De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 17 januari pagina 3

17 januari 1925 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2484 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE KABINETSFORMATIE IN DUITSCHLAND Teekening voer de Amsterdammer" door Joh. Braakensick EBF.RT : ,,DAAR GINDS WOUËN ZE NIET BIJTEN, MISSCHIEN GAAT 'T HIER BETER.' DE INTERNATIONALE PUZZLE Half Januari 1925. De moeilijke vaart uit de haven, waarmede wij den vorigen keer den toestand vergeleken, is er nog bezwaarlijker op geworden. De vraag rijst zelfs of de ingeslagen weg niet weer troosteloss in een rotsige bocht vol hooggaande branding doodloopen zal. Nóg staat men aan den twee sprong. Nog is er keuze. Nog kan de ontwikkeling in de een of in de andere richting gaan. Maar op bedenkelijke wijze wordt de plek genaderd, waar de stroom te sterk den eenen, den verkeerden kant uitdrijft en de waaghalzen, die 't maar eens probeeren, tegen hun wil verder sleept. Wij hebben zulke gevallen in de afgeloopen tien jaren reeds vaker beleefd; en men let dus met eenigen angst, op hoe 't weer verder gaan zal. Een tweesprong. Twee mogelijkheden. De eene mogelijkheid is die, dat alle spanning, welke zich op 't oogenblik weer in West-Europa vtrtoont, slechts een phase is in het spel van onderhandelingen, waarin de mogenheden thans gewikkeld zijn. Er moeten een aantal regelingen gemaakt worden, en men kan de weken van nu zelfs ,,les grandes semaines des négotiations" noemen. Er moeten door alle landen nieuwe handelstrac^aten met Duitschland gesloten worden, omdat de termijn van 5 jaar na het vredesverdrag verloopen is, gedurende welken tijd Duitschland verplicht was handelsvoordeelen toe te staan. Alle mogendheden hebben zich dus op onder handelingen geconcentreerd en Duitschland zit als de telephoonjuffrouw in de centrale; zij behandelt vriendelijk en gemakkelijk wien zij welgevallig, langzaam of slecht, wien zij onaange naam wil zijn. Zelfs heerscht tusschen hare wederpartijen een soort onderlinge concurrentie, teneinde er het beste af te komen. Italiëis in de gratie, en Belgiëook. Met Engeland gaat het gemengd: Berlijn wil het te vriend houden, doch tevens een beetje stug behandelen. Frankrijk is weer eens geheel uit de gratie, en moet dit voelen. Zelfs een modus vivendi kan niet worden bereikt.... tenzij.... Daarnevens is te Parijs een tweede probleem onder handen: de financieele regelingen onder de geallieerden. Ook hier is 't er om te doen, zeer uiteenloopende belangen tot transactie te brengen. Amerika is er bij gekomen om mee van de Dawes-betalingen te krijgen. Engeland wil er tegenover zijn medegeallieerden niet veel slechter aan toe zijn dan hetzelf zich tegenover de Vereenigde Staten verbonden heeft. De royaliteit van Baldwin, in zijn vorige ministerie, wordt nu als wel wat erg royaal, en vooral als wat erg geïsoleerd gevoeld. Velen wilden, dat Engeland toen reeds aan het verband met de geheele intergeallieerde schuldenregeling vastge houden had. Het verkregen financieele prestige is niet volop beloond geworden. Belgiëis gehecht aan 't groote voordeel dat de prioriteit van betaling het heeft gebracht. Frankrijk tornt nog altijd op tegen de Amerikaansche business"theorie, volgens welke de voor oorlogsdoeleinden door New-York geleende gelden gewone handels schulden zijn. Merkwaardigerwijze heeft de anders waarlijk niet zeer Franschgezinde heer Keynes zich thans onder de bestrijders van die leer geschaard; hij houdt Washington voor, dat htt aan Frankrijk voor den koop van munitie en geschut geleende geld, voor Amerika slechts een goedkooper middel om in den oorlog mee te doen is geweest, dan wanneer het zelf met 't geschut en 't materiaal gekomen ware. De intergeallieerde financieele regelingen schij nen zonder spaak te loopen te worden afgewikkeld. Van Engeland's kant is hier een vrij groote vlotheid betoond. Het heeft daarbij echter ook gehandeld met het oog op de Fransch-Duitsche handelstraktaatkwestie, want de Engelsche handels wereld is zér nerveus over mogelijke belangrijke concessie's, tusschen Frankrijk en Duitschland in 't leven te roepen. Engeland weet ook wel, dat er in Frankrijk en in Duitschland groote groepen op Fransch-Duitsche trustvorming voor grondstoffen en industrie aansturen, waaruit vanzelf voor de Engelsche productie een nog grootere nood voortkomen zou. En de schappelijke bejegening van Frankrijk op het inter-geallieerd financieele terrein is van Engelsche zijde ook niet gekomen dan met afspraken omtrent de FranschDuitsche economische onderhandelingen. Alweer dus: een tenzij.... Te midden van al deze ,,tenzij's" staat nu de kwestie van de Keulsche occupatie. Wanneer wij verklaarden, dat het hulkje der internationale staatkunde wel naar gevaarlijke en doodloopende vaarwateren gedreven wordt, dan hebben wij vooral op deze kwestie het oog. In Duitschland is het weer een zaak van nationale agitatie geworden. Zij dreigt weinig minder tel te worden dan achter eenvolgens met de onderteekening van het tractaat van Versaillcs, Boven-Sileziëen de Ruhrbezetting het geval is geweest. De geheele openbare mee ning handelt daar te lande nog op merkwaardige wijze steeds par mot d'ordre", en zoo is ook ditmaal de houding van de pers en van de publieke personen door 't departement van Buitenlandsche zaken aangegeven. Niet dat de bevrijding van de Keulsche zone den Duitschers anders niet ter harte zou gaan, maar de roep van onwettigheid, schromelijk onrecht en een zwaar-beprocfde bevolking heeft toch iets onnatuurlijks. Het formeele recht der geallieerden kan door geen onbevangen beoor deelaar worden betwijfeld. En dat er in Duitschland op omvangrijke wijze nog in, met 't tractaat CATALOGUS HUISINRICHTIKG GEHEELE WONING MET GORDIJNEN, TAPIJTEN VOOR f. 270O. f 3250.., 4200.-,5900.TOEZENDING FRANCO strijdend, clandestien militarisme gebeunhaasd wordt, betwijfelt eigenlijk ook niemand, al staat de regeering er actief buiten. Men kan den geallieer den verwijten dat zij weer eens onhandig zijn geweest en niet tijdig de feiten die hun actie rechtvaar digen, hebben bekend gemaakt, of dat ze met Duitschland een regeling hebben gezocht. Duitsch land heeft thans zijn redenen, om een agitatie op groote schaal te voeren, inplaats van even bedaard het verder verloop aan te zien, en tot een bedaard verloop mede te werken. Welke deze redenen zijn? Ziet hier den tweesprong, waarvan wij spraken. Indien het alles slechts een gevolg is van de ,,/i7;z//-periode", welke de regeeringen doormaken, een middel om in de hangende veelomvattende economische onderhandelingen de tegenpartij toegeefelijk te maken, wel, dan: dia bonne lieurc. Dan drijft het onweder wel weer over, wanneer de resultaten bereikt, of. niet bereikt zijn. En zóó is blijkbaar aanvankelijk de groote actie opgezet. Maar moet deze actie leiden tot, of, wat óók kan, ongewild uitloopen op een nieuwe vleug. van overprikkeling, van verbittering en conflict, dan ziet het er leelijk uit. Zou waarlijk Stresemann, in de dagen van zijn dcmissie, een beweging op touw hebben gezet zooals Cuno er nu twee jaar geleden eene begonnen is en waaruit zoo gewel dig veel voortgekomen is? Inderdaad, wel is de vraag van belang: hoe zal de keuze aan den twee sprong worden gedaan? Slaagt men er niet spoedig in, eene ontspanning. teweeg te brengen, dan wete de Hemel, wat er weer voor den boeg staat. Dan is de geheele geest van toenadering tusschen Berlijn en Parijs te Londen tot stand gebracht, weer voor een tijd naar de maan. Dan kunnen alle plannen van pacificatie worden weggeborgen. Dan moeten wij weer een tijdperk van koortshitte tegemoet. In Frankrijk zal de Herriot-regeering en de Herriotkoers het niet lang meer kunnen houden, wat voor Duitschland waarlijk geen voordcel zou zijn, en Amerika en Engeland zullen zich weer meer afzijdig houden van den Fransch-Duitschen twist. Reeds het aftreden van Hughes als Staatssecre taris te Washington, en 't optreden van Kellog, die beter met den isolationist" Borah heet om te kunnen gaan, wijst op toenemend isolationisme ginds. Er staat dus veel op het spel. Aan den gealli eerden kant zou het er nog altijd om te doen moeten zijn, zoo sterk mogelijk den band van goed vertrouwen en goeden wil met Duitschland nader aan te halen, en alles wat naar prikken lijkt, te mijden. Aan den Duitschen kant maar hier toont zich de grootste moeilijkheid ! Is daar te lande waarlijk nog een regeering mogelijk, tot verantwoordelijke, rustige internationale staat kunde in staat? Werken daar fatale stroomingen elke opbouwende politiek tegen, zooals nu weer een Marx uitgeschakeld is, om plaats te maken.... voor wat? Stroomingen, die wondergoed kunnen ondermijnen, zonder zelf in staat te zijn om naar een veiligen wal te leiden? Zij bruischen en kletsen en stuiven, doch wat wordt op staatkundig gebied tot stand gebracht? Aldus ligt de knoop van het geheele drama ditmaal te Berlijn; en Ebert moet 't kunststuk klaarspelen, de goede, vooral ook internationaal goede, oplossing te vinden. B R A N D \ R i s PARK-HOTEL ROTTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl