Historisch Archief 1877-1940
No. 2485
DK AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDEPLAND
17
NIEUWE MUSEA IN WEENEN
De regeering van de Oostenrijkse hèrepubliek
legde beslag op een groot gedeelte der bezittingen
van het verdreven keizerlijk huis. De beroemde
kunsthistorische Hofmusea werden staatseigen
dom. Er moest echter heel wat aan de overwinnaars,
in de eerste plaats aan de Italianen, afgestaan
worden, waardoor onherstelbare verliezen geleden
zijn; d'jch wie thans die musea bezoekt, vindt
geen leege plaats aan de muren; want tevens
konden de verzamelingen aanzienlijk en dikwijls
op verrassende wijze gecompleteerd worden.
Het groUste voordeel trok de Albertina, de
beroemde prentverzameling, door de samensmelting
van de keizerlijke collectie met die van aarts
hertog Friedrich. In hoeverre daarbij tegenover
dien aartshertog onrecht geschiedde, b'lijve buiten
beschouwing: de Albertina bereikte een zeldzaam
peil van volledigheid en kreeg tevens de beschik
king over een kostbaar materiaal aan doubletten,
welke, verkocht, de fondsen verschaften o.a. tot
het aanvullen van de afdeeling lOe-eeuwsche
Fransche kunst. Ook ligt het in het voornemen o.a.
de, toevallig verworven bladen der Nederlandsche
groep systematisch aan te vullen.
hèDan werden de bestaande kunstverzamelingen
beter gehuisvest. Daartoe werd o.a. het Belvédère
in zijn geheel tot museum bestemd. Dit, voor den
veldheer Eugenius van Savoye tusschen de
jaren 1714?1723 door Juhann Lukas von
Hildcbrandt gebouwde zomerverblijf wordt gevormd
door een langzaam oploopenden, langwerpige n
rechthoekigen tuin, aan de korte boven- en
benedeneinden door paleizen afgesloten. Beneden ligt het
laag-gehouden eigenlijke Zomerpaleis met bijge
bouwen. De fagade ligt naar de tuinzijde, en van
daar stijgt men langs breede rechte paden aan de
zijkanten, op naar het staatsiegebouw met de
feestzalen, het Obere-Belvcdere, dat een indruk
wekkende, maar toch eer sierlijke en bekoorlijke
dan machtige bekroning vormt.
Het Untere-Belvedere was ook vóór de revolutie
reeds voor museumdoeleinden bestemd, maar
men had er zooveel bijeengebracht, dat slechts
een gedeelte gelijktijdig tentoongesteld kon worden ;
men vond er zoowel de verzameling moderne kunst
als de Ambraser-Waffensammlung en de beeld
houwwerken uit Ephesus. Deze beide laatste
afdeelingen zijn nu naar het Kunsthistorische
Museum overgebracht; de 19e eeuwsche kunst
vond opstelling in het Obere-Belvedere, dat vroe
ger schilderijen-museum, sedert HX)4 Paleis van
Frans Ferdinand was. Zoo kwam het gebouw ge
heel vrij. Maar dat is op zich zelf reeds belang
wekkend om de architectuurden dejvele en
goedbeWeenen, Barok Museum
Maulpertsch, De heilige
Weenen, Harok Museum
waarde barokdecoraties. Zoo is het de meest ideale
omgeving voor wat men aan schilder-en beeldhouw
werken bezit uit het tijdperk, dat nadrukkelijk zijn
stempel op de stad Weenen gelegd heeft. Het
Untere-Belvedere werd het Wiener Barok-Museum,
waar de omgeving zelf, in volkomen harmonie
met de tentoongestelde kunstwerken medewerkt
om deze tot hun zuiverste uitdrukkingskracht
te doen komen, terwijl de voorwerpen weder deze
omgeving aankleeden, behagelijk maken, zonder
dat men tot het bedenkelijke systeem van stijl
kamers" is overgegaan. Nergens is gestreefd naar
den valschtn schijn van interieur-nabootsing; er is
geen poging tot een historische reconstructie en de
meubels die men daartoe had moeten gebruiken
(en ook zeker had kunnen vinden) ontbreken nage
noeg geheel. Daar staat tegenover, dat de kunst
werken, die hier tentoongesteld zijn, slechts bij uit
zondering een zoodanigui indruk maken, dat men
om hen de omgeving vergeet. Er is eigenlijk geen
enkel kunstwerk van den allereersten rang, doch
alles werkt mede om die krachtig-harmonische
sfeer te scheppen, waardoor de afzonderlijke voor
werpen een zekere natuurlijkheid van
verschijningsvorm krijgen, waardoor de
omgeving de kilheid verliest van ont
ruimde pronkvertrekken.
Dit r ontbreken van hcogtepunten
onder de kunstwerken en uit den
tijd ware het onmogelijk deze te vin
den is karakteristiek voor dien stijl,
die geheel decoratief is te noemen en
waarin beeldhouw- en schilderkunst
dienen om de praal van de omgeving
te verhoogen. Deze stijl stamt af van
de Italiaansche fantasievolle decoratie,
is een uitlooper van de gigantisch ge
zinde versieringskunst uit Parnia en
Rome. Toch heeft deze kunst duidelijk
een eigen karakter, dat wel gebonden
schijnt door het strenge ceremonieel in
de hoogste Weensche samenleving van
dien tijd en een eigenaardige afwisseling
biedt tusschen organisch-zware en toch
zeer gecompliceerde schijn-architcctuur
en luchtig-sierlijke zuiver decoratieve
elementen. Men heeft hier zoo min de
zware waardigheid van b.v. het
Palaz/o Fam.'se als het raiischende"
van het Residenzschloss in Würzburg.
Nu denke men echter niet, dat er in
het geheel geen kunstwerken van
bcteekenis in dit eigenaardige museum
zijn. Men zou Raphaël Donier den
klassieken beeldhouwer van dezen
barokkui stijl kunnen noemen. Deze om
zijn techniek bewonderenswaardige
kunstenaar, uitgaande van den gi exal
teerden, sterk b:wogen Italiaansehen
17e eeuwEclun stijl, bereikt in de mach
tige bronsfiguren voor de fontein op
de Mehlmarkt, waarvan de origineelen
in de < groote marmerzaal van dit
Museum opgesteld zijn, een strakker,
ernstiger'en rustiger schoonheid, waar
uit echter S reeds iets van den ver
killenden adem van het classicisme den
Narcissus beschouwer tegemoet komt.
BclangwtkDo marniergalerij
kend is ook' de eigenaardige beeldhouwer Franz
Xaver^Messerschmidt, (1732?1783), van wien,
meer dan de pronkstandbeelden van Frans l
en Maria Theresia, het machtige portret van
Gerard van Swieten of de curieuse karakter
koppen, waarvoor hij zich zelf tot model dien
de, boeien. Maar het sterkst wordt de bezoeker
getroffen door de werken van Anton Franz
Maulpertsch (1724?1706), den schilder van alle
gorische en bijbelsche tafereelen, maar vooral
van vizioenaire heiligenscènes. In dit werk is
niets classicistisch ; het is vulcanisch, vol grootsche
effecten, het doet het licht jubelend uitschallen
over kleurrijk duister; uit raadselachtig donker
barsten de lichtgestalte, aanstormende ruiters,
ter hemel varende heiligen, jubelende engelen, op,
wolkenslierten duisternis met zich sleepend in het
rijk van het licht. Schetsmatig, een en al beweging,
tot uiterste uitdrukkingskracht verwrongen, zijn
de vormen toch machtig, van Rubens en
Rembrandt beide schijnt hier iets samen te gaan met
Romaansche kunstenaars als Ribera of Magnasco.
Maar in het licht is de kleUr van verrukkelijke
teerheid en blonde bontheid.
En toch is dit. zeer suggestieve, meesleepende,
bijna extatische werk, te zeer op groote effecten
berekend, te uiterlijk, om de bewering, dat men
hier eigenlijk geen enkel kunstwerk van den aller
eersten rang aantreft, te niet te doen.
G. K N u T T Lr r. WZN.
NIEUWE UITGAVEN
"? De Evangelische Maatschappij brengt in den
handel: Rnomscli bakken en braden. Een gemoede
lijk woord, ook voor de menschelijken onder mijn
Roomsche landgenooten," door H. B.\KI-:I.S, met
zeven plaatjes van Jan L; yken.
Eenige opmerkingen, naar aanleiding van prof.
Trenb's brochure: Indié's toekomst, door J.
Hui.sIIOIT POL, oud-lid van den Raad van Ned. Indi
worden door boekhandel en drukkerij W. I).
Meinema te D J't uitgegeven.
Van heidendom tot paganisme, studiën over vrij
metselarij door JAC. P. VAN TERM met 333 citaten
en 'J facsimiles. Uitgave N.V. uitgevers mij. voor
heen Paul Brand te Hilversum.
De schrijver zegt in zijn voorwoord, dat dit
werk is, in zekeren zin, een vervolg op zijn uit
gave: Het ontstaan, streven en einddoel der
vrijmetselarij."
Als No. 107 in de serie Weten en Kunnen (uit
gave maatschappij Kosmos" te Amsterdam) is in
de afdeeling auto en motor" verschenen: J. M. H.
DOLK, ing., Nuttige kennis van banden en wegen
voor den automobilist en motorrijder, met een
afzonderlijk hoofdstuk over het rijden in bochten.
De afdeeling auto en motor" staat onder redactie
van Th. van Swieten.