Historisch Archief 1877-1940
No. 2487
Zaterdag 7 Februari
A o. 1925
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TREN1T
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
HET VERDRAG TUSSGHEN JAPAN EN
RUSLAND
Er zijn vele goede redenen te noemen, waarom het onverstandig
is, haat tusschen volken te kweeken en een soort van erfelijke
vijandschap te stoken.
Al dadelijk deze: dat je nooit kunt weten, wat de toekomst in
haar schoot bergt, en of je misschien nog niet eens dikke maatjes
zult worden met je vroegeren erfvijand.
In sommige perioden van de geschiedenis lijkt het, alsof de
internationale betrekkingen in vaste en blijvende vormen zijn
geraakt; de groote mogendheden groepeeren zich in verbonden,
die een langen levensduur schijnen te zullen hebben, omdat men
zich niet kan voorstellen, dat de belangen, die de verschillende
staten te zamen binden of tegenover elkaar scharen, eenmaal
zullen ophouden zich te doen gelden.
Zulk een periode heeft men in de Europeesche geschiedenis
beleefd na den val van Napoleon, na het Congres van Weenen;
eerst de Krim-oorlog heeft toen een groote verschuiving van den
internationalen toestand te weeg gebracht en de veranderingen
in de politieke wereld mogelijk gemaakt, die omstreeks 1870 zich
definitief hebben voltrokken; zonder dien oorlog kan men zich
het tot stand komen van de Italiaansche en Duitsche eenheid
moeilijk voorstellen, zou men althans geheel andere wegen hebben
moeten inslaan om dit doel te bereiken.
Ook in de jaren, die aan den wereldoorlog voorafgingen, scheen
een toestand van evenwicht te zijn verkregen. De Triple-Alliantie
tusschen Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en Italiëhad
geruimen tijd de Europeesche politiek beheerscht; tegenover deze,
toen nog vast aaneengesloten groep stond geen andere constellatie
van groote mogendheden. Eerst na 1890 begon de toenadering
van Rusland tot Frankrijk, die weldra tot een verbond zou leiden;
toen Engeland, onder de regeering van Eduard VII, zijn oude
geschillen met Rusland en Frankrijk bijlegde en de Triple-Entente
werd gevormd, scheen de balans in evenwicht te zijn gekomen;
men vleide zich met de hoop, dat de beide verbonden geen offensief
doel nastreefden en in macht voldoende tegen elkaar opwogen,
om elkaar in bedwang te houden; er heerschte een toestand,
wel is waar van gewapenden vrede, en de noodzakelijkheid om
gelijken tred te houden met de bewapening van de tegenpartij
eischte steeds zwaarder offers, maar de vrede in het eigenlijke
Europa werd ten minste niet verstoord en de uitbarsting van den
wereldoorlog was voor verreweg de meesten een niet vermoede
gebeurtenis.
De wereldoorlog en zijne gevolgen hebben de internationale
betrekkingen weer vlottend gemaakt. Nieuwe Staten zijn gevormd;
van de oude zijn sommige totaal veranderd; wie nu van Duitsch
land, van Oostenrijk, van Rusland spreekt, moet aan die namen
geheel andere begrippen verbinden dan er vóór 1914 door werden
uitgedrukt; ja, ook het Engeland en Frankrijk van nu zijn niet
meer dezelfde Staten als van vóór den oorlog.
Voor den tijdgenoot is het uitermate moeilijk, de waarde der
gebeurtenissen in de wereld der internationale politiek te schatten,
vooral in een tijd als de onze, nu er bij de nieuwe factoren, waar
mede gerekend moet worden, zooveel onbekenden zijn. Om er maar
n te noemen: hoevelen onzer kunnen zich een juiste voorstelling
vormen van het hedendaagsche Rusland, van de innerlijke kracht
der Sovjet-republiek, van de kracht, die zij eventueel ook naar
buiten zou kunnen ontwikkelen ?
Maar, hoe bezwaarlijk het ook moge vallen, den groei van het
nieuwe te volgen en het vermogen om te blijven leven ervan te
schatten, hoe verward en hoe duister het heden ook moge schijnen,
af en toe licht er een gebeurtenis op, die het voor ieder althans
duidelijk maakt, in welk een geheel andere wereld we leven,
welk een grondige opruiming is gehouden onder de toestanden
van vóór den oorlog op internationaal gebied.
Zulk een gebeurtenis is het verdrag, dat Japan dezer dagen
met Rusland heeft gesloten.
Toen Japan, in de laatste decade van de vorige eeuw, de vruch
ten wilde plukken van den arbeid, dien het een generatie lang had
verricht om zich te hervormen tot een staat naarEuropeesch model,
een expansie ging zoeken op het vasteland van Azië, geraakte het
in botsing met China, maar vooral met Rusland.
Het was Rusland dat, in samenwerking met Duitschland en
Frankrijk, Japan belette het volle gebruik te maken van de
overwinning, die het in den oorlog van 1894?95 op China had
behaald.
Het was Rusland, dat zich nestelde in Port-Arthur, nadat het
Japan had gedwongen, deze begeerde haven te ontruimen; het
was Rusland, dat de hand uitstrekte naar Korea en Mantsjoerije
en Japan overal den voet dwars zette.
Japan zou het niet gewaagd hebben, den kamp met dezen
geduchten tegenstander aan te binden, indien het, door een ver
bond met Engeland, er niet zeker van ware geweest, dat geen andere
mogendheid zich in den strijd zou mengen. Door den oorlog van
1905 toonde het zijn militaire superioriteit boven Rusland; aan het
Oost-Aziatische avontuur" van dit rijk kwam een einde; het
keek voortaan niet meer Oost-, maar Westwaarts, naar het
Balkanschiereiland; het voerde van nu af alleen Europeesche
politiek.
Uit vrees voor Rusland heeft Engeland geholpen tot de
grootmaking van Japan. Daarvoor kreeg het de belooning tijdens den
wereldoorlog, toen Japan eerst de veiligheid van de vaart op den
Grooten Oceaan, later die van de transporten in den Indischen
Oceaan en de Middellandsche Zee verzekerde.
Maar na dien oorlog begint de verkoeling. Engeland had nu
meer rekening te houden met de Vereen. Staten en met zijne
Dominions, die Japan vijandig gezind zijn. Het vreesde nadeel
voor zijn eigen belangen bij toenemenden invloed van Japan op
het vasteland van Azië; het steunde China in zijn verzet tegen
de 21 eischen" van Japan, die, zoo zij alle ingewilligd waren,
het eerste rijk bijna tot een vasal van het laatste zouden hebben
gemaakt; het zegde eindelijk, tijdens de conferentie van Washing
ton, het verdrag met Japan op; het gaat een vlootbasis bouwen te
Singapore.
Terwijl Japan zijn vroegeren bondgenoot verliest, sluit het
vriendschap met zijn ouden vijand.
Voor zooverre men de bepalingen van het Russisch-Japansche
verdrag kent een voorbehoud, dat hier wel zeer uitdrukkelijk
moet worden gemaakt doet Japan geen slechten koop: het
verwerft belangrijke economische concessies, met name het recht
tot exploitatie van de helft van de petroleum en kolen op Sachalin.
Beide staten verzekeren elkaar een welwillende onzijdigheid in
geval van oorlog; hoe Japan zulk een toezegging kan rijmen
met zijn verplichtingen als lid van den Volkenbond, is niet geheel
duidelijk; de belofte van onzijdigheid, die Rusland geeft, verzekert
in elk geval aan Japan, dat het niet in den rug zal worden bestookt,
wanneer het oorlog te voeren heeft.
Tegen wie ? Tegen Engeland en de Vereen. Staten? Misschien
koestert het zulke plannen niet; maar wie kan zeggen, welken loop
de gebeurtenissen in China zullen nemen? Zoo andere mogend
heden zich genoodzaakt zagen, in te grijpen, zou Japan geen
toeschouwer kunnen blijven.
Maar dit zijn gissingen. Zekerheid is alleen, dat Japan een
verdrag heeft aangegaan met de Sovjet-republiek: voor deze
laatste een diplomatiek succes van niet geringe beteekenis.
Anderhalf jaar geleden schreef Hanihara, Japan's vertegen
woordiger op de conferentie te Washington, nog: de
Bolsjewieksche opvattingen van internationale politiek en hunne diplomatieke
praktijken maken het buitengemeen moeilijk, een basis te vinden
voor de oplossing van de strijdvragen tusschen Rusland en Ja
pan".
Wanneer desondanks, korten tijd na het bekend worden van
de poging der holsjewieken om een communistisch complot in
Engeland aan te stoken, de Japansche regeering een verdrag met
de Sovjet-republiek aangaat, zal zij daartoe wel dringende redenen
hebben.
K E R N K A M ?