-met-raampje in de
lichtlooze woonkamer" dringt, ons doen beseffen
Wat het is de erven te zijn van zulk een zaak,
van dit familiebezit ! Wat het beteekent daarin
geboren te worden, erin op te groeien, op
een dag te beseffen: hier behoor ik thuis",
levenslang, als ik me niet losscheur van mijn
eigen bloed, als ik mij kind van een kroegbaas
niet weet in te dringen bij de beter gesitueerden.
,,'n K'md uit 'n kroeg of uit 'n bordeel mot niet
na school . ."En de dochter van den
slagersknecht trekt haar neus op voor de familie van haar
,,verloof de" uit de tapperij. Zóó is deze wreede
wereld. Neen, daarin had Heyermans gelijk, dit
stuk is niet geschreven als propagandamiddel tegen
drankmisbruik; boven deze betrekkelijke tendenz
gaat het hoog uit. Misschien zal hij de menschelijke
wrakken hun troost in dezen vorm ook niet altijd
hebben misgund.... Dit stuk is, als zoovele zijner
vorige werken, niets dan een beroep op ons hart
voor alle menschen, die leven moeten. In het
bijzonder voor hen, op wie de vloek der geboorte
dermate rust, dat er geen rcde'.ijke uitweg is te
vinden.
De twee volgende bedrijven zijn zwakker ge
bouwd dan het eerste en zullen om de persoon
van den zoon Simon", die eruit" wil, aan de
opvoering groote bezwaren opleggen. Een echte
Heyerrnans-figtlur, die jongen, met zijn
hoogdravenden praat, welke ons bij het lezen vaak te
litterair voorkomt en niet altijd zuiver, maar toch
een figuur, die door een jong, lyrisch talent
Wel aannemelijk temaken moet zijn. Zijn verrukking
wanneer het meisje, dat na de ruzie over het
ouderlijk bedrijf, uit liefde tot hem terugkeert,
hem meedeelt moeder te zullen worden, doet,
zóó onmiddellijk nadat hij, door een noodlottig
toeval blind geworden, besloot haar op te geven
en zich als invalide in het kroegbestaantje te
schikken, het meest gewild aan. \Ve denken
hier aan Liliom" en den verrukten vader-kreet:
Ik heb een kind gekregen !" doch de speler zal
hier heel wat werk hebben, wil het geval een gelijke
ontroering in ons wekken. Te meer, waar dit
kind de jongste generatie, die niet weer de
erve mag zijn van deze hel den doorslag geeft;
waarop Simon met zijn vrouw-voor-God het
kroegje uittrekt. Blind, en zonder eenig vooruit
zicht, en met achterlating van zijn oude, trouwe
moeder. In het eerste bedrijf noemt Heyermans
even het Leger des Heils en dit doet vermoeden,
dat hij het aanvankelijk naar die oplossing heeft
willen heensturen, doch later van dit, hem te
positieve wellicht, heeft afgezien voor ods
wijde wereld".... Aldus zal het den een meer,
den ander minder bevredigen.
Ik geef je geen hand", zegt Moeke". nou
je me zoo laag, zoo gemeen alleen laat."
Voor mij ligt de tragiek der ontknooping daar.
dat zij haar levenlang nu vergeefs gesloofd
heeft.
Een prachtige vrouwcrol, deze, nog in haar
heftigste ruzies sussende en verzoenende Moeke"!
Een rol voor een tooneelspeelster, die van nature
niet hard, niet scherp kan zijn, en des te ontroe
render wordt als zij, de goedheid zelve, in den
strijd om het bestaan van wat haar dierbaar is,
meè-doet met de anderen in radeloos verzet
tegen iedereen en alles....
Aan die moederrol heeft de tooneelschrijver
Heyermans zijn laatste Helde gegeven.
RODIE MEDENBACH.
Onlangs heb ik zoo'n goed voorbeeld van de
clamatie" gehoord, dat ik, nu geen gewichtige
première aanspraak maakt op onze nijvere
belangstelling, mezelf wel eens de voldoening
mag gunnen ook voor deze zusterkunst van het
tooneel een oogenblik uw aandacht te vragen.
Declamatie" is een berucht woord, er kleeft
een beslag aan van onnatuur en rhetoriek. Doch
ook het meer hedendaagsche verzen-zeggen",
dat in den regel zoo vervelend geteem en getetit
met lettergrepen, dat begint bij Marie Boddaert
en, via Ademavan Scheltema, zijn bekroning zoekt
in Boutens Beatrys", wekt geen al te beste
verwachtingen. En ten slotte heeft de persoonlijk
heid op het podium liet in haar macht elke
kunstuiting karakter en waardigheid te verleenen
hoog boven de gemiddelde opvatting van de
eene of de andere vak-benaming uit.
Dit nu was het geval met Mevrouw
Rodie Medenbach, declamatrice", die in
de Kerstweek in verschillende steden het
programma van de violiste Kathleen Parlow in
waarheid heeft opgeluisterd met de voordracht
van Björnson's Bergliot", ondersteund door de
muziek van Grieg. Een indrukwekkende taak,
indrukwekkend volbracht. Aan zelfvertrouwen
mangelt het tegenwoordig den meesten niet,
maaf voor dit ondernemen behoorde meer: een
JAC URLUS
HAVANA 12 CENTS SIGAAR
Vraagt monster niet adres van Uw winkelier
bij FLEVO UTRECHT
slcrke kunstenaars-overtuiging, welke, van de
innerlijke bczieling-door-het-werk uitgaande, ter
stond zi'lk een voldragen, vaste sfeer schept,
dat de middelen voor ons gevoelen niet falen
kunnen.
Moeilijk, en voor een oningewijd gehoor op
zichzelf niet dankbaar, is Björnsun's grootsche
schepping van de fiere, grijze vrouwe van
Thambarskelfir, die voor man en zoon, door koning
Harald verraderlijk vermoord, de menschelijke
wraak oproept om allengs in haar verheven
smart te berusten: .... Kann sie meine Toten
erwecken?" in afwachting of de goden, ,,der
neue Oott in Gimble, der fürchterliche, der Alles
nahm," niet eenmaal ook de wraak van haar
zullen overnemen. Als vlammen schieten de korte
versregels, die slechts momenten belichten, niets
verklaren, uit de sombere schachten der sage.
Ze hijgt naar het einde, deze felle romantiek, tn
toch kan alleen rust-in-bewogenhei d, haar edelen
aard recht doen en het werkje opvoeren tot de
klare srnartelijkheid van den aangrijpenden
doodenmarsch:
Leg auf den Wagen
Ihn und den Sohn..
Die grossen Stuben will ich sclüiesseu,
Die Leute will ich fortschicken
Vieh und Pferde will ich verkaufcn,
l'nd selbst fortziehen und
Einsam leben.
I:at\r langsam, denn
Wir kommen früh genug heim."
Strak en sober, niet waardigheid en innigheid,
beeldt mevrouw Medenbach dit zwaar geladen
kleine kunstwerk uit, en de ontroering, die over
ons komt, is zoo natuurlijk en volkomen, dat
men zich geen rekenschap geeft van de afzonder
lijke gaven, waarmede zij door niets uiterlijke
opvallend, en onbeweeglijk staande - dit bereikt.
Opmerkelijk van timbre is haar wanne stem ook
eigenlijk niet, bij sterke uitzetting: Auf, auf.
ihr f treiter !" mist: zij den metaalglans, die op
zichzelf aan dergelijke passages een schijn van
kracht en volte van résonnance kan geven. Wij
kunnen ons den wraak-oproep ongetwijfeld
forscher denken. Maar tot den algeheelen indruk
doet clit nauwelijks af, waar toch ook dit gedeelte
door innerlijke bewogenheid suggestief werkte,
en het milder smeekend vervolg: ,,() Bauern,
hort inich ! Mein Manu ist gefaüen i I-'ünfzig Jahr
meines Denkens Thronsitz !....' er roerend tegen
uit kwam.
Men moet heel wat in zijn mars voeren om met
dit gedicht aangepast aan de prachtige musicaie
onderlijning voor een concert-publiek te treden
en in een klein half uur de geheele zaal onder den
machtigen indruk te brengen van den
Urainatischen inhoud. De gevoeligheid, maar niet minder
de geduldige kracht tot inleving, welke den grond
slag legde tot deze doorwerkte, t'ijn-geschakeerde
plastiek. En behalve dat we dan dankbaar zijn
voor de aandoening, die wij ondergaan, dwingt dit
succes ook eerbied af voor de kunstenares, wier
optreden het louter getuigenis is van zoo ernstige
studie in een vak, de voordrachtskunst, door velen
nauwelijks nog als een vak" erkend. Bij den
overlast, die ons tooneel daarvan ondervindt,
terwijl anderzijds een zoo begaafde en knappe
jonge vrouw misschien niet geheel de belang
stelling vindt, die haar toekomt, schrijven wij dit
optre.1en des te liever als een kruisje aan den
balk.
TOP N A E F l
GIO[N, GRIEN, GRASJE
Een A. B. C. boekje
Geïllustreerd door NELLY BODENHEIM
Prijs, fraai gebonden, f2.25
EENIGE PERSOORDEELEN:
een mooi, een hél fijn boekje. N. Rott. Courant.
Een van de weinige kinderb leken, die men met gerust
estetisch geweten aan zijn kinderen geven kan. Het Vad.
Verkrijgbaar bij iederen boekhandelaar en bij de uitgevers:
VAN HOLKEMA & WARENDORF AMSTERDAM