De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 januari pagina 17

24 januari 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2485 DK AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDEPLAND 17 NIEUWE MUSEA IN WEENEN De regeering van de Oostenrijkse hèrepubliek legde beslag op een groot gedeelte der bezittingen van het verdreven keizerlijk huis. De beroemde kunsthistorische Hofmusea werden staatseigen dom. Er moest echter heel wat aan de overwinnaars, in de eerste plaats aan de Italianen, afgestaan worden, waardoor onherstelbare verliezen geleden zijn; d'jch wie thans die musea bezoekt, vindt geen leege plaats aan de muren; want tevens konden de verzamelingen aanzienlijk en dikwijls op verrassende wijze gecompleteerd worden. Het groUste voordeel trok de Albertina, de beroemde prentverzameling, door de samensmelting van de keizerlijke collectie met die van aarts hertog Friedrich. In hoeverre daarbij tegenover dien aartshertog onrecht geschiedde, b'lijve buiten beschouwing: de Albertina bereikte een zeldzaam peil van volledigheid en kreeg tevens de beschik king over een kostbaar materiaal aan doubletten, welke, verkocht, de fondsen verschaften o.a. tot het aanvullen van de afdeeling lOe-eeuwsche Fransche kunst. Ook ligt het in het voornemen o.a. de, toevallig verworven bladen der Nederlandsche groep systematisch aan te vullen. hèDan werden de bestaande kunstverzamelingen beter gehuisvest. Daartoe werd o.a. het Belvédère in zijn geheel tot museum bestemd. Dit, voor den veldheer Eugenius van Savoye tusschen de jaren 1714?1723 door Juhann Lukas von Hildcbrandt gebouwde zomerverblijf wordt gevormd door een langzaam oploopenden, langwerpige n rechthoekigen tuin, aan de korte boven- en benedeneinden door paleizen afgesloten. Beneden ligt het laag-gehouden eigenlijke Zomerpaleis met bijge bouwen. De fagade ligt naar de tuinzijde, en van daar stijgt men langs breede rechte paden aan de zijkanten, op naar het staatsiegebouw met de feestzalen, het Obere-Belvcdere, dat een indruk wekkende, maar toch eer sierlijke en bekoorlijke dan machtige bekroning vormt. Het Untere-Belvedere was ook vóór de revolutie reeds voor museumdoeleinden bestemd, maar men had er zooveel bijeengebracht, dat slechts een gedeelte gelijktijdig tentoongesteld kon worden ; men vond er zoowel de verzameling moderne kunst als de Ambraser-Waffensammlung en de beeld houwwerken uit Ephesus. Deze beide laatste afdeelingen zijn nu naar het Kunsthistorische Museum overgebracht; de 19e eeuwsche kunst vond opstelling in het Obere-Belvedere, dat vroe ger schilderijen-museum, sedert HX)4 Paleis van Frans Ferdinand was. Zoo kwam het gebouw ge heel vrij. Maar dat is op zich zelf reeds belang wekkend om de architectuurden dejvele en goedbeWeenen, Barok Museum Maulpertsch, De heilige Weenen, Harok Museum waarde barokdecoraties. Zoo is het de meest ideale omgeving voor wat men aan schilder-en beeldhouw werken bezit uit het tijdperk, dat nadrukkelijk zijn stempel op de stad Weenen gelegd heeft. Het Untere-Belvedere werd het Wiener Barok-Museum, waar de omgeving zelf, in volkomen harmonie met de tentoongestelde kunstwerken medewerkt om deze tot hun zuiverste uitdrukkingskracht te doen komen, terwijl de voorwerpen weder deze omgeving aankleeden, behagelijk maken, zonder dat men tot het bedenkelijke systeem van stijl kamers" is overgegaan. Nergens is gestreefd naar den valschtn schijn van interieur-nabootsing; er is geen poging tot een historische reconstructie en de meubels die men daartoe had moeten gebruiken (en ook zeker had kunnen vinden) ontbreken nage noeg geheel. Daar staat tegenover, dat de kunst werken, die hier tentoongesteld zijn, slechts bij uit zondering een zoodanigui indruk maken, dat men om hen de omgeving vergeet. Er is eigenlijk geen enkel kunstwerk van den allereersten rang, doch alles werkt mede om die krachtig-harmonische sfeer te scheppen, waardoor de afzonderlijke voor werpen een zekere natuurlijkheid van verschijningsvorm krijgen, waardoor de omgeving de kilheid verliest van ont ruimde pronkvertrekken. Dit r ontbreken van hcogtepunten onder de kunstwerken en uit den tijd ware het onmogelijk deze te vin den is karakteristiek voor dien stijl, die geheel decoratief is te noemen en waarin beeldhouw- en schilderkunst dienen om de praal van de omgeving te verhoogen. Deze stijl stamt af van de Italiaansche fantasievolle decoratie, is een uitlooper van de gigantisch ge zinde versieringskunst uit Parnia en Rome. Toch heeft deze kunst duidelijk een eigen karakter, dat wel gebonden schijnt door het strenge ceremonieel in de hoogste Weensche samenleving van dien tijd en een eigenaardige afwisseling biedt tusschen organisch-zware en toch zeer gecompliceerde schijn-architcctuur en luchtig-sierlijke zuiver decoratieve elementen. Men heeft hier zoo min de zware waardigheid van b.v. het Palaz/o Fam.'se als het raiischende" van het Residenzschloss in Würzburg. Nu denke men echter niet, dat er in het geheel geen kunstwerken van bcteekenis in dit eigenaardige museum zijn. Men zou Raphaël Donier den klassieken beeldhouwer van dezen barokkui stijl kunnen noemen. Deze om zijn techniek bewonderenswaardige kunstenaar, uitgaande van den gi exal teerden, sterk b:wogen Italiaansehen 17e eeuwEclun stijl, bereikt in de mach tige bronsfiguren voor de fontein op de Mehlmarkt, waarvan de origineelen in de < groote marmerzaal van dit Museum opgesteld zijn, een strakker, ernstiger'en rustiger schoonheid, waar uit echter S reeds iets van den ver killenden adem van het classicisme den Narcissus beschouwer tegemoet komt. BclangwtkDo marniergalerij kend is ook' de eigenaardige beeldhouwer Franz Xaver^Messerschmidt, (1732?1783), van wien, meer dan de pronkstandbeelden van Frans l en Maria Theresia, het machtige portret van Gerard van Swieten of de curieuse karakter koppen, waarvoor hij zich zelf tot model dien de, boeien. Maar het sterkst wordt de bezoeker getroffen door de werken van Anton Franz Maulpertsch (1724?1706), den schilder van alle gorische en bijbelsche tafereelen, maar vooral van vizioenaire heiligenscènes. In dit werk is niets classicistisch ; het is vulcanisch, vol grootsche effecten, het doet het licht jubelend uitschallen over kleurrijk duister; uit raadselachtig donker barsten de lichtgestalte, aanstormende ruiters, ter hemel varende heiligen, jubelende engelen, op, wolkenslierten duisternis met zich sleepend in het rijk van het licht. Schetsmatig, een en al beweging, tot uiterste uitdrukkingskracht verwrongen, zijn de vormen toch machtig, van Rubens en Rembrandt beide schijnt hier iets samen te gaan met Romaansche kunstenaars als Ribera of Magnasco. Maar in het licht is de kleUr van verrukkelijke teerheid en blonde bontheid. En toch is dit. zeer suggestieve, meesleepende, bijna extatische werk, te zeer op groote effecten berekend, te uiterlijk, om de bewering, dat men hier eigenlijk geen enkel kunstwerk van den aller eersten rang aantreft, te niet te doen. G. K N u T T Lr r. WZN. NIEUWE UITGAVEN "? De Evangelische Maatschappij brengt in den handel: Rnomscli bakken en braden. Een gemoede lijk woord, ook voor de menschelijken onder mijn Roomsche landgenooten," door H. B.\KI-:I.S, met zeven plaatjes van Jan L; yken. Eenige opmerkingen, naar aanleiding van prof. Trenb's brochure: Indié's toekomst, door J. Hui.sIIOIT POL, oud-lid van den Raad van Ned. Indi worden door boekhandel en drukkerij W. I). Meinema te D J't uitgegeven. Van heidendom tot paganisme, studiën over vrij metselarij door JAC. P. VAN TERM met 333 citaten en 'J facsimiles. Uitgave N.V. uitgevers mij. voor heen Paul Brand te Hilversum. De schrijver zegt in zijn voorwoord, dat dit werk is, in zekeren zin, een vervolg op zijn uit gave: Het ontstaan, streven en einddoel der vrijmetselarij." Als No. 107 in de serie Weten en Kunnen (uit gave maatschappij Kosmos" te Amsterdam) is in de afdeeling auto en motor" verschenen: J. M. H. DOLK, ing., Nuttige kennis van banden en wegen voor den automobilist en motorrijder, met een afzonderlijk hoofdstuk over het rijden in bochten. De afdeeling auto en motor" staat onder redactie van Th. van Swieten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl