De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 31 januari pagina 12

31 januari 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2486 UTRECHT'S OUDERE EN NIEUWERE BOUWKUNST DE DOMTOREN. Gelijk de bladen reeds meldden, werd den 13den dezer maand de oude Bisschopsstad met de in schrijving van haar ISO.OOOsten inwoner verblijd. In 1822 bedroeg het aantal inwoners 34-duizend, in 187665-duizend. Binnen de vijftig jaar meer dan verdubbelde dus de bevolking; zij nam met 130 pCt. toe. Voorwaar geen kleinigheid. Maar weinig steden van Nederland trouwens bieden zoo groote natuurlijke ontwikkelingsmooglijkheden als Utrecht, dat, als het werklijk middenpunt van ons land, reeds van de oudste tijden af een voornaam centrum voor handel en verkeer en niet minder voor het geestlijk leven vormde. Doch vooral na den aanleg der Nederlandsche spoorwegen ontwikkelt zich deze plaats steeds meer tot een der belangrijkste verzamel punten. Uit dit bekende feit volgt als vanzelf, dat Utrecht met zijn banlieu op den duur ook een der voornaamste woon-centra van ons land worden zal. Niets is er , dat zich daartegen verzet. Integen deel. Zijn omstreken zijn prachtig en vol afwisse ling: hooge zandgronden, heiden en bosschen naar het Oosten; kleigronden, venen en plassen naar den anderen kant. Rechts begrensd door het Gooi, den Utrechtschen heuvelrug met verderop de Geldersche vallei; links door onafzienbare, vruchtbare weilanden en water, opent deze stad overdenkt, hoe het geheele middengedeelte van dit plein eertijds door het middenschip en de zij beuken van den Dom ingenomen werd. Dit ge deelte van de machtige cathedraal werd in de 17de eeuw door een ramp verwoest; niet echter door brand, gelijk dit bij nagenoeg alle middeleeuwsche cathedralen, en dat soms zelfs meerdere malen achtereen, plaats vond. Het vorig jaar was het juist 250 jaar geleden, dat dit deel van den bouw ineenstortte, doordat de stad een onheil trof, als waarvan de historie dezer landen slechts zeer weinig voorbeelden aanwijzen kan. Het was die beruchte vreesclijke storm, die (volgens Godfrieds Cronyk) in een groot kwar tier, of een klein half uur, de gansche Stadt als tot een puynhoop deed geraken, en waarbij de Domkerk ten eenenmale werd geruïneerd, te weten van den toren af tot aan het koor, zulks dat de pilaren niet hooger dan zes a zeven voet van den grond staande bleven". Het was op Woensdag l Augustus 1674, 's avonds omstreeks half acht, dat een orkaan begon te woeden, vermengd met donder, bliksem en regen, zoodanig, dat het aardrijk zich scheen te bewegen en alles onderst boven gekeerd dreigde te worden, terwijl de desolaatheid der stad zich met geene penne beschrijven liet. De huizen, die aan de daken, spitsen en gevels schade leden, zijn zeer menigvuldig in getal, en weinig groote gebouwen daarvan bevrijd gi bleven, zoodat men op verscheidene plaatsen in de stad door de puinhoopen de straten kwalijk passeeren kon; ja, dat allergrootste, oude, kostelijke en door 't gansche spreken, evenals we dit binnenkort het Administra tiegebouw hopen te doen. Bij alle drie deze belangrijke bouwwerken voert ons nationale bouwmateriaal bij uitnemend heid, de baksteen, den hoofdtoon. Deze materiaal keuze, op de eerste plaats, dient reeds dadelijk gewaardeerd; want zij is even oeconomisch als logisch. Baksteen is niet alleen de goedkoopste, maar ook de duurzaamste bouwstof; geen natuur steen die haar in dit opzicht overtreft. Aan het Administratiegebouw is deze keuze het strengst doorgevoerd, en dit bouwwerk toont daardoor van de drie het duidlijkst, wat met de toepassing, zoo in- als uitwendig, van nagenoeg alleen baksteen te bereiken valt. Doch ook bij de beide andere bouwwerken werd van natuursteen slechts een sober gebruik gemaakt. Lijkt het gebruik van baksteen voor gewone gebouwen even natuurlijk als voor de hand lig gend, voor belangrijker, en vooral voor openbare bouwwerken scheen men haar tot voor kort niet voornaam, niet deftig genoeg te vinden. Als bij zooveel andere gewichtige vraagstukken, de Bouw kunst betreffende, waren het Cuypers en na dezen Berlage, die de beoefenaars dezer kunst tot geheel andere en betere gedachten brachten. Niet velen zullen er meer gevonden worden, die de hooge beteekenis der baksteen ook voor de monumentale kunst thans nog zullen of durven ontkennen. En zoo in zeer veel gevallen in de toepassing van dit materiaal, wat de aesthetische werking ervan betreft, nog gefaald wordt, dan dient de schuld hiervan niet aan de [baksteen maar aan de ge bruikers ervan te worden geweten. Postkantoor Utrecht met haar omstreken voor de naaste toekomst wijdsche perspectieven. Niet voldoende is het echter, dat een stad groot wordt en zich aldoor maar blijft uitbreiden; tevens dient zij ook als woon-stad steeds aangenamer, schooner, gezelliger, beter te worden. Wat schoon heid betreft, was Utrecht reeds van oudsher een der voornaamste steden van ons land, gelijk het dit in vele opzichten ook nu nog is; al werd ook hier, evenals overal elders, gedurende den loop der 19de eeuw, en soms ook thans helaas nog, onnoemlijk veel geschonden. Het ware middenpunt van Utrecht vormt de Dom met zijn onvergelijkelijken toren. Ha ! wat een prachtig hart heeft deze al-oude stad ! Want deze toren is een nig kunstwerk, waarop zij terecht trotsch mag wezen. Van uren ver in den om trek trekt hij het oog. Hem aldus van verre ziende, verheugt men zich en verlangt onbewust hem steeds naderbij te komen. Aldus werkt alle echte kunst. Ware kunstwerken zijn magnetisch in den vollen zin van 't woord. Zij trekken ons tot zich met onweerstaanbare macht. Deze Domtoren (gebouwd van 1321 tot 1382) is niet alleen de hoogste (110 M.), hij is ook een der schoonste, zoo niet de schoonste van ons land. Bijzonder slank, struisch, rijzig; zonder als een verrekijker overdreven uitgerekt te zijn. Volmaakt in evenwicht is hij, evenals de toren van Rhenen; maar daarbij tevens monumentaler dan de laatste. Deze beide zijn de juweelen van ons land; ofschoon ook vele andere hier niet vergeten mogen worden. De Domtoren van Utrecht heeft, naar men weet, de merkwaardigheid, dat hij geheel op zichzelf staat en daardoor te schooner en machtiger tot zijn recht komt. Een eigenaardige sensatie wekt het, wanneer men op het open plein tusschen den toren en het overgebleven deel van de kerk staat en daarbij Gevel aan de Oude Gracht Postkantoor Utrecht Gevel aan de Neude Christenrijk vermaarde gebouw, hetgeen zoo menige eeuwen gestaan heeft, de Domkerk, is meer dan de helft, met de schoone pilaren, inge stort, tot nagenoeg bij den Preekstoel toe,.en daar door onbruikbaar gemaakt; doch de Toren is blijven staan. ..." De Toren is blijven staan ! Is het niet uiterst merkwaardig, dat hij bij dezen vreeslijken storm gespaard bleef? Evenals de hoogste boomen vatten ook de hoogste torens den meesten wind. Doch evenals de eerste, schijnen ook de laatste daarop berekend te zijn. Moge Utrecht's St. Maartenstoren nog vele eeuwen trotseeren ! HET NIEUWE POSTKANTOOR. Wat al belangrijke openbare gebouwen werden de laatste 50 jaar in Utrecht niet gesticht ! Stations, administratiegebouwen der spoorwegen, academische ziekenhuizen, Universiteitsgebouwen, enz. Helaas zijn daaronder maar weinig werken, die om hun schoonheid genoemd kunnen worden. Welke prachtige gelegenheden voor de ontwikke ling onzer monumentale nationale Bouwkunst gingen aldus teloor.... De laatste jaren begint daar gelukkig verande ring in te komen. In deze stad werden den jongsten tijd eenige bouwwerken gesticht, welke ook hier hoop geven voor een betere toekomst. De belangrijkste daaronder zijn het nieuwe Administratiegebouw der Nederlandsche Spoor wegen, het Jaarbeursgebouw en het thans nage noeg geheel voltooide Postkantoor, het laatste ontworpen door architect J. Crouwel Jr. Aan het Jaarbeursgebouw mochten we in deze kolommen reeds vroeger een studie wijden; we zullen nu in 't kort het nieuwe Postkantoor beEen der groote dingen waarin het verschil tus schen de voortbrengselen der nieuwere Bouwkunst en die der voorafgaande periode zich ook voor den niet-deskundige verder duidlijk manifesteert, bestaat in den vorm en in de plaatsing der ramen en vensters. De vroegere conceptiewijze zou men de Klas sieke kunnen noemen, gelijk deze na het Gothisch tijdperk allerwege over de wereld door de Renais sance toegepast werd. Deze raamverdeeling was zoo regelmatig mooglijk. Alle vensters zijn verdiepingsgewijs gelijk; en dit geldt ook voor hun onderlinge afstanden zooveel mooglijk. Een dergelijke vensterverdeeling geeft onge twijfeld iets statigs en regelmatigs; zij is even wichtig, doch eveneens monotoon. Oppervlakkig gezien, gelijken daardoor alle gebouwen dier periode meer of minder op elkaar; en al moge dat in werklijkheid ook niet zoo zijn, de speling van het vernuft wordt in zijn beste uitingen door deze zucht tot gelijkvormigheid te veel bedwongen. Mér dan de geniale vinding geldt hier de zuiver opgeloste rekensom; hetgeen in de laat-Renaissance, de vervalperiode, al heel sterk aan 't licht treedt. De cardinale, zoowel praktische als aesthetische fout dezer conceptiewijze schuilt hierin, dat mel de onderling zeer verschillende afmetingen en bestemmingen der inwendige ruimten, aldus niet voldoende rekening gehouden kon worden. Zoo kregen kleine vertrekken n raam (soms een PARK-HOTEL ROTTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl