De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 17 januari pagina 9

17 januari 1925 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2484 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWE DUITSGHE BOEKEN JAKOB WASSERMANN : Faber oder die verlorenen Jahre (Fischer-Verl., Berlin, '24). OTTO FLAKE: Erzahlungen (Verl. DieSchmiede, Berlin, 23). ERNST WEISS: Daniel (Verl. Die Schmiede Berli», '24). Wassermann blijft, wat anderen ook mogen beweren, gelooven in de toekomst van den ouderwetschen" roman. Hij wil terugkeeren tot de tradities der groote romanciers en in de eerste plaats tot een anstandige Mittelmassigkeit des Schreibens," die hij voor een boeiend, vlot verhaal onmisbaar acht. Evenals zijn groote leermeester de Balzac zou hij de kroniek van zijn tijd in een reeks romans willen geven. Reeds twintig jaar geleden heeft hij daarover zijn theorieën ontwik keld en sedert dien werkte hij, met grooten ijver, aan de verwezenlijking van zijn ideaal. Vooral in den ,,Wendekreis"-cyclus, waarvan de nieuwe roman ,,Faber" het vierde deel vormt, tracht Wassermann den epischen stijl consequent door te voeren. Merkwaardig voor een auteur, die er zoo bewust naar streeft zuiver verhalend proza te schrijven, is echter het gegeven, dat in dezen cyclus steeds terugkeert: het keerpunt in het leven van de hoofdpersoon. De ouderwetsche" roman immers staat en valt met de onver anderlijkheid der figuren en is ondenkbaar zonder een standvastige levensbeschouwing. Wassermann aarzelt steeds tusschen twee zienswijzen die op zichzelf reeds zeer vaag zijn en vaak onderling verward. Het eene oogenblik schijnt hij alles uit erfelijkheid en omstandigheden te willen verklaren, terwijl hij toch vasthoudt aan de traditioneele moraal; dan weer laat hij metaphysische gevoelens doorschemeren, die niet alleen zijn natuurlijken mensch, maar ook zijn moreelen negeeren. De geschiedenis van Faber's terugkeer, na de verloren jaren van den oorlog, begint als een sobere kroniek: Faber kam mit dem Abendzug in seiner Vaterstadt an, in der er als Architekt gewirkt hatte bis der Krieg ausgebrochen, und er, im ersten Monat schon, in Qefangenschaft geraten war. Seitdem waren fünfeinhalb Jahre vergangen." Maar lang houdt Wassermann deze rechtschapen gelijkmatigheid niet vol. Al spoedig neemt de verteller zijn toevlucht tot een soort tooneeltruc. Faber's eerste bezoek geldt zijn vroegeren Hauslehrer," Fleming, die, terwijl zijn gast uitslaapt, zijn aanteekeningen over de familie Faber nog eens naleest! Uit die lectuur blijkt dan, hoe de jonge man, die door zijn libertijnsche ouders in gevaar lijke ongebondenheid is opgevoed, door een geluk kig toeval, zijn huwelijk met Martina, een inhoud voor zijn leven heeft gevonden. Deze Martina is een engel in menschengedaante en het is te begrijpen, dat de schrijver eigenlijk niet goed weet wat hij met haar moet aanvangen, want engelen zijn voor de anstandige Mittelmassigkeit" al bijzonder gevaarlijk. Martina heeft, toen de eenzaamheid haar te zwaar ging vallen, aansluiting gezocht bij een oude adelijke dame, een gewezen kloosterzuster, die op groote schaal aan kinderzorg doet. Zij is steeds meer in dat werk opgegaan en heeft in haar brieven aan Faber sedert lang over niets anders meer gesproken, waardoor deze zóó ontstemd is, dat hij er niet toe kan komen naar huis terug te keeren. Martina vindt hem echter bij zijn moeder en, na een mislukte poging om het vroegere leven te hervatten, gaan zij elk hun eigen weg. Martina is bijna voortdurend in het Kinderheim". Een andere protégée der prinses, Fides, zorgt voor de huishouding. De handeling heeft zich eigenlijk reeds afge speeld voor den aanvang van het boek. De roman zelf geeft slechts situaties, die uit dit verleden voortvloeien. Faber en Fides voeren lange gesprek ken over Martina en haar prinses en worden ver liefd op elkaar. Fides bekent het aan haar vriendin. Faber komt de kamer binnen en vindt beide vrou wen in vertrouwelijk zwijgen. Dat wordt dan een echte Wassermann-scène: Als die Tiir sich ffnete, erhob sich Fides jah. Auch Martina erhob sich, aber gleichsam bedachtig. Sie blickte Faber lachelnd an, mit dem lieblichen Zucken um den Mund; dann nahm sic Fides bei der Hand und sagte mit fester, klarer Stimme: Da ihr euch gern habt, Eugen, und ich es min weiss, so sollt ihr euch nicht abqualen, so tnüsst ihr einander haben. Nimm sic, Eugen, nimm sie zu dir, nimm sie mit dir." Martina !': rief Fides, und es klang wie ein Aufschrei aus masslos bedrangtem Gemiit: so nicht, Martina ! so demiitige mich nicht, so verwirf mich nicht. Das kann ich nicht ertragen; lieber züchtige mich !" Ich dich züchtigen, Fides? Ich dich verwerfen?' fragte Martina befremdet mit melodisch herabglei tender Stimme: wo denkst du hin? Aber wanim denn nicht logisch handlen? Warum nicht tun, was man tun miissV" Natuurlijk meent de edele Martina dit niet en als haar man dan ook vertrekt zonder Fides is zij buiten zich zelve van smart en. . . . vreugde, want hij zal niet terugkomen ,,bis die eine weiss, dass die Flamme erloschen ist, die sie unschuldig entzündet und die aus (mir) einen neuen Menschen gemacht hat, und die andere das Feuer wieder nahren will, von dessen Warme drei Leben abhangen." Met dezen plotseüngen keer eindigt de vierde Wendekreis." In een reeks van dergelijke, min of meer pathe tische, scènes wordt het thema tooneelmatig ontwikkeld; daar tusschen liggen de epische" gedeelten, als dorre zandvlakten. Ook uit dit boek blijkt weer, dat Wassermann zijn gegeven niet episch maar veeleer als een tooneelprobleem opvat. En ditmaal is het probleem: de wedergeboorte" van Faber, door een verliefdheid, volgend op de teleurstelling van het weerzien, nauwelijks toe reikend voor enkele bewogen tooneeltjes. Wassermann heeft betere romans geschreven, maar ook deze worden ver overtroffen door enkele kleinere verhalen, waarin hij zich zelt niet for ceert tot een breeden stijl, die hem allerminst afgaat. Door zijn anstandige Mittelmassigkeit", niet als technisch middel om naar het allerhoogste te streven, maar als persoonlijke bescheidenheid. onderscheidt het weinige dat Flake afgezien van zijn politieke opstellen tot nu toe publi ceerde, zich gunstig van de meeste dergelijke litteratuur. Flake is, als zooveel moderne Duitsche schrijvers, vaak al te oppervlakkig verdiept" in actueele vraagstukken; hij maakt eigenlijk van alles een probleem en rust niet eer hij zijn persoon lijke houding tegenover iedere oude waarheid heeft vastgesteld. Maar deze gewoonte, die zooveel jongeren ongenietbaar maakt, wordt bij hem getemperd door een charme dat alle pedanterie uitsluit. In meer dan een zijner vertellingen komt een jonge man voor, die het niet met de maatschap pij kan vinden, zijn studie er aan geeft en de wereld intrekt, waar hij dan. na veel desillusies en met hard werken een mensch wordt, die zijn vlegeljaren niet eigenzinnig blijft verheerlijken, maar zijn dwalingen ruiterlijk erkent, zonder daarom naar het kamp der gezeten burgers over te loopen. Maar ook waar de opstandige onver beterlijk blijft, ontbreekt het niet aan een zekere mildheid. Flake geeft, met veel persoonlijk talent, een zeer objectieve kroniek van zijn tijd; juist het omge keerde van hetgeen Wassermann bereikt. Twee verhalen, in dezen bundel opgenomen, verschenen reeds, mst andere oorlogsnovelles, in 1915. Naast dit vroege werk wijzen vooral Die Kaiserin" en Der Lïopard" op een belangrijke ontwikkeling. Het zijn beide slechts vluchtige schetsen, maar de teekening is soepel en charmant, een zeld zaamheid bij dit soort van moderne Duitsche litteratuur. Het historische gegeven heeft Flake reeds vroeger in zijn drama Kaiserin Irene" behandeld. Het is de geschiedenis der eerzuchtige Byzantijnsche keizerin, hier in een twintigtal bladzijden meesterlijk samengevat: de afgunst op haar rivale, die de wereld vaarwel zegt en aldus in haar geestelijken staat zegeviert, de strijd tegen haar zoon en de troost, dien de ontembare eindelijk vindt door haar erkenning van het opper machtige lot. Tegenover deze leeuwen-figuur staat Der Leopard", het kleine, sluipende roofdier, schijnbaar getemd, maar steeds heimelijk tot den sprong gereed, vroegmiddeleeuwsche wreedheid tegenover hedendaagsche criminaliteit, beide ge zien als uitingen van levenshonger. Der Leopard" is een begaafd man, die wegens verduistering in de gevangenis heeft gezeten. Hij heeft, na zijn vrijlating, groote moeite zijn brood te verdienen, maar in plaats van zich geleidelijk te rehabiliteeren, maakt hij zich telkens weer aan fraudes schuldig, omdat hij geen afstand kan doen van de goed; dingen des levens en niet waarlijk boete wil doen. Zelfs wanneer hij aan zijn weldoe ner, dien hij later verraadt, zijn levensgeschiede nis verhaalt, verdraait hij de bijzonderheden, omdat hij zich zelf slechts als slachtoffer kan zien en nooit als schuldige. Eindelijk sneuvelt hij, als mbusquéachter de linies door een granaat getroffen.... wahrend er ein Kaninchen ausweidete, das er mit blossen Handen im Lauf gefangen hatte." Ernst Weiss is misschien geen groot kunstenaar, maar zijn dichterlijk gevoel is zoo zuiver, dat hij het wagen kan een grootsch onderwerp als het leven van den profeet Daniel te behandelen in een klein boekje. Ook hier blijkt weer, van hoeveel beteekenis het voor een kunstenaar is, wanneer hij bescheiden binnen de perken van zijn talent weet Ie blijven. ...genaast U verrassend snel van Rheumatiek Verkoudheid Slapeloosheid Influenza Ischias Griep Jicht Spit Hoofd- en Zenuwpijn * Genezing en onschadelijkheid gegarandeerd. ?"? ^0/W.n «. Dro,fl/«, f O 80 ,n f2-. Weiss schildert de exotische, heidensche pracht van Babyion in felle expressionistische" kleuren, maar blijft zich daarbij steeds bewust dat het laatste woord niet in woorden kan worden gezegd. Achter en boven deze dingen staat het bijbelver haal, waarvan zijn fantasieën slechts de illustraties zijn. Hij is dan ook bescheiden genoeg om te eindigen waar het boek van den profeet aanvangt en heeft niet meer willen geven dan een naief, legendarisch verhaal van Daniels prille jeugd, een kleurige, zuiver moduleerende fantasie op n enkel motief uit het Boek der Koningen. Met de groote vrijheid, die een eerlijk dichter zich mag veroorloven, maakt hij van Daniel den in gevangen schap geboren zoon van den Joodschen koning Jojakim. Alle ellende der Babylonische balling schap wordt het deel der verstooren profetenmoeder, de koningin wier gemaal door Nebukadnezar boven de koningin van Babel is verheven. Alle heidensche verblinding spreekt uit de heer lijkheid, die de koning, nadat hij zijn stam heeft verloochend, slechts in een neveligen droom kan genieten. Eerst aan het einde van dit verhaal wordt over Danie! zelf gesproken, hoe hij, als kind reeds, zonder weifelen zijn weg gaat, en het kleine, maar sterke boek besluit met de woorden waarmede de engel hem zijn groote roeping verkondigt. Hier eerst geeft Weiss het beste dat hij geven kan. De verkondiging van den engel, nauwelijks een tiental bladzijden, is nóg te lang om volkomen gespannen te blijven, maar telkens weer worden hier verrassende hoogtepunten bereikt. Men behoeft deze, op den bijbel geïnspireerde passage slechts met een der tallooze imitaties der tale Kanaans te vergelijken, om te beseffen hoe zuiver Weiss den precairen afstand tusschen het verhevene en het belachelijke weet te bewaren. Citeeren is hier verleidelijk; men beluistere slechts dezen aanhef: Bedecke deine Augen, fasse mein Kleid nicht an, rune schweigend zu meinen Fiissen, denn ich bin von einem Hohen gesandt und soll dir Liebliches verkiinden. Fürchte dich nicht. Höre und folge, sei getrost, denn ein Machtiger hat mir befohlen: Bleibe alL'in, denn dazu hast du meiner gewartet bis heute, vom Vater verleugnet, von der Mutter verlassen, um meine Einsamkeit zu erhellen, spricht der Herr, der mich sendet...." Hooger en hooger stijgt deze stem als een vlam. Maar dit is te schoon om het in flarden te rukken met grepen, die het groote innerlijke rhytme zouden verbreken. Dit is nu eindelijk weer eens een boek om ter lezing en herlezing aan te bevelen. C H R. DE G R A A F F Door eenvoudige behandeling met ABIS garandeeren wij abso luut afdoende bestrij ding van Kakkerlak ken en andere schade lijke insecten, muskieten, wandgedierte, enz. Vraagt inlichtingen en prospectus voor schepen, gebouwen en particulier gebruik aan N.V. A.B.I.S., Mij. ter Afdoende Bestrijding van Insectenschade, Heerengracht 281 Tel. 32281 AmsUrdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl