De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 januari pagina 6

24 januari 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

E flMSTE'KUAMMEH, WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND No. 2455 OVER HET NUTVANPOPULAIRMEDISCHE ARTIKELEN (Naar aanleiding van f Physiologische Brieven door Dr. G. van Rijnberk. Erven F. Bohn, Haarlem.) Sedert den aanvang van 1921 schrijft Prof O. van Rijnberk Physiologische brieven" in ,,de Haagsche Post" en aangezien telkens en in ruime mate gebleken (was) dat die brieven een breeden kring van belangstellende lezers vonden", heeft hij aan een herhaaldelijk aan hem gestelde vraag voldaan en een veertigtal dezer brieven, in een boek vereenigd, doen uitgeven. Dit boekje bevat niet losse schetsen over niteenloopende onderwerpen, maar de verschillende brieven vormen een geheel en geven eigenlijk een populaire physiologie van bloed, bloedsomloop, spijsvertering, stofwisseling en energiewisseling. Voorbeelden van titels der verschillende brieven" zijn o.a. Pompfunctie van het hart; Van kauwen en nog wat; Algemeen doel der spijsvertering; Hoe dringt het voedsel door den darmwand heen. Prof. van Rijnberk bezit de gave dergelijke zaken op heldere, duidelijke en zeer aangename wijze te bespreken. Hij houdt zijn stijl in deze brieven uiterst eenvoudig, zoodat hij ook voor minder ontwikkelden begrijpelijk is zonder voor de meer ontwikkelden vervelend te worden. Deze gave is een aangenaam bezit en men kan er nuttig werk mee doen. Ik meen dat het niet onaardig is, naar aanleiding van het besproken boek eens de vraag onder de oogen te zien of dergelijke boeken, dergelijke brieven" of artikelen over physiologische- of algemeen medische onderwerpen inderdaad nuttig zijn. Vooraf wil ik er dadelijk op wijzen, dat ik niet van oordeel ben dat een ding bepaald nuttig" moet zijn om recht van bestaan te hebben, in tegendeel ! Maar ik koos het woord nuttig" meer als tegenstelling tot het woord schadelijk", waarmede sommige menschen deze popularisee ring van wetenschap betitelen. Kort geleden wees bij de aanvaarding van zijn ambt een Hollandsen hoogleeraar op het gevaar dat in dit populariseeren schuilt. Hij had vroeger eens eenige artikels over kanker geschreven en had daarbij de ervaring opgedaan, dat bij het publiek gemakkelijk verkeerde voorstellingen ge wekt kunnen worden, zij gaan zich soms ongerust maken over de eenvoudigste verschijnselen, enz. en deze hoogleeraar meende dan ook, dat het beter was dergelijke zaken nog niet voor liet publiek te behandelen, aangezien het er nog niet rijp voor is. Ik wil toegeven, dat het heel moeilijk is om zóó te schrijven dat niemand des schrijvers bedoe ling misverstaat, zelfs aan Prof. van Rijnberk, wiens duidelijken stijl ik boven reeds geroemd heb, zal het evenals aan mij wel eens overkomen dat hij naar aanleiding van een artikel een brief van een lezer krijgt, waaruit blijkt, dat deze een bepaald gezegde geheel verkeerd heeft opgevat of er geheel verkeerde gevolgtrekkingen uit gemaakt heeft. Dat overkomt niet alleen aan van Rijnberk en mij, maar vermoedelijk aan iedereen die over welk onderwerp ook in een dagblad of tijdschrift schrijft. Het feit, dat sommigen niet in staat zijn het meegedeelde te begrijpen, kan geen reden zijn om verder maar te zwijgen, hoog stens kan het er toe leiden om in den vervolge nog voorzichtiger te zijn en hier en daar in het artikel den lezer met een enkel woord te waar schuwen voor een mogelijke verkeerde opvatting van het geschrevene. Of moeten we aannemen, dat het geheele publiek, dat couranten en tijdschriften leest (of althans het gros ervan) nog niet rijp is voor derge lijke zaken? Eén ding is zeker: wanneer een jongen met alle geweld rooken wil enge belet hem goede cigaretten te koopen, dan rookt hij zeker slechte. Wanneer het publiek over physiologische onderwerpen of over onderwerpen betreffende ziekten en kwalen gaarne lezen wil en we bieden hun niet het goede, dan lezen ze ongetwijfeld het slechte. En dat slechte is gemakkelijk te vinden, bijna in elke courant, zeer in het bijzonder in de Engelsche en Amerikaansche bladen. De hoeveel heid nonsens die vele dagbladen opnemen en ik beperk mij hier nog alleen tot het gebied van de geneeskunde is ongehoord groot. Ik heb vroeger eens courantenuitknipsels verzameld, maar heb ze later weggegooid. Enkele herinner ik mij nog. In een Amerikaansch blad: eenjgroot sensatie opschrift, belangrijke ontdekking over het ver band tusschen tuberculose en paddestoelen. Ik heb opgemerkt", had een verpleegster uit een tuberculose-sanatoriuni tot een courantenverslaggever gezegd, ,.dat altijd als in het gindsche bosch de pad destoelen uitkomen, het met de patiënten slechter gaat." Daarmede was voor deze courant een groote ontdekking gedaan en een nieuwe verwekker van de tuberculose gevonden.' Er bestaan bacteriën, die met- en die zonder zuurstof kunnen leven. De eerste bacteriën noemen we aëroob en de tweede anaëroob. In een Engelsche havenplaats viel een arbeider in het ruim, kreeg zware verwondingen; er kwam infectie bij en de man stierf. Een droevig geval, maar niet. on-alledaagsch ! Uit het bloed van dezen patiënt werd een bacterie gekweekt en vermoede lijk heeft in een over het ongeval opgemaakt rapport gestaan, dat een aërobe bacterie de oorzaak van een ingetreden bloedvergiftiging" was ge weest. Hieruit maakt een Engelsche courant een sensatiebericht van een halve kolom met een kwart kolom headlines". Nieuwe bacterie ont dekt, arbeider valt in het ruim, dokters constateeren infectie met een bacterie die zich met zuur stof voedt (feeds on oxygen). Kan men zich iets vreeselijkers denken, dan een bacterie, die zuurstof eet? En dergelijke nonsens vult dag in, dag uit, gansche kolommen. Is dat erg? Och neen, sommige dingen zijn erger. Maar onsmakelijk is het wel. Ik wil niet zeggen, dat alle couranten louter geleerde verhandelingen moeten bevatten; ik wil zelfs erkennen dat het heden ten dage moeilijk zou zijn alle sensatie er uit te houden, vooral seder* het Amerikaansche head lines"-systeem ook hier is ingevoerd. Maar dat is nog wat anders dan het publiek louter klinkklaren onzin voor te zetten en ze aan dien kost te wennen. Misschien doet liet niet veel kwaad, goed doet het zeker niet en het is minstens onaesthetisch. Zou het nu gewenscht zijn, den onzin er uit te laten en niets er voor in de plaats geven? Dat zou niet kunnen, om de eenvoudige reden, dat het publiek over medische onderwerpen gaarne wat weten wil. Dat heeft Prof. van Rijnberk blijkens de voorrede van het bovenbesproken beek bemerkt, en dat bemerkt iedereen, die dergelijke populair wetenschappelijke artikelen schrijft. De belangstelling van het publiek voor deze zaken is buitengemeen groot, men kan dat uit tal van aanwijzingen opmaken, maar o.a. ook uit brieven van lezers, die men telkens ontvangt. Zeker, men doet daarbij af en toe de ervaring op van den bovengeciteerden hoogleeraar en men bemerkt, dat iets in geheel verkeerde aarde geval len is, maar dat is uitzondering en dikwijls bemerkt men hoe het geschrevene is doorgedrongen tot plaatsen, waarvan men het niet vermoeden zou; doorgedrongen en begrepen. Toen ik ca. een jaar geleden een artikel geschre ven h::d over de door d'H.erelle ontdekte bacteriophaag en mij voor ik het weg zond ? nog had afgevraagd of het voor het gros van de lezers niet te ingewikkeld, te technisch was, kreeg ik tot mijn verbazing een brief van een eenvoudig werkman uit Amsterdam, waaruit mij bleek, dat hij niet alleen het artikel gelezen en begrepen had, maar dat hij zich zelfs gestooten had aan een onnauwkeurige of althans onvolledige uitdrukking, die ik gebezigd had omdat ik anders een («inschrijving had moeten geven, die naar ik vreesde te langdradig en vervelend zou worden. De belangstelling in medische onderwerpen is heden ten dage groot, het publiek wil er gaarne wat van weten. Vroeger heb ik er al eens op gewezen, dat het publiek daar ook wel recht op heeft, dus daar wil ik niet nog eens op terug komen. Hier constateer ik alleen, het publiek wil, en als we geen goede sigaren presenteeren, dan rooken ze slechte cigaretten. En nu vind ik het een goed ding, da* vele dagbladen en tijdschriften er toe zijn overgegaan zich medewerkers te verschaffen, die door hun beroep gemakkelijk in staat, zijn om artikelen te schrijven, die aan het publiek geven wat het graag wil, die niet geven wat beter onvermeld bleef en die geen onzin bevatten. Niet alleen bevatten deze artikelen naar we hopen zelf geen onzin, maar ze hebben nog een extra voordeel, ze hou den den nonsens eruit. Een blad, dat goede artikelen krijgen kan, heef t geen behoefte meer aan sensatieberichten over paddestoelen en tuberculose, over dokwerkers en zuurstofetende bacteriën. Men ziet thans in ons land, maar eveneens in Frankrijk, in Duitschland, Oostenrijk, Italiëen vermoedelijk ook elders voortdurend artikelen ver schijnen van vakmannen, soms zelfs mei heel beroemde namen, waardoor het publiek op de hoogte wordt gebracht van de belangrijke vraag stukken uit de verschillende gebieden. Hoe goed zoo iets werken kan, blijkt o.a. uit het volgende voorbeeld. Niet iang geieden vond een^Deensctf professor E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 ten nieuw middel legen tuberculose en in een ver gadering van de artsenvereeniging te Kopenhagen deelde hij de ervanngen omtrent het nieuwe genees middel een goudpreparaat mede. Zooiets blijft natuurlijk geen geheim en onmiddellijk gaan draadlooze berichten over deze nieuwe ontdekking naar alle groote dagbladen in de geheele wereld. Wanneer nu de vakmcnschen zich atzijdig houden en het minderwaardig vinden om populaire artike len ,,voor de courant" te schrijven, dan vvrdt een dergelijk bericht al of niet met een sensatiewekkend hoofd voorzien geplaatst in den vorm waarin het door een niei medischen verslag gever in Kopenhagen is opgegeven. Er is dus juist in een geval als dif alle kans. dat een onjuist en overdreven bericht in de courant verschijnt. Nu, dat gebeurt wel eens meer, maar in het als voorbeeld gekozen geval is dat extra ver keerd omdat door zulk een bericht bij duizenden tuberculoselijders en hun familie verwachtingen kunnen worden opgewekt, die later op groote teleurstelling nitloopen. uil is nadeeiig. ook dan, wanneer het nog niet zoo ver komt als met een blinden Amerikaan, die gelezen had dat in Frankrijk een dokter was die blindheid genezen kon, en maar dadelijk op de boot was gegaan en met een geleider naar Frankrijk gereisd om daar te hooren dat de methode voor zijn geval niet paste. Dergelijke dingen kunnen gebeuren, en gebeuren ook, indien een bericht als dat over liet Deensche tuberculosemiddel zonder commentaar of met het commentaar van een verslaggever in de courant komt. Enkele groote bladen volgden een beteren weg; zij zonden het bericht aan een vakman dien zij in die zaak competent achtten en vroegen hem om een kort artikel over het middel. In dat artikel was dan gelegenheid om uiteen te zetten, dat het zeer interessante proefnemingen zijn, dat echter het middel nog te gevaarlijk is voor algemeen gebruik, dat het publiek zich dus geen illusies moet maken enz., en op die wijze werd bereikt dat geschiedde hetgeen tot de taak van de pers behoort d.i. goede, zaakkundige inlichtingen verschaffen omtrent de belangrijke onderwerpen van den dag. Alles goed en wel", heb ik meer d:m eenmaal in ernst hooren zeggen, ,,maar als het publiek zooveel wijsheid uit de courant haalt, lijdt daardoor het prestige van den arts." Wel, daarop kan men twee dingen antwoorden. Hei eerste is: dan moet zulk een arts de courant ook maar lezen, als daar zaken bctrefl'-nde zijn beroep in staan die hij niet weet en eigenlijk we! weten moest (want anders zon toch nooit zijn pres tige er door kunnen lijden). En het tweede is: van een goed arts lijdt het prestige niet door derge lijke zaken; als het er wel door lijdt, dan was het toch al niet heel groot ! En tenslotte, ook voor den arts moet het een voordeel zijn, dat zijn patiënten, als zij zich dan toch inlichtingen over geneeskundige onderwerpen verschnfien, tenminste zno gocünio^el:;!; worden ingelicht. S T o R M v ,\ N L i: i-: u w t; N NIEUWE UITGAVEN De Nederlamische Boschbimw- Vereeniging gaf haar jaarverslagen van HUI 1924 in druk. De lezing van Dr. rdrnann, voor de leden en genoodigden der vereeniging in Mei 1923 gehouden, staat in deze uitgave geheel afgedrukt. De Geschiedenis van den Israëlitisclicn gi door wijlen B. W. COLEXBKANDEK. Groningen, P. Noordhoff. In de nalatenschap van den predikant B. W. Colenbrander, overleden in Mei 1923, bevond zich het handschrift van het hier aangekondigde boekje, dat de zoon van den overledene thans in opdracht zijner moeder in het licht geeft. Het schrijven er van was de liefste bezigheid van den rustenden predikant geweest in zijn hoogen ouderdom; liet handschrift kwam nog juist vóór zijn dood gereed. ROOKT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl