De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 7 februari pagina 13

7 februari 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2487 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Enkele van Van Vlijmen's portretten in de kunstzaal Fetter Een hoekje van Van^Vlijmen's tentoonstelling PORTRETTEN, door B. VAN VLIJMEN. Bij Felter, Weteringschans. Er zijn groote kunstenaars, die het u niet in uw hoofd opkomt te benijden. Hun werk is te vol van martelingen, van de smarten der geboorte. Er zijn er ook veel minder groote, wier praestaties ge niet zonder een heimelijke afgunst beschouwt. Dat zijn de gemakkelijke werkers, de uit hunmouw-sch.udders, de gelukkigen die een eenzij dige, maar een kant-en-klare, een afgercnde be gaafdheid meekiegen, wier talent voor een ieder, voor den kunstzinnige en zijn tegenvoeter er dik boven opliet. Van de laatsten is Van Vlijmen een typisch voorbeeld. Hij is een geboren teekenaar. Het doet er niet toe dat er tientallen zijn geweest die anders en beter teekenden. Van Vlij men is een geboren teckenaar in :ijn wort. Hij heeft het oog dat scherp ziet en de hand. die raak opschrijft. Hij aarzelt niet. Hij begint en voltooit. Voor overwegingen, bespiegelingen, voor denken heeft hij geen tijd. Hij geeft wat h'j ziet. H1] ziet zooals velen zien, duizenden wellicht. Maar hij heeft boven die duizenden voor, dat hij kan telkenen. Al die kleine portretjes van bekende tijdgenooten doen het, zitten goed in elkaar, staan goed in 't vierkant, lijken goed. Ze zijn vlug geteekend, niet nerveus maar secuur. De zekere snelheid is misschien hun grootste verdienste. Er is weinig warmte in, weinig humor; een koele nap.r het cynische neigende geest met een omvilJekeurige drang naar de caricatiuir. Spot, geen lach met een traan. Ongetwijfeld houdt de colorist geen gelijken tred met den teekenaar. De kleur, vooral in de aquarel, is eerder grot. Maar toch, het portret van jhr. Jan Feith is een knap en coloristisch zeer aangenaam stuk w°rk en dat andere, van Dr. D., verder doorgevoerd, is het vooral niet minder. In de kleur is een winst aan beschaving. Het is niet moeilijk een buutade over dit werk te schrijven. De hoogste en diepste waarJen mist het absoluut. Wie de beste namen noemt is niet direct aan Van Vlijmen toe. Maar een zeer bepaald en zeer duidelijk talent kan niemand hem ontzeggen en wie dat wil l'walificeeren en in zijn wenschen niet onbescheiden is, voelt zich met benijdenswaardig" voldaan. H E N N u s Is. VAN MENS in de Stedelijke Feestzaal te Antwerpen, van 31 Jan.?t) Februari. Ik ben niet trots, ma?r men zal mij gaarne vergeven, dat ik mij vereerd gevoel - ik had . bijna gezegd hoogmoedig, dat ik het allereerst Van Mens in Belgiëheb ontdek!. Op dat tijdstip schilderde Van Mens nog weinig, teekende daarentegen veel en amuseerde zieh in den tijd die hem restte met etsproeven. Sindsdien heeft van Mens, zonder potlood en ctsnaald terzijde te leggen, heel veel geschilderd. Eerst heeft hij gewerkt met de sombere melan cholie den menschen uit het Noorden eigen, die meer aan meditaties dan ,'ian impressies gewoon zijn. Maar toen van Mens in 1023 vertrok naar het land van de zon, op een goeden dag in Parijs aankwam en vandaar langs de Rhóne zieh voort spoedde naar de groote blauwe zee, toen was dit het begin van zijn droom, de aanvang van zijn vrome inwijding in de geheimenissen van liet coloriet. Wat rnoet de artiest, de Hollander, diep ge troffen geweest zijn, toen h'j op een schoonen Junimorgen in Tunis aankwam, op het treffend oogenblik, dat de schemering zieh rekt onder de streelingen der opkomende zon. , Van Mens schilderde daar zonder rust met' gulzigen en nooit verzadigden blik; hij kwam terug met een rjken oogst van studies, waarin hij zich aan ons openbaarde als schilder en ?ls colorist. F.n moest dat niet zoo zijn? De tegen stelling had hem getroffen met een kracht, te groot haast; niet met de overdreven uitgelatenheid der impressionisten tlernier style", maar met de intense poëzie die benevelt en die exrltoett. Dit jaar, lï)24, is Van Mens teruggegaan temidden van de Arabieren en de oude S'niks van Tunis en Kairouan en hij is er persoonlijk geworden in zijn werk, hij heelt de indrukken van het voiig jaar herzien, dieper doorvoed het land en de ziel van <Jen Arabier en hij heef: er geheel het hevig en gepassioneerd karakter van doen uitkomen. Dit is het, wat Van Mens op het oogenblik te zien geeft in de Stedel'jke Feestzaal te Ant werpen. Iemand, die nog nooit in het Zuiden geweest is en nooit dit betooverend schouwspel heeft gezien, zal bii het eerste contact vreemd staan tegenover het tentoongestelde werk, waarin sterke kleuren, el rood, geel, blauw en vio'"t schroeien als laaiend vuur. En toch. wat ni'.iet dit alles met ernst zijn weergegeven, waar zijn en beleefd. \V. !) E C R O V R l) Boekbespreking J. P. ZOOMERS?VERMEER. Kaciitsc Amsterdam, z.j. Uitg. Mij. De gulden ster." Elke kunstrichting wordt op z'n tijd door wijze menschen dood-verkiaard, maar het is heelemaal geen ongewoon verschijnsel, dat zoo'n kunstrich ting, na het definitieve en altijd min of meer officieele overlijdensbericht voeral bij de oprichting van een nieuw tijdschrift is er altijd het een of ander dood in de letterkunde enkele jaren later weer springlevend voor den dag komt, de lijkbidders beschamend, die dan dooder zijn dan het verschijnsel zelf. Onze teekenaar Van Vlijmen voor het portret van Melis Stoke (tentoonstelling bij Fetter) RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG Zoo is ook al verschillende malen nadrukkelijk verklaard, dat het realisme zijn lijd gehad had, waarbij dan ook het broertje daarvan, het ondeu gende en vaak zoo onfatsoenlijke broertje, van de lijst der levenden afgevoerd werd. Van aestheti'sche zoowel als van ethische zijde heeft men vaak het realisme als een afgedane zaak beschouwd. M;;ar het komt telkens weerom, en vooral in Neder land, nu het eenmaal den strijd tegen het dua lisme van kunst en zedelijkheid gewonnen heeft, vertoont het een buitengewone vitaliteit. Mevrouw Zoomers-Vermeer heeft het er met een naturalistisch boek nog maar eens op gewaagd. Zij geeft mei haar Nachtschimmen" een mooi en boeiend, zij het dan ook geen vlekkeloos werk. Wij kennen het Hollandsche realisme (e:i ik reken hier nu ook maar het naturalisme toe, dat er toch een bijvorm van is) in verschillende vormen: de rauwe, mets-ontzieiide, schrijnende van Heyermans; de grootsche, «vijd-overspannende, zwierige van (Jnerido; de trouwhartige, nuchtere, gematigde van Robbers; de artistieke, f el-levende, tintelende van De Meester, om er maar een paar te noemen. Het realisme van mevrouw Zoomers heeft iets heel aparts; het is moeilijk met een enkel woord aan te duiden, waar het 'em in zit; maar het komt, geloof ik, doordat het door een vrouw behandeld is. F..n men denke nu niet, dat het would be-re:>lisme is; het is wel degelijk van het soort, d.it op goede gronden uit de huiskamer geweerd wordt, als daar onvolwassen ooien zijn, d'e boven een stilletjes-bemachtigd boek gaan tintelen. Prachtige momenten heeft deze roman; forsch en toch heel teeder. Het doorge/.woegde bestaan van de strtkkerige vrouw, die de tragische heldin is van het boek, wordt zoo weergegeven, dat we hier werkelijk een aanwinst voor de realistische litteratuur te boeken hebben. En deze schrijfster heeft toekomst, vooral als z;j zieh nog wat meer zelfbeperking weet op te leggen. Een enkele maal stijgen haar verbeeldingen alle schrijven is immers ver-bedding, ook al komt het alleen op verwoording van het waürgenornene aan haar naar het hoofd, en waar de beheer^ehing haar begeeft, komt er een melodramatische toon in haar werk. De ondertitel van den roman Een boek van strijd en ondergang uit het duister leven eener groote stad" had ook beter weggelaten kunnen worden. Ju VAN AV.MERS KÜI.LER. H'-'t l.'C/t'ïf. Amsterdam, z.j. Em. Querido. Een sterke gezonde man, niet direct een bruut, maar toch ook niet het tegengestelde; een lobberig vrouwtje, d.'it er, ook door haar moederschap. als amoureuze op achteruit gegaan is; een mooie, bloedwarme, coquette vriendin, die de begrippen van trouw aan haar eigen man erg liberaal opvat dat trio is in de roman-litteratuur allerminst onbekend. Mevrouw van Ammers laat het drietal nog maar eens weer optreden, en zij doet het, met baar talent van schrijven en haar begrip van een niet te gecompliceerd menscheü'k hart, ook wel zoo dat het een zeer te savoureeren geheel oplevert. Toch -- aan het prachtige slot, daar, waar de man, als het vlinderachtige vriendinnetje hem zonder meer heeft laten l"open, troost vindt in de armen van zijn eigen vrouw, heb ik even gedacht: jammer, dat het niet begint waar het ophoudt. Het had dan nog mooier en belangwek kender kunnen zijn. HERMAN "M i D o i: N n o R p.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl