De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 januari pagina 23

24 januari 1925 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

tfo. 2405 AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND uw «in HET WASSENDE WATER door HERMAN DE MAN (Vervolg van No. 2484.) Moeders", zegde hij beslist, toen hij nog niet wel gezeten was, op de oude plek, waar hij van vroeger af zijn plaats had: nou Aaigie heen is, mot er schielijk wat beuren." Da's ook mijn gedacht,Gieljan. Hertrouwen." Neeë!" Wou ie dan soms met een huishoudster gaan rondtobben, jong? Da's alvast niks veur jou." Ook dat niet. Maar wél boelhuis houwen en weggaan van den IJsseldijk. 'k Bin 't daar moei, moeders." Bevalt het land jou niet?" De grond is best veur te werken, 'an den grond leit 'et niet." Wou ie dan soms bij mijn weerom kommen?" Neeë, 'k wil weg, wijd weg; 'k wil van den overkant weg, moeders, verstaan je me dan niet?" Zoolang ie duistere taal praat, niet." Nou hoor dan. 't Kwelt me op die woning. 'k Bin er niet eigen, moeders. Aaigie is nou uit het leven, maar de heugenis is over. Maar 'k wil alles verliezen, 'k wil alles kwijt, ook die heugenis, hoor je moeders! 'k Wil heur gien kwaad nageven in het graf, ze is veur mijn een beste vrouw ge wist. ..." Nou, wat mor je dan malloot?" Wat of ik mor? Waarom ik mor moeders? Vraag ie dat nog?" Hij wier rood in zijn wezen en woest blikten zijn oogen. Maar de oude vrouw Beijen schoof heur zorg wat teruguit, klemde de erg vermagerde handen rond de armsteunen en haast zónder dat ze heur mond bewoog wedergaf ze: je mot mijn niks verwijten Gieljan, lastig keind en de dooien gien schamp meegeven in het graf. Da 's groote zonde; is jou dat nog wel bekend? Ik hem as moeder naar mijn beste weten gehandeld, en wat geschied is, was veur jouw bestwil bedacht. En wou ie thans zonder vrouw verderop? Hoor nou naar moeder: wor' wijzer! Je kan ommers toch niet met den kop deur een muur heen." ,,'k Zal thans mijn eigen weg gaan moeders, daar heb ie mijn woord". Je het zóó meer gepiept". Jaat! Da's waar! Veur twee jaar, en toen bin ik de minste gewist. Toen hem ik met me laten sollen. Maar twee jaren kannen zwaar as twintig jaren wegen. Twee jaren .... zevenhonderd dagen.... alle dagen inmist, alle dagen zeer d'rom. Twee jaren het dat geduurd; een leven as in asem benemenden damp; dag 'an dag praten en over leggen met een bestig frommes maar een die 'n vreemde veur je blijft. Een lieve trouwe vrouw, maar van een lievigheid die me niet heftig maakte veur haar weerom, 'k Bin veur Aaigie slecht ge wist; zij was de lievigheid in den huis, ik bin ijzig gebleven. Maar ik kón niet anders. Onze hanen op 't erf zoeken igens een koppel hennen uit, 'n elk veur zich. Eén kip kan er bij loopen, die ze alle ver smaden. Ik kin dat verstaan moeders. En in een minsch zit mér hersenwerk dan in zo«'n stom beest. En dan maar alle dagen naast heur 'an dezelfde tafel zitten as een vreemdeling zijnde, of je veur een enkelen dag over bint. Maar twee jaren duurt die .... nkele dag. Naast heur in de bedstee slapen; een lijf naast je waar je de lusten wél, maar niet de lasten van wil, en kan ver dragen. En nooit of nooit kan zulk vreemde eigen worren, dat mot zijn van den eersten dag, van 't eerste uur. Zoo denk ik mijn dat. Maar nou is dat uit. M'n bloed is schraal geworren en bitter. 'k Bin mondig moeders". Wat wou ie eigenlijk, pertaai 1) keind?" Dat zal 'k ie doen vernemen, om je later ongerief te sparen: ik bin gekomen om 't mij toekomende, m'n portie van vaders versterf. Bepraat dat met den Notaric, maar doet het gauw!" ,,De kinderen zallen opstaan tegen ...." Spaar me dat moeders, preeken is werk veur den dominee. Eerst leven, dan preeken." NeeëGieljan: eerst Godes werken en dan 's menschen bedrieven". 1) Brutaal. Was 't Gods wil, was 't den Heere welgevallig, da 'k twee jaren lang naar wat hartelijkheid in mijn leven het gesmacht?" Zwijg stil minsch! Gebruik Zijn Naam niet ijdelijk. Vaders most nog leven. Die wierp je den huis uit en zijn hart uit. Maar 'k wil een moeder zijn en een moeder blijven." En daarop volgde haar breed uitgemeten verweer. Ze wist voor haar boos jongie nog ievers zoo'n best wijf en .... vast gien sloome. Een vurig meidje; knap postuur. Alles vrindelijkheid en aardigheid wat er aan was. Hij moest ommers zoo verslagen niet zijn. Wat hem overkwam, dat beurde wel meer. En waarom zou hij uitSteijn gaan? Omdat hij daar met Aaigie Scheer had gewoond? Jongensachtige dommigheid, anders niet. Omdat 'f met Aaigie daar niet reeën wou .... dat wier toch wel vergeten nou ze heen was. Wat docht Willem daarvan? Waarom zat die er thans zoo raar bij te kijken? Willem bin je de spraak verloren?" NeeëMoeders, waarom?" Kin jij dan dat dwarse jong, ja Gieljan je bin dwars .... kin jij 't 'em 'an zijn verstand niet brengen, Willem." Maar Willem Beijen roerde zich niet. Hij zat daar, naast Gieljan aan de tafel op de deel, of hij schuld droeg aan een heimelijk vergrijp. Voelde hij ook in Gieljan's bitter verwijt de waarheid, een waarheid die in hem zélve doordreunde? Ja. Hij wist, dat achter ieder woord van dien gekna'uwden jongen kerel, het gemis om de vroeger verlaten liefde echode. Wél groot en van zuiver soort moest dan die wilde genegenheid zijn geweest. Een felle wil om recht geluk dreef Gieljan, een sterke macht. Onder dat hollend verlangen door, was echter al de aanvaarding van eenzaamheid en stil 't leven vergeten waarneembaar. En daarvan wier Willem beschroomd. Omdat hij op moeders vragen zweeg, vreesde ze, dat ook deze altijd zoo verzekerde jongen haar afvallen zou, en ze nam gauw haar draai en heriep zich op hém niet meer. Gieljan nam toen het woord weer op. Moeders", zegde hij dof: je het me veur twee jaren dien weg laten gaan, omdat ik je woord niet wou en niet dorst wederstaan. Om jou heb 'k die verdommelijke jaren verduurd en .... dat beste arme keind waar ik van hieuw liet ik loopen. Wees niet bang, 'k zal thans Nelia gerust laten; heur niet gauw halen uit die schuit, 't Is te lang geleën, ze is mogelijk al getrouwd. Maar ai zat ze nog trouw op me te wachten, dan tóch most ik heur niet meer. 'k Bin de eigenste vent van veur enkele jaren niet meer. Het lieve is d'r af. 'k Hem m'n vrouwenvleesch verloren, 't Aardige is uit gedroogd in die twee jaren, 'kZou thans veur zoo'n speulsch keind te onguur zijn, en dat bin ik trouwens veur 'n elk jong wijf. Gelijk een ouwe man bin ik geworren n ik verlang rechtevoort naar de eenigheid. En 'beuren zal wat ik wil; 'k bin mondig. Met vaders zijn geld zal 'k in recht vaardigheid omgaan, neem dat 'an moeders. Aanstaande week kom ik weerom; zal mijn part dan klaar liggen?" En as ik dan den huis r veur bezwaren mot?" Dat mot je niet. 't Is me om en nabij bekend, dat je genog afgeven kunt". En gaan je dan zélf een frommes zoeken? 'k Bin daar gansch niet gerustig over". Ik blijf in de eenigheid, net as jij moeders. Jij het dat verkozen boven 't deurleven met weer een andere vreemde, dat doen ik ook". En is dat jouw leste woord?" Jaat. 'k Bin gien draaier." Met die woorden stond Gieljan recht. En zijn moeder riep hem toe: die naar mijn woord niet luisteren, die zalle' mijn keinderen niet meer bieten !". Maar Gieljan liep den huis uit; zonder ver blikken. Zonder ook Willem gendag te hebben gezegd. Hij wist wél dat Wieleke in 't voorhuis zat te wachten tot de deliberatie voorbij zou zijn. Wanneer ze de deel opkwam loopen, zou heur broer al heen zijn met z'n gerij, dat op 't erf ingespannen stond. Zelfs heur smoelgie had hij niet gezien dees keer. Hij reed met strakke norsche oogen van WaterSnoodt weg. En hij kwam weerom na een week, gelijk hij had aangezegd. Hij wier door moeders als ware hij een voorname gast, ontvangen in de opkamer. Daar stond hij tegenover heur in 't zelden be treden kille vertrek, waar de antieke erfmeubels van vele geslachten bijeengegaard stonden. Op de kamferhouten dekenkist stond de ijzeren geld koffer open, met z'n rooden muil. Hij kreeg het leste overschot van zijn toekomend vadersdeel met een afrekenbrief van den Notaris en zwijgend teekende hij, in rare kromme letters, zijn naam voor ontvangst op een stuk rmt een duur zegel. Geen enkel vrindelijk woord viel er, van de een noch den ander. Gieljan steekt het papiergeld en de effecten in zijn borstboek aan de ketting. Moeders heur hand wijst gelastend naar de deur en hij begrijpt dat. U BEWAART UW GEZONDHEID door het plaatsen van een vochtgheidsmeter in Uw vertrekken waarnaar U kunt verwarmen of ventileeren. Prij; bij Vooruitbetaling fl. 4,70 of onder rembours verhoogd met kosten. Alleenverkoop merk JOH A R JOS. HARTOG, Hoofdsteeg 17, Nobelstraat 28, ROTTERDAM. UTRECHT Voor afbrekcrs van het familiegeluk is onder Uil dak geen plaats. Hij loopt met nijdig recht hoofd onder hou r hand door en blikt nog eens, tartend rechtuit in moeders oogen. Alle zachtheid is uit hem weggevloeid. Hij hoort zijn oldenburger paard 't erf schrapen. Er is ongeduld; hij moot uit de oude woning heengaan, voorgoed. Lin thans niet talmen, niet opzien naar de deelstalling en do til daarboven, waar in al zijn jaren hier, /'n slaapsteêis geweest en ook niet vragen waar Wieleke is en waar Willem . . . . want tegen moeders wil hij geen teêrheid meer tonnen. Zii een hard.: vrouw, maar hij een hardere man. Een hardgcwordene vent, een met een uitgemuld hart. En toen hij zwijgend, maar ondanks zijn stro.fhiid, innerlijk diep beroerd en bedroefd van Water-Snoodt wegreed, zelfs zónder groet voor welzijn van moeders of de huisgenooten, vocht in zijn kop de spijt om dit erge uiterste, tegen zijn wil om door te zetten ; maar 't was een korte strijd. De wil won het. Hij wier als 't ware rot deze daden voortgetrokken.'Ze waren van te voren zóó dukkels overlegd en in gedachte voorgedaan, dat omkeeren en ongedaan maken verraad scheen aan zijn diepst wezen, waaruit ze emmers zoo moeizaam waren voortgekomen. Hij reed verderen verder, met in zijn hand de macht om te koeren, en in zijn oogen den wil om onverhinderd, recht door en dan zónder twijfels, voort te gaan.. De oude woning wier vager waarneembaar, in 't zijuit zien over het land. Op den hoek bij den Meentweg zou hij even wachten; van daar had hij, schooltijd herinnerde hij zich, nog ui enkel en gering zicht er op. Hij won zich/:elf niets sparen, geen enkele zeere beroering. Want thans had hij alle banden afgesneden tusschen toen en thans. Z'n leven lag in brokken verdeeld, gelijk dat v;m een elk. Daarnet, hij '! afrijden van dui hotsteesticht was hij een nieuw'brok van dat leven ingegaan, f-n de weg naar 'i verleden lag achter htm opengebroken. Toen Gicljan Beijen met plechtige stappen, gelijk een mensen doet die zich de zwaarte van het oogenblik bewust is, naar den kant vanden weg iiep en zocht tusschen de hoornen naar 't zoo bekende en vertrouwde dak, tra d hem een boerenman tegen. Dat was Willem, zijn broer, die hier geen woorden verspilde, maar handelde. Hij leidde z'n weggejaagden broer daar van dien hoek tusschen de hoornen weg en liep met hem op 't gespan toe. ,,'k Rij mee!" zegde hij kort. Daarop reden ze tezamen weg, dien Mee n d ij k af. ,,'k Most ook naar Oüwaier," begon hij, als om zich te verklaren. Bin jij dan van mijn niet bunzig?" NeeëGieljan." jij, die zoo braaf bint, as een man nitde Schrift". Bin ik soms óók geen minsch?" Ha! Dat had je eer motten inzien, Willem. Mogelijk had je me dan toendertijd niet zoo kwalijk geraaicn." Da's veurbij." Jaat Willem.... veurbij.' Je bint ouwer geworren ("iieljan. Wat zal 'k zeggen .... ouwelijker. Dochie dat ik ie aüeenig zou laten thans?" Ik bin jou dankbaar dat je mijn bijstaat," was Gieljan's zwaar uitgeprangd woord: jaat, 'k bin wél ouwer geworren". Minschen tmtten veranderen." Zeg 't wel. Maar jij ook \\iliem. Voormaals woog moeders woord ook jou zwaarder, 'k Hem, in de leste dagen, veul over jou gedocht. Broers blijven broers. En wij zijn al z'n leven maats ge wist., in 't wei'k en in 't leven. Maar soms lijkent het, of we girn broers bennen. Jij zoo verzekerd, ik een zwalker. Jij geleerd net as vaders, ik een stom end minsch. Waar vandaan haal jij weer al clie geleerdheid". (Wordt vervolgd) DE KON FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZINKT, VERLOODT, VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. ;. '.; LOONSCHOOPEERAFDEELING.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl