Historisch Archief 1877-1940
IWÏ2484
E'AMSTERDAMMER, WEEKBLAÜVUUK NEDERLAND
Op den Economischen Uitkijk
Het spel van A, B en C. (II, Slot).
Laat mij even, voordat ik mijne beschouwing
met gegevens over de laatste jaren aanvul en dan
besluit, herinneren aan de verhoudingscijfers (in
het tijdperk 1854?1911) voor het aandeel in de
totale onderstands-lasten van de burgerlijke instel
lingen (A), de kerkelijke (B) en de particuliere (C).
Wij vonden dan deze percentages:
A
B
c
1854
40,1
50,4
9,5
1869
48,4
42,2
9,4
l
41
47
11
80
,1 1
,6 l
,3
1898
44,1
41,7
14,2
1911
±56
±32
± 12
De wet van 1854 beoogde, den overgang der
armenzorg-lasten naar overheids-organen te stui
ten en het zwaartepunt te verleggen naar de kerke
lijke en particuliere instellingen. Welk oogmerk
intusschen aanvankelijk niet werd bereikt
zie de cijfers voor 1869 reden waarom de wet in
1870 werd gewijzigd. En nu gaat de zaak wel tot
1880 in de door den wetgever gewenschte richting
(zoodat men dan even ver is als in 1854, het jaar,
vanwaar de reactie moest beginnen !), maar na
1880 gaat het sterker dan ooit den anderen kant uit
en aan den vooravond van Mr. Heemskerk's nieuwe
armenwet vinden wij de veelzeggende cijfers:
56?32?12.
Nu was, gelijk men weet, Mr. Heemskerk er
volstrekt niet op uit, een stelsel in te voeren, waar
door het bij de burgerlijke instellingen geraakte
zwaartepunt der onderstands-lasten daar zou blij
ven berusten. Wat hij wilde, was: een betere in
richting van het armwezen te bereiken, zooveel
mogelijk, doordat de wet samenwerking van de
verschillende, op dit gebied werkende organen in
armenraden" zou bevorderen; onderling overleg
moest treden in de plaats van het stelselloos
naastelkaar-werken, dat tot nu toe te vaak was voorge
komen. Voorts moest de burgerlijke armenzorg
in dezen zin worden verbeterd dat zij niet langer
in de wet eene aanwijzing vond om voort te gaan
met bedeeling", die geen uitzicht bood op ver
heffing van behoeftigen uit hun staat van
maatschappelijk-onzelfstandigen; waar de kans daartoe
open was, moest de burgerlijke armenzorg zich
toeleggen op reclasseering" van door armoede
getroffenen en ook daartoe zou hare samenwerking
met kerkelijke en bijzondere instellingen moeten
strekken. Verruiming van het arbeidsveld dus,
of liever nog: verbetering van werk-methoden;
vermeerdering van kosten behoefde niet daaruit
voort te vloeien; eer mocht het tegendeel, althans
na eenigen tijd, worden verwacht, aangezien
immers de reclasseering, zoo zij slaagt, het paupe
risme opheft, terwijl dat bestendigd en vermeerderd
wordt door stelsellooze bedeeling.
Zoo ongeveer was de gedachtengang. Inderdaad
is de samenwerking in bevredigende mate bereikt
en ook de verbetering van werk-methoden der
burgerlijke armenzorg is tot stand gekomen, is
(beter gezegd) versterkt en uitgebreid doordat de
wet in die richting wees, want op dien weg was
men hier en daar reeds een eind gegaan nog voordat
de wetgever het volgen van die route aanbeval.
Zien wij nu, hoe onder deze nieuwe conjunctuur
het Spel van A, B en C" zich heeft voortgezet.
Wij kunnen dat weer in enkele cijfers ons voor
oogen stellen, wanneer wij de percentages van
1912 en die van tien jaar later tegenover elkaar
plaatsen. Dit beeld vertoont zich dan:
A ....
B ....
Cs....
1912
57..
31..
12..
1922
75
17
In enkele woorden kan men dezen gang van
zaken uitdrukken door te zeggen: de wetgever
van 1854 wilde reageeren tegen den toestand,
waarbij de overheid voor 40 % (of 2/5) in het totaal
der onderstands-lasten bijdroeg : de wetgever
van 1912 ziet tien jaar na zijne reorganisatie die
40 % van 1854 tot 75 % (d.i. 3/4) in 1922 gestegen !
Maar, afgezien van elke vergelijking met wat
men in 1854 had gewild en verwacht, de sprong
sedert 1912 is van dien aard, dat men daarbij toch
wel even moet stilstaan. Want de slotsom kan
niet anders luiden, dan dat wij in niet zoo traag
tempo heenschuiven naar een voortdurend
stijgend aandeel der overheid in de ondersteuning
der behoeftigen. Relatief. Ook absoluut? Ziehier
de uitgaven wegens zuiveren directen onderstand
en subsidiën A van burgerlijke instellingen (inclusief
provinciën en het Rijk), B kerkelijke, C particu
liere in 1913, 1919 en 1921: 1)
A B C " Totaal.
5T3T56868781 834369713486003127516578
1919 "41996959112625885 !6"2Ö5696 j 60828540
j 92 r5Ö38055-l | 2947952i6372257 69700760
Let op den sprong tusschen de
jaren 1913 en 1919 jaren, waarin
de oorlog ligt maar zie ook hoe
na 1919 'de stijging voor A'zich
voortzet. Voor 1922 (waarvoor ik
reeds de percentages aangaf) l),fzijn
de absolute cijfers: A 53708575,
B 12414401 en C 5394585, totaal:
71517561....
Maar nemen wij nu,
eenvoudighddshalve, uit bovenstaanden tabel
enkel de jaren 1913 en 1921, dan
zien wij dat het totaal stijgt met rond
42 millioen en dat de last der overheid
stijgt met bijna 35 millioen. Cijfers,
alweer, om even bij stil te staan....
In de geweldige vermeerdering tijdens
die jaren van onze onderstands-lasten
neemt de overheid voor 5/6 deel.
Mijn bestek gedoogt niet, te treden
in een onderzoek naar de oorzaken
van dit verschijnsel. Natuurlijk s^aan
we hier voor het gevolg van verschil
lende factoren, waarvan de ont
leding en opsporing aanleiding zou
zijn tot uitvoerige beschouwingen.
Ik kan in dit kader niet veel meer
doen dan .'de ^aandacht vestigen op
wat deze cijfers ons leeren; zij toonen
ons, dat in zeer aanmerkelijke mate
de overheid haar aandeel in het ge
heel der onderstands-lasten heeft
verruimd en daarmee voortgaat.
Belangwekkend is het, in dit verband
kennis te nemen van No. 5 der Sta
tistische Mededeelingen van den
Armenraad te Amsterdam" rover
,,De(n) toestand van de geldelijk on
dersteunde armen te Amsterdam in
het jaar 1923." Wij zien daaruit o.a.
dat in den loop van dat jaar het
aantal ondersteunde partijen bedroeg
voor het Burgerlijk Armbestuur
14773 tegen 2000 voorde Parochiale
Armbesturen, 739 voor de St.
Vincentius-Vereeniging, 793 voor de Nederd. Herv. Diaconie, 731
door Liefdadigheid Naar Vermogen enz. De aan
dacht verdient ook, wat aan het slot van deze
statistische studie (blz. 25) gezegd wordt omtrent
de indexcijfers en de ondersteuning door het B. A.
der hoofdstad: de kosten van het levensonderhoud
zijn sedert 1920 constant blijven dalen; men kon
in 1923 voor eenzelfde bedrag 1;[ maal zooveel
koopcn als in 1920. Tot op 1922 is echter,
ondanks de daling van het indexcijfer, het per
centage hooge ondersteuningen vanwege het B. A.
blijven stijgen.
Mij dunkt, ook dit is onze opmerkzaamheid
waard. Doch, zooals gezegd, ik kan slechts op het
verschijnsel wijzen en niet in dit beperkt kader
treden in eene beschouwing van wat hier oorzaken
en gevolgen zijn.
SMISSAERT
1) Zie het Statistisch Zakboek" van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek, blz. 35.
ROMANCE
(Op een oud motief).
DIERSTUDIE: GEHELMD PARELHOEN
Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen
Ze zaten zoo knus bij elkander,
die vrienden uit vroegere jeugd;
de eene vertelde den ander,
hoe zeer hij zich steeds had verheugd
op 't uur, dat hen samen zou voeren,
en dat hen hereenigen zou;
ze zaten er samen en zwoeren
elkander weer vriendschap en trouw.
De roep van het lokkende leven,
de lonkende lach van het Lot,
had links en had rechts hen gedreven;
had met hun twee-eenheid gespot:
de een had de landen doorzworven,
de ander de baren doorploegd;
zij hadden zich wijsheid verworven,
en 't Lot had hun weerkeer vervroegd.
Zij waren weer beiden gekomen
en zaten vertrouwelijk saam;
daarbuiten voer wind door de boomen,
en spoelde de regen het raam.
Ze zaten er knus bij elkander,
met innig-verzaligden lach;
en d' eene verhaalde den ander,
wat wond'ren hij elders al zag.
DE JUFFROUW DIE MET DEN HELM GEBOREN W E R O
DEN HAAG
LUNCHROOM DE BIJENKORF"
WAOENSTRAAT 45-45a
DAOSCHOTELS FI 1. , DINERS FI
2.Duch 't weerzijdscli verhaal liep ten einde,
en zwijgend keek elk voor-zich-uit;
de wind joeg den regen, en lijnde
liet schuine gestreep langs de ruit.
En om de ontroering te breken,
door 't weerzien in beiden gewekt,
begon er n luchtig te spreken,
maar miste 't beoogde effect !
Hij zei: ,,lk ontving een paar regels
van iemand, die.... Kerel, wat zijn
de huidige dubbeltjes-zegels
toch leelijk van kleur en van lijn !"
Toen lachte de tweede gewillig:
,,'t Is Waar; maar wat moet j' eraan doen!"
En d' eerste, totaal onverschillig,
ging voort: 't Is zoo'n vale kleur groen!"
Wat zeg je?" de tweede werd wakker
nu ben je bepaald van de wijs !"
Waarom?" vroeg verwonderd z'n makker;
Wel, kerel, die zegels zijn grijs !"
Dan heb je geen oog meer voor kleuren:
de dubbeltjeszegels zijn groen !"
Van lach was nu niets te bespeuren;
met scherts had het niets meer van doen.
,,'t Is grijs !" ,,Ik zeg groen !" Wees toch
wijzer!"
zij wierpen hun woorden dooreen;
de kleur werd al groener en grijzer,
tot eensklaps een derde verscheen.
Die moest nu de scheidsrechter wezen
op 't heftig-bekarnpte terrein:
hij toonde een brief; en bij dezen
bleek 't zegel.... oranje te zijn !
K u M o R A NOSALIS
PAST STALEN RAM E N TOE
VAN DE
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
SPECIALITEIT: VERZINKTE STALEN RAMEN.