Historisch Archief 1877-1940
16
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2487
Teekening voor ,,dc Amsterdammer"
door B. van Vlijmen
FELIX TIMMERMANS
EN BREUGHEL
Toen verleden week mijn Zuid-Nederlanrische
illustre naamgenoot op 't podium verscheen in de
zaal van Arti en Amicitiae" dacht ik onwille
keurig aan Vermeylens' bondige gezegde: Midden
in dat geslacht straalt kalm de glundere gezond
heid van Felix Timmermans."
Met kalme zekerheid, voortspruitende niet uit
ijdelheid hoe verre is alle ijdelheid van hem !
maar uit het innerlijke bewustzijn van zijn waarde
en van zijn kunnen, en uitstralende eene bekoring
aan dewelke men niet licht ontkomt, zoo stond hij
daar voor zijn gretig luisterend gehoor. En
hij begon te vertellen.
Hij vertelde hoe men ten tijde van Breughel
feestvierde onder de oplaaiende brandstapels der
Inquisitie. Hij zei hoe in zijn oogen humor niet
slechts is ironie, of in ernstigen vorm gekleede
vroolijkheid, mair een tragisch gevoel geuit op
'n geestige wijze" en hoe zijn Breughel humoris
tisch was en zijn zal.
Breughel heeft de tragiek van het leven aan den
lijve gevoeld, toen zijn dunne spieren krampten
als kreeften rond de beenderen" en hij zich in
zijn Adamskostuum ziet als een gevang vol traliën".
En toch bletf hij ontvankelijk voor de schoonheid
der milde natuur, want de Lente riekt naar
boter" en hij nog oogen mist op zijn billen".
En het genieten leeft zoo machtig in hem, dat geen
kletsen", al klinken zij als kerkbellen" hem,
den droomer, die zoo graag mannekens teekent
op deuren en op muren, kunnen doen vergeten
dat de boomen staan in de bloem, weelderig bij
overkokende melk"....
Indien Breughel alleen uit loutere nieuws
gierigheid of uit souci de la documentation" had
deelgenomen aan de luidruchtige feestmalen, aan
de dansende en schokkende kermissen en brui
loften, die hij heeft getooverd op zijn doek met
zijn afwisselend gedempte en vlammende kleuren,
zijn werk ware niet geweest wat het is. Niet als
een willekeurig zich inlevend maar als een sterk
meelevend mensch ziet Timmermans hem,
doorproevend al dien uitbundigen pret, dol genietend
van dat zich uitspattcnd en botvierend realisme
rondom zich en in zich; maar ook tevens als een
mysticus, een zoet droomer, zooals bij Kwabberbil
de gekleurde Moeder Oods, die boven op de
schouw staat, verdwijnt haast onder een laag vet...."
Ter zelfder tijd de ziel van een engel en de tronie
van zijne drinkebroers, steeds gesleept en gesleurd
van 't ecne uiterste naar 't andere, nooit kunnende
kiezen tusschen de altijd tegen elkaar opwegende
of indruischendc gevoelens zijn toevlucht nemende
tot de Moeder Gods in de meest groteske-tragische
? gevallen, en gebeden prevelend als dit: Ach
C).L. Vrouw, zegen de Koord om mijn hals en laat
er me niee bij L' komen....", als het levensdrama
bij hem voor een oogenblik de levensblijcischap
onderdrukt.
Wij krijgen een nieuw «root boek van Timmer
mans. Die zijn lezing in Arti heeft bijgewoond zal
er evenmin meer aan twijfelen als ik.
Wij vonden hier de bladzijden terug van den
besten Pallii'ler maar tevens zullen wij krijgen het
heldendicht van Hreuuitel's l/tigcvallen", Breughel,
de eeuwige Vlaming, Vlaming gebleven in een tijd
toen Lucas de Heer, Nicolaas Francken, Martin
de Vos zich lieten bekoren door het italianisme a
la mode". Breughel, de eenige met Jeröme Bosch,
die het nationale instinct nooit verloochende. En
daarom ik zeg het U, zullen wij een nieuw sterk
boek krijgen van den grooten Lierschen schrijver,
die als Bieughel onder de bekoring leeft van een
teeder mysticisme en van een glunder en gezond
realisme tegelijk en ons nu, geloof ik, een nog kleur
rijker en dramatischer boek voorbereidt, dan de
prachtige werken v, aarmee hij de Nederlandsche
Letterkunde verrijkte.
Want lezer, Breughel is Timmermans nieuw
bloed komen inpompen, toen de schrijver op een
oogenblik van verflauwende inspiratie op 't punt
stond een werk te beginnen over de goden van den
Olympus omdat hij vroeger op d'Akadenv'e,
heel knappe Jupitcrs had. leercn teekenen" !
Breughel is de redder geweest van Timmermans, en
daarom was deze Pieter den Drol, alias Breughel,
een gedicht schuldig. Want Brenghei vereenigt in
zich het eeuwig heidensche en mystieke, dat altijd
de sterkste karakteristiek zal blijven van 'techtste
Vlaanderen, en daarom zal nu de geniale schrijver
kunnen uiten, eens te meer, wat hij in zijn ziel
voelt leven, cosmisch, opborrelend van 't Vlaan
deren van al die eeuwen her.
De ontmoeting tusschen Breughel en Felix
Timmermans is roerend en vruchtbaar geweest.
Zij hadden elkander reeds vroeger oegroet, die
genegenheid ontstond al toen de schrijver den j >ngen
stakkerd Fieter Breughel in zijn verbeelding zag
als varkensoppasser b!j den tyrannicken Kwabber
bil, die als hij opstond was, alsof een horizont
vervoerde", dien den kleine verschoppeling 's mor
gens en 's avonds doet bidden Van de Dikken
verlos ons Heer !", van wicn Pieter droomde, dat
hij onder 't vleeschder Kwabberbilsversmachtte";
die arme iongen heeft van meetaf de vurige sym
pathie en het medelijden opgewekt van zijnen
tegenwoordigen dichterlijken biograaf. Timmer
mans heeft Breughel danig lief. -«
Hij heeft, onbewust misschien gevoeld, dat bij
dezen rasechten Vlaamschen schilder aanwezig was
wat hij zeit' ook zoo overmatig bezit: een groote
menschenliefde.
Breughel was een hartstochtelijk minnaar der
menschheid, en hij vereenigt in zich meer Christen
dom dan zijn overbuur Pallieter; Pallieter, die wel
eeuwig zal blijven en reuzengroot is, die de natuur
echter eer gebruikt dan innerlijk liefheeft, die toch
wel erg veel neemt en bitter weinig geeft. U
voelt het al, lezer, ik weet nog niet of Timmermans'
Breughel grooter, maar in elk geval geloof ik,
dat hij dieper zal worden dan ziin sappige
Pallieter,
Wij krijgen een diep menschelijken Breughel.
De verwantschap tusschen den tegenwoordigen
schrijver en zijn zestiendeeuwsch oordeel is waar
borg voor de diepere gelijkenis van zijn verhaal
der Lotgevallen van Pieter Breughel", terwijl des
schrijvers zoo uit het volk gegrepen kleurrijke en
beeldrijke taal, die toch even gemakkelijk het
wrangste realisme als de teederste mystiek weet
uit te beelden, ons een oorspronkelijken vorm
garandeert.
Wij wachten met ongeduld en vertrouwen naar
Timmermans' heldendicht !
JAC URLUS
HAVANA 12 CENTS SIGAAR
Vraagt monster met adres van Uw winkelier
bij FLEVO UTRECHT
Amsterdam.
W. F. C. T I M M F R M A N S
De Duitsehe muziek van onzen tijd heeft een
traditie en schijnt deze angstvallig vast te willen
houden. Overeenkomstig het devies Eert uw
Duitsehe meesters" wil de Duitsehe componist
hardnekkig den man blijven volgen, die er eenmaal,
in de 'Je helft der l'ie eeuw in slaagde een Duitsche
muzikale traditie te scheppen: Riehrrd Wagner.
Richard Wagner belichaamt voor het grootste
gedeelte der jongere Duitsche componisten het
toonbeeld van een geheel en al Duitsch musicus,
en alleen liet navolgen van de muziek van Wagner
schijnt hun het volgen van een zuivere gedragslijn
ten bate van de Duitsche muziek. Onder de
generatie, die op Wagner volgde heeft het epigo
nendom welig getierJ, doch men behoeft naast
een werk van Hans Ffitzner b.v. maar een werk
van Wagner te hooren om te ervaren, dat het
altijd een hopeloos geval blijft na een groot
meester eenzelfde groot meester te willen zijn.
Wagner's muziek slaat nog altijd met succes de
heele rest der navolgers en traditie-voortzetters.
Dat de meester van Bayreuth inderdaad een geni
ale vonk in zich had wordt onloochenbaar bewezen
door hen, die hem in alles, in zijn methoden, zijn
idealisme, zijn gedurfdhcid tevolgen, doch steeds
net niet datgene bereiken wat slechts Wagner
kon. Het is altijd een fout door een groot meester
te willen geleerd worden. Juist van de groote
meesters leert men het minst. De groote meesters
hebben zichzelf baas boven baas gemaakt ten op
zichte van de kleinere meesters, die hen vooraf
gingen. Het hoeft wel geen betoog meer, dat de
z.g. oorspronkelijkheid van Wagner's kunst alleen
in de kracht van zijn figuur ligt en niet in wat hij
van Meyerbeer en Berlioz heeft afgezien. Zulke
meesters als Beethoven, Wagner, Mahler zetten
een punt achter den zin. Een nieuwe generatie
behoort op een nieuwe bladzijde te beginnen.
.Maar sinds de nationaliteiten weer ontdekt zijn,
moeten alle meesters per se Duitsche, Fransche,
en/:, zijn, en worden de jongeren gewoonweg
zedelijk verplicht epigonen van de meesters van
hun land te zijn.
De steriliteit van de Wagner-traditie is thans
klaar als de dag.
De Wagner-epigonen hebben op de twee laatste
concerten van Bruno Walter gefungeerd: Hans
Pfitzner, de jonge Schönberg en Walter Braunfels.
Walter Braunfels was de nieuweling voor ons,
en zijn mu/iek werd Dondeidagavond voor het
eerst door Bruno Walter bij ons geïntroduceerd
met het Voorspel en Proloog van zijn opera
Die Vogel" en zijn variaties op een *hema van
Berlioz.
Braunfels behoort al niet meer tot de jongsten.
Hij is een goed eind in de veertig en zijn muziek
niet meer in het tijdperk der verwachtingen".
Men prijst zijn werk als dat van een musicus, die
eindelijk weer den moed vindt tot melodie, cadens
en coloratuur". Maar, mijn hemel, dien moed op
de manier van Braunfels had Wagner ook.
Braunfels'stelregel: Scheppen is voor mij zien",
een wereld zoo duidelijk zien, dat de muzikale
inval er aan ontspringt en de aparte thematische
vorming zich ontwikkelt", is hij zoo anders
dan die van alle anderen, die de muziek nog altijd
met een idee" willen aanvangen, inplaats van
haar, nederig, als maar muziek" te erkennen?
De melodie, de cadens, de coloratuur in Braunfel's
,,Vogel"-proloog, zijn zij de muziek van een werke
lijk melodist?Het is alles binnen den kleinen kring
van het melodische element" van Wagner ge
voeld en gevolgd. De harmonie is wel vereenvou
digd, het orkest begeleidt meer, zoodat er inderdaad
een als melodie aan te wijzen lijn ontstaat. Maar
melod'e? Het lijkt er niet op. Het is zwak zooals
alle melodie zwak is bij componisten, die er ten
slotte geen idee van hebben wat een melodie
eigenlijk is en maar alles wat op een cadens sluit
een melodie achten.
De twaalf Phantastische Ersrheinungen eines
Themas von Hector Berlioz", het groote
variatiewerk voor orkest, kon ons Braunfels ook niet
onthullen als iemand, die ,,wat te zeggen heeft."
Wat Braunfels gedurende drie kwartier met
Berlioz' merkwaardig ,,Vloo-lied" uit de
Damnation de Faust" uithaalt zouden wij moeilijk
anders kunnen noemen dan de beminnelijke
poging van een dikbuik om met kuitc-n-flikkers
de elastische sprongen van een danser na te doen.
Hoe was het mogelijk de melodie van Berlioz
zoo aan flarden te scheuren, met zulk een flard
wat rond te springen en te dollen zonder dat men
veel meer te genieten krijgt dan de eeuwige
chromatische toonladder, zonder welke een
Wagneriaan nu eenmaal geen gang in zijn muziek
weet te brengen en een ongetwijfeld groote ver
scheidenheid van rythmische vervormingen, die
nochtans ons niets boeiends brengen noch van
Berlioz noch van Braun.fels. Daarbij is de
instri:Levensverzekering Maatschappij
II t A II l, E VI"
W i l s o n s p l e i n tl
DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN