Historisch Archief 1877-1940
Mo. 2403
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
TIJDGENOOTEN VAN
KONINGIN VICTORIA l).
BAR "MATTENKLOPPER
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan
De regeering van koningin Victoria kan zeker
op veler belangstelling rekenen, ook in Nederland.
Vandaar dat een boek over deze lange en zeer
belangrijke regeering steeds lezers zal vinden.
En zoo zal de vertaling van ,,Eminent Victorians"
van Lytton Strachey, die Mevr. Kernkamp ons
schonk, in ons land haar weg wel vinden. Het
is haast overbodig er nog een woord ter inleiding
en aanbeveling aan toe te voegen, nu prof.
Kernkamp de vertaling bij onze landgenooten introdu
ceerde. Over de vertaling behoeft dan ook nauwe
lijks iets te worden gezegd. Wij hebben het
Engelsche origineel niet bij de hand en hebben dus de
vertaling niet kunnen toetsen aan het origineel.
Maar wel kunnen wij constateeren, dat wij dit
boek met genoegen hebben gelezen; nergens zijn
wij gestuit op passages, die het vermoeden konden
opwekken, dat de Engelsche tekst niet geheel
juist zou zijn weergegeven. Alleen zal er op blz. 77,
Waar sprake is van de kloosters van Cambridge,
moeten worden gelezen kloostergangen of zuilen
gangen; er zal in het Engelsch wel cloisters staan,
dat juist in de Engelsche universiteiten het woord
is voor de bedoelde gangen. Maar dat is ook de
eenige plaats, waar bij ons twijfel rees.
Wat het boek zelf betreft, prof. Kernkamp
herinnert in de inleiding eraan, dat het Engelsche
origineel vier biographieën bevat, die van Florence
Nightingale, kardinaal Manning, generaal Gordon
en dr. Arnold. Van de laatste is geen vertaling
gegeven, omdat deze persoonlijkheid waarschijn
lijk in Nederland geen belangstelling zou wekken.
Dat is wel juist gezien. Dr. Arnold is in Nederland
vrij wel onbekend, ook onder degenen, die wel
degelijk op de hoogte zijn, wie Florence Night
ingale, wie kardinaal Manning en wie generaal
Oordon zijn geweest, die er althans wel van
hebben gehoord.
Van deze drie is er nog veel te leeren uit
het boek van Lytton Strachey. Is het toeval, dat
de legende zich van al de drie genoemde personen
heeft meester gemaakt en dat de menigte in Enge
land en ook daarbuiten zich een voorstelling van
hen heeft gevormd, die niet geheel met de werke
lijkheid overeenkomt? Dat is natuurlijk met tal
van historische personen het geval, maar hier is het
geval wel zeer treffend. Lytton Strachey vestigt
daarop met nadruk de aandacht, wanneer het
Florence Nightingale betreft, maar het geldt
evenzeer van deze twee geheel uiteenloopende
mannen, kardinaal Manning en generaal Gordon.
Dat verschijnsel kan hierdoor Worden verklaard,
dat het groote publiek van de historische figuren
van haar tijd slechts een klein gedeelte ziet en
dat dikwijls nog onvolledig te zien krijgt. Zoo werd
Florence Nightingale in de traditie de reddende
engel, de dienende liefdezuster van het hospitaal
van Skoetari; zoo was kardinaal Manning de
moderne kerkvorst, die zich niet ontzag het
sociale leven van zijn tijd ten volle mede te leven
en ook daarin met forsche hand in te grijpen;
zoo werd generaal Gordon de vrome, Christelijke
htld, die onderging in de dappere verdediging van
Khartoem. Dat alles is natuurlijk waar, maar het
is lang niet de geheele waarheid, zooals Lytton
Strachey hier en daar uitdrukkelijk en doorloopend
stilzwijgend constateert.
Voor hem is Florence Nightingale een door een
groot, maar beperkt denkbeeld bezeten vrouw, die
al haar levensenergie en bovendien die van haar
vrienden verbruikt aan de vervulling van haar
eene ideaal, de verbetering der militaire en burger
lijke ziekenhuizen in Engeland. Hier is kardinaal
Manning een overtuigd geloovig Christen en een
groot theoloog, maar tevens een man van rappe
handigheid en sluwe beradenheid, die zeer goed
den weg wist te bereiden, die hem naar de hoogste
carrière zou voeren. n generaal Gordon is
wel een vroom, maar vooral een bekrompen
christen, niet alleen een vermetel aanvoerder,
maar ook een lastig ambtenaar en een ondoordacht
regeerder. Wat de feiten betreft, is daartegen niet
heel veel in te brengen. Maar het is wel zeer de
vraag, of Lytton Strachey licht en donker niet al
te ongelijkmatig verdeelt en wat te veel licht laat
vallen op wat zijn helden kenmerkte aan, laat ons
zeggen, menschelijke eigenschappen van lager orde.
Het best lijkt ons in dit opzicht de biographie
van generaal Gordon geslaagd. Lytton Strachey
heeft een zeer treffend uitbeeldingsvermogen, dat
zelfs vaak aan Macaulay doet denken; hij weet
zijn menschen levend voor ons te zetten, zoodat
wij ze niet spoedig zullen vergeten. Hem kenmerkt
een scherpe, wat spitse wijze van uitdrukking, die
^-smmiiim
?:-.? ????'??'^^ÜW^'Xï*
'N WERKJE, DAT STOF OPJAXGT!
1) LYTTON STRACHEY. Tijdgenooten van koningin
Victoria. Uit het Engelsch vertaald door J. KERN
KAMP?MUYDERMAN. Met een inleiding van G. W.
KERNKAMP. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink, 1924,
heel spoedig ironisch wordt, ook waar het eigenlijk
niet voor de hand ligt en waar het dus hinderlijk
wordt. Die ironie ligt wel voor het grijpen in het
leven van Gordon, wiens godsdienstige overtuiging
zoo zonderling afsteekt bij de praktijk van het
leven van den vechtgeneraal. Ironie is tegenstel
ling en die tegenstelling was in het leven van
Gordon overal te vinden. Minder ligt zij voor de
hand bij kardinaal Manning, wiens leven in groei
en bouw een eenheid van karakter vertoont, die
dat van generaal Cordon geheel mist. Hier was
minder plaats voor ironie, tenzij men wil aannemen,
dat Manning ten slotte altijd in de eerste plaats
zich zelf heeft gezocht en ook gevonden. En dat
kan men toch ook weer moeilijk aannemen, ook
niet, wanneer men met Lytton Strachey wil
onderstellen, dat Manning zich zelf nimmer geheel
heeft vergeten.
Wij mogen op deze en dergelijke punten niet
verder en dieper ingaan. Maar onze opmerkingen
mogen haar doel niet missen, in Nederland belang
stelling te wekken voor deze tijdgenooten van
koningin Victoria.
H. BRUGMAN s
w Gif AS8*MIMlJMi*int ?j. «u '«o
DE CENTRALE SUIKER MIJ
De hè.r Paul Sabel zegt in zijn artikel Uit
breiding van de belangen der Centrale
Suikermaatschappij in Engeland": Door geleidelijke
aankoop van suikerfabrieken en aandeden in
beetwortelsuikerondernemingen hier te lande is
de Centrale Suikermaarschappij geleidelijk in het
bezit van bijna alle belangrijke Nederlandsche
suikerfabrieken gekomen."
Mag ik naar aanleiding daarvan onder uw
aandacht brengen, dat naast de fabrieken van de
Centrale Suikermaatschappij in ons land bestaan
zeven coöperatieve suikerfabrieken, die te zatnen
meer beetwortelcn verwerken dan de
C.S.M.fabrieken gezamenlijk.
NEETESON