Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2486
UTRECHT'S OUDERE EN
NIEUWERE BOUWKUNST
DE DOMTOREN.
Gelijk de bladen reeds meldden, werd den 13den
dezer maand de oude Bisschopsstad met de in
schrijving van haar ISO.OOOsten inwoner verblijd.
In 1822 bedroeg het aantal inwoners 34-duizend,
in 187665-duizend. Binnen de vijftig jaar meer dan
verdubbelde dus de bevolking; zij nam met 130
pCt. toe. Voorwaar geen kleinigheid.
Maar weinig steden van Nederland trouwens
bieden zoo groote natuurlijke
ontwikkelingsmooglijkheden als Utrecht, dat, als het werklijk
middenpunt van ons land, reeds van de oudste
tijden af een voornaam centrum voor handel en
verkeer en niet minder voor het geestlijk leven
vormde. Doch vooral na den aanleg der
Nederlandsche spoorwegen ontwikkelt zich deze plaats
steeds meer tot een der belangrijkste verzamel
punten.
Uit dit bekende feit volgt als vanzelf, dat
Utrecht met zijn banlieu op den duur ook een der
voornaamste woon-centra van ons land worden
zal. Niets is er , dat zich daartegen verzet. Integen
deel. Zijn omstreken zijn prachtig en vol afwisse
ling: hooge zandgronden, heiden en bosschen
naar het Oosten; kleigronden, venen en plassen
naar den anderen kant. Rechts begrensd door het
Gooi, den Utrechtschen heuvelrug met verderop
de Geldersche vallei; links door onafzienbare,
vruchtbare weilanden en water, opent deze stad
overdenkt, hoe het geheele middengedeelte van dit
plein eertijds door het middenschip en de zij
beuken van den Dom ingenomen werd. Dit ge
deelte van de machtige cathedraal werd in de
17de eeuw door een ramp verwoest; niet echter
door brand, gelijk dit bij nagenoeg alle
middeleeuwsche cathedralen, en dat soms zelfs meerdere
malen achtereen, plaats vond.
Het vorig jaar was het juist 250 jaar geleden,
dat dit deel van den bouw ineenstortte, doordat
de stad een onheil trof, als waarvan de historie
dezer landen slechts zeer weinig voorbeelden
aanwijzen kan.
Het was die beruchte vreesclijke storm, die
(volgens Godfrieds Cronyk) in een groot kwar
tier, of een klein half uur, de gansche Stadt als
tot een puynhoop deed geraken, en waarbij de
Domkerk ten eenenmale werd geruïneerd, te
weten van den toren af tot aan het koor, zulks
dat de pilaren niet hooger dan zes a zeven voet
van den grond staande bleven".
Het was op Woensdag l Augustus 1674,
's avonds omstreeks half acht, dat een orkaan
begon te woeden, vermengd met donder, bliksem
en regen, zoodanig, dat het aardrijk zich scheen
te bewegen en alles onderst boven gekeerd
dreigde te worden, terwijl de desolaatheid der stad
zich met geene penne beschrijven liet. De huizen,
die aan de daken, spitsen en gevels schade leden,
zijn zeer menigvuldig in getal, en weinig groote
gebouwen daarvan bevrijd gi bleven, zoodat men
op verscheidene plaatsen in de stad door de
puinhoopen de straten kwalijk passeeren kon; ja, dat
allergrootste, oude, kostelijke en door 't gansche
spreken, evenals we dit binnenkort het Administra
tiegebouw hopen te doen.
Bij alle drie deze belangrijke bouwwerken
voert ons nationale bouwmateriaal bij uitnemend
heid, de baksteen, den hoofdtoon. Deze materiaal
keuze, op de eerste plaats, dient reeds dadelijk
gewaardeerd; want zij is even oeconomisch als
logisch. Baksteen is niet alleen de goedkoopste,
maar ook de duurzaamste bouwstof; geen natuur
steen die haar in dit opzicht overtreft.
Aan het Administratiegebouw is deze keuze
het strengst doorgevoerd, en dit bouwwerk toont
daardoor van de drie het duidlijkst, wat met de
toepassing, zoo in- als uitwendig, van nagenoeg
alleen baksteen te bereiken valt. Doch ook bij de
beide andere bouwwerken werd van natuursteen
slechts een sober gebruik gemaakt.
Lijkt het gebruik van baksteen voor gewone
gebouwen even natuurlijk als voor de hand lig
gend, voor belangrijker, en vooral voor openbare
bouwwerken scheen men haar tot voor kort niet
voornaam, niet deftig genoeg te vinden. Als bij
zooveel andere gewichtige vraagstukken, de Bouw
kunst betreffende, waren het Cuypers en na dezen
Berlage, die de beoefenaars dezer kunst tot geheel
andere en betere gedachten brachten. Niet velen
zullen er meer gevonden worden, die de hooge
beteekenis der baksteen ook voor de monumentale
kunst thans nog zullen of durven ontkennen.
En zoo in zeer veel gevallen in de toepassing van
dit materiaal, wat de aesthetische werking ervan
betreft, nog gefaald wordt, dan dient de schuld
hiervan niet aan de [baksteen maar aan de ge
bruikers ervan te worden geweten.
Postkantoor Utrecht
met haar omstreken voor de naaste toekomst
wijdsche perspectieven.
Niet voldoende is het echter, dat een stad groot
wordt en zich aldoor maar blijft uitbreiden; tevens
dient zij ook als woon-stad steeds aangenamer,
schooner, gezelliger, beter te worden. Wat schoon
heid betreft, was Utrecht reeds van oudsher een
der voornaamste steden van ons land, gelijk het
dit in vele opzichten ook nu nog is; al werd ook
hier, evenals overal elders, gedurende den loop der
19de eeuw, en soms ook thans helaas nog,
onnoemlijk veel geschonden.
Het ware middenpunt van Utrecht vormt de
Dom met zijn onvergelijkelijken toren. Ha ! wat
een prachtig hart heeft deze al-oude stad ! Want
deze toren is een nig kunstwerk, waarop zij
terecht trotsch mag wezen. Van uren ver in den om
trek trekt hij het oog. Hem aldus van verre ziende,
verheugt men zich en verlangt onbewust hem
steeds naderbij te komen. Aldus werkt alle echte
kunst. Ware kunstwerken zijn magnetisch in
den vollen zin van 't woord. Zij trekken ons tot
zich met onweerstaanbare macht.
Deze Domtoren (gebouwd van 1321 tot 1382)
is niet alleen de hoogste (110 M.), hij is ook een
der schoonste, zoo niet de schoonste van ons land.
Bijzonder slank, struisch, rijzig; zonder als een
verrekijker overdreven uitgerekt te zijn. Volmaakt
in evenwicht is hij, evenals de toren van Rhenen;
maar daarbij tevens monumentaler dan de laatste.
Deze beide zijn de juweelen van ons land; ofschoon
ook vele andere hier niet vergeten mogen worden.
De Domtoren van Utrecht heeft, naar men weet,
de merkwaardigheid, dat hij geheel op zichzelf
staat en daardoor te schooner en machtiger tot
zijn recht komt.
Een eigenaardige sensatie wekt het, wanneer
men op het open plein tusschen den toren en het
overgebleven deel van de kerk staat en daarbij
Gevel aan de Oude Gracht
Postkantoor Utrecht
Gevel aan de Neude
Christenrijk vermaarde gebouw, hetgeen zoo
menige eeuwen gestaan heeft, de Domkerk, is
meer dan de helft, met de schoone pilaren, inge
stort, tot nagenoeg bij den Preekstoel toe,.en daar
door onbruikbaar gemaakt; doch de Toren is
blijven staan. ..."
De Toren is blijven staan !
Is het niet uiterst merkwaardig, dat hij bij
dezen vreeslijken storm gespaard bleef? Evenals
de hoogste boomen vatten ook de hoogste torens
den meesten wind. Doch evenals de eerste, schijnen
ook de laatste daarop berekend te zijn.
Moge Utrecht's St. Maartenstoren nog vele
eeuwen trotseeren !
HET NIEUWE POSTKANTOOR.
Wat al belangrijke openbare gebouwen werden
de laatste 50 jaar in Utrecht niet gesticht !
Stations, administratiegebouwen der spoorwegen,
academische ziekenhuizen, Universiteitsgebouwen,
enz. Helaas zijn daaronder maar weinig werken,
die om hun schoonheid genoemd kunnen worden.
Welke prachtige gelegenheden voor de ontwikke
ling onzer monumentale nationale Bouwkunst
gingen aldus teloor....
De laatste jaren begint daar gelukkig verande
ring in te komen. In deze stad werden den jongsten
tijd eenige bouwwerken gesticht, welke ook hier
hoop geven voor een betere toekomst.
De belangrijkste daaronder zijn het nieuwe
Administratiegebouw der Nederlandsche Spoor
wegen, het Jaarbeursgebouw en het thans nage
noeg geheel voltooide Postkantoor, het laatste
ontworpen door architect J. Crouwel Jr.
Aan het Jaarbeursgebouw mochten we in deze
kolommen reeds vroeger een studie wijden; we
zullen nu in 't kort het nieuwe Postkantoor
beEen der groote dingen waarin het verschil tus
schen de voortbrengselen der nieuwere Bouwkunst
en die der voorafgaande periode zich ook voor
den niet-deskundige verder duidlijk manifesteert,
bestaat in den vorm en in de plaatsing der ramen
en vensters.
De vroegere conceptiewijze zou men de Klas
sieke kunnen noemen, gelijk deze na het Gothisch
tijdperk allerwege over de wereld door de Renais
sance toegepast werd. Deze raamverdeeling was
zoo regelmatig mooglijk. Alle vensters zijn
verdiepingsgewijs gelijk; en dit geldt ook voor hun
onderlinge afstanden zooveel mooglijk.
Een dergelijke vensterverdeeling geeft onge
twijfeld iets statigs en regelmatigs; zij is even
wichtig, doch eveneens monotoon. Oppervlakkig
gezien, gelijken daardoor alle gebouwen dier
periode meer of minder op elkaar; en al moge dat
in werklijkheid ook niet zoo zijn, de speling van
het vernuft wordt in zijn beste uitingen door deze
zucht tot gelijkvormigheid te veel bedwongen.
Mér dan de geniale vinding geldt hier de zuiver
opgeloste rekensom; hetgeen in de
laat-Renaissance, de vervalperiode, al heel sterk aan 't licht
treedt.
De cardinale, zoowel praktische als aesthetische
fout dezer conceptiewijze schuilt hierin, dat mel
de onderling zeer verschillende afmetingen en
bestemmingen der inwendige ruimten, aldus niet
voldoende rekening gehouden kon worden. Zoo
kregen kleine vertrekken n raam (soms een
PARK-HOTEL
ROTTERDAM