De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 januari pagina 5

24 januari 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Mo. 2403 AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND TIJDGENOOTEN VAN KONINGIN VICTORIA l). BAR "MATTENKLOPPER Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan De regeering van koningin Victoria kan zeker op veler belangstelling rekenen, ook in Nederland. Vandaar dat een boek over deze lange en zeer belangrijke regeering steeds lezers zal vinden. En zoo zal de vertaling van ,,Eminent Victorians" van Lytton Strachey, die Mevr. Kernkamp ons schonk, in ons land haar weg wel vinden. Het is haast overbodig er nog een woord ter inleiding en aanbeveling aan toe te voegen, nu prof. Kernkamp de vertaling bij onze landgenooten introdu ceerde. Over de vertaling behoeft dan ook nauwe lijks iets te worden gezegd. Wij hebben het Engelsche origineel niet bij de hand en hebben dus de vertaling niet kunnen toetsen aan het origineel. Maar wel kunnen wij constateeren, dat wij dit boek met genoegen hebben gelezen; nergens zijn wij gestuit op passages, die het vermoeden konden opwekken, dat de Engelsche tekst niet geheel juist zou zijn weergegeven. Alleen zal er op blz. 77, Waar sprake is van de kloosters van Cambridge, moeten worden gelezen kloostergangen of zuilen gangen; er zal in het Engelsch wel cloisters staan, dat juist in de Engelsche universiteiten het woord is voor de bedoelde gangen. Maar dat is ook de eenige plaats, waar bij ons twijfel rees. Wat het boek zelf betreft, prof. Kernkamp herinnert in de inleiding eraan, dat het Engelsche origineel vier biographieën bevat, die van Florence Nightingale, kardinaal Manning, generaal Gordon en dr. Arnold. Van de laatste is geen vertaling gegeven, omdat deze persoonlijkheid waarschijn lijk in Nederland geen belangstelling zou wekken. Dat is wel juist gezien. Dr. Arnold is in Nederland vrij wel onbekend, ook onder degenen, die wel degelijk op de hoogte zijn, wie Florence Night ingale, wie kardinaal Manning en wie generaal Oordon zijn geweest, die er althans wel van hebben gehoord. Van deze drie is er nog veel te leeren uit het boek van Lytton Strachey. Is het toeval, dat de legende zich van al de drie genoemde personen heeft meester gemaakt en dat de menigte in Enge land en ook daarbuiten zich een voorstelling van hen heeft gevormd, die niet geheel met de werke lijkheid overeenkomt? Dat is natuurlijk met tal van historische personen het geval, maar hier is het geval wel zeer treffend. Lytton Strachey vestigt daarop met nadruk de aandacht, wanneer het Florence Nightingale betreft, maar het geldt evenzeer van deze twee geheel uiteenloopende mannen, kardinaal Manning en generaal Gordon. Dat verschijnsel kan hierdoor Worden verklaard, dat het groote publiek van de historische figuren van haar tijd slechts een klein gedeelte ziet en dat dikwijls nog onvolledig te zien krijgt. Zoo werd Florence Nightingale in de traditie de reddende engel, de dienende liefdezuster van het hospitaal van Skoetari; zoo was kardinaal Manning de moderne kerkvorst, die zich niet ontzag het sociale leven van zijn tijd ten volle mede te leven en ook daarin met forsche hand in te grijpen; zoo werd generaal Gordon de vrome, Christelijke htld, die onderging in de dappere verdediging van Khartoem. Dat alles is natuurlijk waar, maar het is lang niet de geheele waarheid, zooals Lytton Strachey hier en daar uitdrukkelijk en doorloopend stilzwijgend constateert. Voor hem is Florence Nightingale een door een groot, maar beperkt denkbeeld bezeten vrouw, die al haar levensenergie en bovendien die van haar vrienden verbruikt aan de vervulling van haar eene ideaal, de verbetering der militaire en burger lijke ziekenhuizen in Engeland. Hier is kardinaal Manning een overtuigd geloovig Christen en een groot theoloog, maar tevens een man van rappe handigheid en sluwe beradenheid, die zeer goed den weg wist te bereiden, die hem naar de hoogste carrière zou voeren. n generaal Gordon is wel een vroom, maar vooral een bekrompen christen, niet alleen een vermetel aanvoerder, maar ook een lastig ambtenaar en een ondoordacht regeerder. Wat de feiten betreft, is daartegen niet heel veel in te brengen. Maar het is wel zeer de vraag, of Lytton Strachey licht en donker niet al te ongelijkmatig verdeelt en wat te veel licht laat vallen op wat zijn helden kenmerkte aan, laat ons zeggen, menschelijke eigenschappen van lager orde. Het best lijkt ons in dit opzicht de biographie van generaal Gordon geslaagd. Lytton Strachey heeft een zeer treffend uitbeeldingsvermogen, dat zelfs vaak aan Macaulay doet denken; hij weet zijn menschen levend voor ons te zetten, zoodat wij ze niet spoedig zullen vergeten. Hem kenmerkt een scherpe, wat spitse wijze van uitdrukking, die ^-smmiiim ?:-.? ????'??'^^ÜW^'Xï* 'N WERKJE, DAT STOF OPJAXGT! 1) LYTTON STRACHEY. Tijdgenooten van koningin Victoria. Uit het Engelsch vertaald door J. KERN KAMP?MUYDERMAN. Met een inleiding van G. W. KERNKAMP. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink, 1924, heel spoedig ironisch wordt, ook waar het eigenlijk niet voor de hand ligt en waar het dus hinderlijk wordt. Die ironie ligt wel voor het grijpen in het leven van Gordon, wiens godsdienstige overtuiging zoo zonderling afsteekt bij de praktijk van het leven van den vechtgeneraal. Ironie is tegenstel ling en die tegenstelling was in het leven van Gordon overal te vinden. Minder ligt zij voor de hand bij kardinaal Manning, wiens leven in groei en bouw een eenheid van karakter vertoont, die dat van generaal Cordon geheel mist. Hier was minder plaats voor ironie, tenzij men wil aannemen, dat Manning ten slotte altijd in de eerste plaats zich zelf heeft gezocht en ook gevonden. En dat kan men toch ook weer moeilijk aannemen, ook niet, wanneer men met Lytton Strachey wil onderstellen, dat Manning zich zelf nimmer geheel heeft vergeten. Wij mogen op deze en dergelijke punten niet verder en dieper ingaan. Maar onze opmerkingen mogen haar doel niet missen, in Nederland belang stelling te wekken voor deze tijdgenooten van koningin Victoria. H. BRUGMAN s w Gif AS8*MIMlJMi*int ?j. «u '«o DE CENTRALE SUIKER MIJ De hè.r Paul Sabel zegt in zijn artikel Uit breiding van de belangen der Centrale Suikermaatschappij in Engeland": Door geleidelijke aankoop van suikerfabrieken en aandeden in beetwortelsuikerondernemingen hier te lande is de Centrale Suikermaarschappij geleidelijk in het bezit van bijna alle belangrijke Nederlandsche suikerfabrieken gekomen." Mag ik naar aanleiding daarvan onder uw aandacht brengen, dat naast de fabrieken van de Centrale Suikermaatschappij in ons land bestaan zeven coöperatieve suikerfabrieken, die te zatnen meer beetwortelcn verwerken dan de C.S.M.fabrieken gezamenlijk. NEETESON

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl