Historisch Archief 1877-1940
E flMSTE'KUAMMEH, WEEKBLAD VÜOR NEDERLAND
No. 2455
OVER HET
NUTVANPOPULAIRMEDISCHE ARTIKELEN
(Naar aanleiding van f Physiologische Brieven
door Dr. G. van Rijnberk. Erven F. Bohn,
Haarlem.)
Sedert den aanvang van 1921 schrijft Prof O.
van Rijnberk Physiologische brieven" in ,,de
Haagsche Post" en aangezien telkens en in ruime
mate gebleken (was) dat die brieven een breeden
kring van belangstellende lezers vonden", heeft
hij aan een herhaaldelijk aan hem gestelde vraag
voldaan en een veertigtal dezer brieven, in een boek
vereenigd, doen uitgeven.
Dit boekje bevat niet losse schetsen over
niteenloopende onderwerpen, maar de verschillende
brieven vormen een geheel en geven eigenlijk een
populaire physiologie van bloed, bloedsomloop,
spijsvertering, stofwisseling en energiewisseling.
Voorbeelden van titels der verschillende brieven"
zijn o.a. Pompfunctie van het hart; Van kauwen
en nog wat; Algemeen doel der spijsvertering;
Hoe dringt het voedsel door den darmwand
heen.
Prof. van Rijnberk bezit de gave dergelijke zaken
op heldere, duidelijke en zeer aangename wijze
te bespreken. Hij houdt zijn stijl in deze brieven
uiterst eenvoudig, zoodat hij ook voor minder
ontwikkelden begrijpelijk is zonder voor de meer
ontwikkelden vervelend te worden.
Deze gave is een aangenaam bezit en men kan
er nuttig werk mee doen.
Ik meen dat het niet onaardig is, naar aanleiding
van het besproken boek eens de vraag onder de oogen
te zien of dergelijke boeken, dergelijke brieven"
of artikelen over physiologische- of algemeen
medische onderwerpen inderdaad nuttig zijn.
Vooraf wil ik er dadelijk op wijzen, dat ik niet
van oordeel ben dat een ding bepaald nuttig"
moet zijn om recht van bestaan te hebben, in
tegendeel ! Maar ik koos het woord nuttig" meer
als tegenstelling tot het woord schadelijk",
waarmede sommige menschen deze popularisee
ring van wetenschap betitelen.
Kort geleden wees bij de aanvaarding van zijn
ambt een Hollandsen hoogleeraar op het gevaar
dat in dit populariseeren schuilt. Hij had vroeger
eens eenige artikels over kanker geschreven en
had daarbij de ervaring opgedaan, dat bij het
publiek gemakkelijk verkeerde voorstellingen ge
wekt kunnen worden, zij gaan zich soms ongerust
maken over de eenvoudigste verschijnselen, enz. en
deze hoogleeraar meende dan ook, dat het beter
was dergelijke zaken nog niet voor liet publiek
te behandelen, aangezien het er nog niet rijp voor is.
Ik wil toegeven, dat het heel moeilijk is om
zóó te schrijven dat niemand des schrijvers bedoe
ling misverstaat, zelfs aan Prof. van Rijnberk,
wiens duidelijken stijl ik boven reeds geroemd heb,
zal het evenals aan mij wel eens overkomen
dat hij naar aanleiding van een artikel een brief
van een lezer krijgt, waaruit blijkt, dat deze een
bepaald gezegde geheel verkeerd heeft opgevat of
er geheel verkeerde gevolgtrekkingen uit gemaakt
heeft. Dat overkomt niet alleen aan van Rijnberk
en mij, maar vermoedelijk aan iedereen die
over welk onderwerp ook in een dagblad of
tijdschrift schrijft. Het feit, dat sommigen niet
in staat zijn het meegedeelde te begrijpen, kan
geen reden zijn om verder maar te zwijgen, hoog
stens kan het er toe leiden om in den vervolge
nog voorzichtiger te zijn en hier en daar in het
artikel den lezer met een enkel woord te waar
schuwen voor een mogelijke verkeerde opvatting
van het geschrevene.
Of moeten we aannemen, dat het geheele
publiek, dat couranten en tijdschriften leest (of
althans het gros ervan) nog niet rijp is voor derge
lijke zaken?
Eén ding is zeker: wanneer een jongen met alle
geweld rooken wil enge belet hem goede cigaretten
te koopen, dan rookt hij zeker slechte.
Wanneer het publiek over physiologische
onderwerpen of over onderwerpen betreffende
ziekten en kwalen gaarne lezen wil en we bieden
hun niet het goede, dan lezen ze ongetwijfeld het
slechte. En dat slechte is gemakkelijk te vinden,
bijna in elke courant, zeer in het bijzonder in de
Engelsche en Amerikaansche bladen. De hoeveel
heid nonsens die vele dagbladen opnemen en
ik beperk mij hier nog alleen tot het gebied van de
geneeskunde is ongehoord groot. Ik heb vroeger
eens courantenuitknipsels verzameld, maar heb
ze later weggegooid. Enkele herinner ik mij nog.
In een Amerikaansch blad: eenjgroot sensatie
opschrift, belangrijke ontdekking over het ver
band tusschen tuberculose en paddestoelen. Ik
heb opgemerkt", had een verpleegster uit een
tuberculose-sanatoriuni tot een courantenverslaggever
gezegd, ,.dat altijd als in het gindsche bosch de pad
destoelen uitkomen, het met de patiënten slechter
gaat." Daarmede was voor deze courant een groote
ontdekking gedaan en een nieuwe verwekker van
de tuberculose gevonden.'
Er bestaan bacteriën, die met- en die zonder
zuurstof kunnen leven. De eerste bacteriën noemen
we aëroob en de tweede anaëroob.
In een Engelsche havenplaats viel een arbeider
in het ruim, kreeg zware verwondingen; er kwam
infectie bij en de man stierf. Een droevig geval,
maar niet. on-alledaagsch ! Uit het bloed van dezen
patiënt werd een bacterie gekweekt en vermoede
lijk heeft in een over het ongeval opgemaakt
rapport gestaan, dat een aërobe bacterie de oorzaak
van een ingetreden bloedvergiftiging" was ge
weest. Hieruit maakt een Engelsche courant een
sensatiebericht van een halve kolom met een
kwart kolom headlines". Nieuwe bacterie ont
dekt, arbeider valt in het ruim, dokters
constateeren infectie met een bacterie die zich met zuur
stof voedt (feeds on oxygen). Kan men zich iets
vreeselijkers denken, dan een bacterie, die zuurstof
eet?
En dergelijke nonsens vult dag in, dag uit,
gansche kolommen.
Is dat erg?
Och neen, sommige dingen zijn erger. Maar
onsmakelijk is het wel.
Ik wil niet zeggen, dat alle couranten louter
geleerde verhandelingen moeten bevatten; ik wil
zelfs erkennen dat het heden ten dage moeilijk
zou zijn alle sensatie er uit te houden, vooral seder*
het Amerikaansche head lines"-systeem ook hier
is ingevoerd. Maar dat is nog wat anders dan het
publiek louter klinkklaren onzin voor te zetten en ze
aan dien kost te wennen. Misschien doet liet niet
veel kwaad, goed doet het zeker niet en het is
minstens onaesthetisch.
Zou het nu gewenscht zijn, den onzin er uit te
laten en niets er voor in de plaats geven? Dat zou
niet kunnen, om de eenvoudige reden, dat het
publiek over medische onderwerpen gaarne wat
weten wil. Dat heeft Prof. van Rijnberk blijkens de
voorrede van het bovenbesproken beek bemerkt,
en dat bemerkt iedereen, die dergelijke populair
wetenschappelijke artikelen schrijft.
De belangstelling van het publiek voor deze
zaken is buitengemeen groot, men kan dat uit
tal van aanwijzingen opmaken, maar o.a. ook uit
brieven van lezers, die men telkens ontvangt.
Zeker, men doet daarbij af en toe de ervaring op
van den bovengeciteerden hoogleeraar en men
bemerkt, dat iets in geheel verkeerde aarde geval
len is, maar dat is uitzondering en dikwijls bemerkt
men hoe het geschrevene is doorgedrongen tot
plaatsen, waarvan men het niet vermoeden zou;
doorgedrongen en begrepen.
Toen ik ca. een jaar geleden een artikel geschre
ven h::d over de door d'H.erelle ontdekte
bacteriophaag en mij voor ik het weg zond ? nog had
afgevraagd of het voor het gros van de lezers niet
te ingewikkeld, te technisch was, kreeg ik tot mijn
verbazing een brief van een eenvoudig werkman uit
Amsterdam, waaruit mij bleek, dat hij niet alleen
het artikel gelezen en begrepen had, maar dat hij
zich zelfs gestooten had aan een onnauwkeurige
of althans onvolledige uitdrukking, die ik
gebezigd had omdat ik anders een («inschrijving
had moeten geven, die naar ik vreesde te langdradig
en vervelend zou worden.
De belangstelling in medische onderwerpen is
heden ten dage groot, het publiek wil er gaarne wat
van weten. Vroeger heb ik er al eens op gewezen,
dat het publiek daar ook wel recht op heeft, dus
daar wil ik niet nog eens op terug komen. Hier
constateer ik alleen, het publiek wil, en als we
geen goede sigaren presenteeren, dan rooken ze
slechte cigaretten.
En nu vind ik het een goed ding, da* vele
dagbladen en tijdschriften er toe zijn overgegaan
zich medewerkers te verschaffen, die door hun
beroep gemakkelijk in staat, zijn om artikelen te
schrijven, die aan het publiek geven wat het graag
wil, die niet geven wat beter onvermeld bleef en
die geen onzin bevatten. Niet alleen bevatten
deze artikelen naar we hopen zelf geen onzin,
maar ze hebben nog een extra voordeel, ze hou
den den nonsens eruit. Een blad, dat goede
artikelen krijgen kan, heef t geen behoefte meer aan
sensatieberichten over paddestoelen en tuberculose,
over dokwerkers en zuurstofetende bacteriën.
Men ziet thans in ons land, maar eveneens in
Frankrijk, in Duitschland, Oostenrijk, Italiëen
vermoedelijk ook elders voortdurend artikelen ver
schijnen van vakmannen, soms zelfs mei heel
beroemde namen, waardoor het publiek op de
hoogte wordt gebracht van de belangrijke vraag
stukken uit de verschillende gebieden.
Hoe goed zoo iets werken kan, blijkt o.a. uit
het volgende voorbeeld.
Niet iang geieden vond een^Deensctf professor
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELEFOON 125
ten nieuw middel legen tuberculose en in een ver
gadering van de artsenvereeniging te Kopenhagen
deelde hij de ervanngen omtrent het nieuwe genees
middel een goudpreparaat mede. Zooiets
blijft natuurlijk geen geheim en onmiddellijk gaan
draadlooze berichten over deze nieuwe ontdekking
naar alle groote dagbladen in de geheele wereld.
Wanneer nu de vakmcnschen zich atzijdig houden
en het minderwaardig vinden om populaire artike
len ,,voor de courant" te schrijven, dan vvrdt een
dergelijk bericht al of niet met een
sensatiewekkend hoofd voorzien geplaatst in den vorm
waarin het door een niei medischen verslag
gever in Kopenhagen is opgegeven.
Er is dus juist in een geval als dif alle kans.
dat een onjuist en overdreven bericht in de courant
verschijnt. Nu, dat gebeurt wel eens meer, maar in
het als voorbeeld gekozen geval is dat extra ver
keerd omdat door zulk een bericht bij duizenden
tuberculoselijders en hun familie verwachtingen
kunnen worden opgewekt, die later op groote
teleurstelling nitloopen. uil is nadeeiig. ook
dan, wanneer het nog niet zoo ver komt als
met een blinden Amerikaan, die gelezen had dat in
Frankrijk een dokter was die blindheid genezen
kon, en maar dadelijk op de boot was gegaan en
met een geleider naar Frankrijk gereisd om daar te
hooren dat de methode voor zijn geval niet paste.
Dergelijke dingen kunnen gebeuren, en gebeuren
ook, indien een bericht als dat over liet Deensche
tuberculosemiddel zonder commentaar of met
het commentaar van een verslaggever in de
courant komt. Enkele groote bladen volgden
een beteren weg; zij zonden het bericht aan een
vakman dien zij in die zaak competent achtten en
vroegen hem om een kort artikel over het middel.
In dat artikel was dan gelegenheid om uiteen te
zetten, dat het zeer interessante proefnemingen
zijn, dat echter het middel nog te gevaarlijk is
voor algemeen gebruik, dat het publiek zich dus
geen illusies moet maken enz., en op die wijze werd
bereikt dat geschiedde hetgeen tot de taak van de
pers behoort d.i. goede, zaakkundige inlichtingen
verschaffen omtrent de belangrijke onderwerpen
van den dag.
Alles goed en wel", heb ik meer d:m eenmaal in
ernst hooren zeggen, ,,maar als het publiek zooveel
wijsheid uit de courant haalt, lijdt daardoor het
prestige van den arts."
Wel, daarop kan men twee dingen antwoorden.
Hei eerste is: dan moet zulk een arts de courant
ook maar lezen, als daar zaken bctrefl'-nde zijn
beroep in staan die hij niet weet en eigenlijk we!
weten moest (want anders zon toch nooit zijn pres
tige er door kunnen lijden). En het tweede is:
van een goed arts lijdt het prestige niet door derge
lijke zaken; als het er wel door lijdt, dan was het
toch al niet heel groot !
En tenslotte, ook voor den arts moet het een
voordeel zijn, dat zijn patiënten, als zij zich dan
toch inlichtingen over geneeskundige onderwerpen
verschnfien, tenminste zno gocünio^el:;!; worden
ingelicht.
S T o R M v ,\ N L i: i-: u w t; N
NIEUWE UITGAVEN
De Nederlamische Boschbimw- Vereeniging gaf
haar jaarverslagen van HUI 1924 in druk. De
lezing van Dr. rdrnann, voor de leden en
genoodigden der vereeniging in Mei 1923 gehouden,
staat in deze uitgave geheel afgedrukt.
De Geschiedenis van den Israëlitisclicn gi
door wijlen B. W. COLEXBKANDEK. Groningen,
P. Noordhoff.
In de nalatenschap van den predikant B. W.
Colenbrander, overleden in Mei 1923, bevond
zich het handschrift van het hier aangekondigde
boekje, dat de zoon van den overledene thans in
opdracht zijner moeder in het licht geeft. Het
schrijven er van was de liefste bezigheid van den
rustenden predikant geweest in zijn hoogen
ouderdom; liet handschrift kwam nog juist vóór
zijn dood gereed.
ROOKT