De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 14 februari pagina 2

14 februari 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2488 ANATOLE FRAÏS1CE Noo EENS Het was wel te verwachten dat de Anatolc Francc en pantoujles van Brousson niet de eenige zou blijven van zijn soort; den Meester, die zich in zijn latere levenshelft zoo ruimschoots aan de wereld heeft gegeven, in zijn dagelijkschen omgang te schilderen en iets op te vangen van den rijkdom van gedachten en beelden, die hij om zich heen strooide, daartoe moet menigeen zich gedrongen hebben gevoeld, ieder bezield met het denkbeeld dat hij iets bijzonders, of op een bijzonder oogcnblik gehoords, had mee te deelen. Nu zij in getale opmarcheeren: Convci'sations avec A. F.,A. Fa La Béchdlcrie enz. krijgen wij den indruk als van de voortzetting van een begrafenis, waarbij de redenaars zich niet kunnen weerhouden hun hart te luchten., ja, zoo is misschien het best ons gevoel gekenmerkt: er is iemand heengegaan met wien een periode van het Europcesche geestelijk leven is afgesloten, ten grave is gebracht. France behoort tot die menschen die, opge groeid met de groote gedachten bij de wieg der 19e eeuw, van vooruitgang, voortdurende ont wikkeling en macht der wetenschap, gedurende den loop der eeuw zelf, het domein van het menschelijke aanhoudend hebben zien inkrimpen tegenover het gewicht van het oneindige: en te trotsch verstandig om zich aan eenige zelfbego'-cheüng over te geven of hun heil te zoeken in eenig geloof of eenige wijsgeerige theorie, blijft hun niet veel anders over dan hef genot van dilet tanten van het leven, zonder aan dat leven groote waarde, toe te kennen. Zij zien er op neer, zij spelen er mee, en tegelijk is er een rest van besef bij hen, dat het leven gelijk zij het zich eenmaal hadden gedacht te volwaardig was om hè* als voorwerp van ironie en medelijden te doen dienen gelijk zij het nu zich voorstellen. Les mélancolies de l'inteldigcncc is de tweede titel van Ségur's Conversoiions, het buek waarbij ik het eerst onze aandacht wil bepalen. Want geduldig na te gaan wat er in de omstreken van Anatole France, om ze zoo te noemen, weid gedacht en ge zegd, schijnt mij op het oogenblik verkieselijker dan het trachten naar een eindoordeel over den man en zijn tijd. Ségur, die tot het einde toe in vertrouwden omgang met France heeft verkeerd, ziet hem res pectvoller dan Brousson, iets meer in de nabijheid van Renan, die ook voorganger van Frankrijk's geestelijk leven is geweest. Belangwekkend in verband met de betrekking tot den Franschen filosoof is reeds Ségur's eerste hoofdstuk dat zijn bezoek aan Athene vermeldt in het gezelschap van Fiance, want een rechtge aard Franschman, als hij riekenland's hoofdstad hoort noemen, denkt dadelijk onwillekeurig aan Renan's Gebed op de Acropoiis. Het hoofdstuk begint zoo: F.en stralenden lentemorgen van het jaar 1898 beklom ik met Anatole France de Acropoiis." Hij was op het jacht van de C., den echtgenoot van zijn vriendin Mevrouw de C., naar Griekenland gereisd, van plan het Parthenon een bezoek te brengen. Met hun drieën maakten zij dien tocht, France. nog jeugdig, maar niet meer in de eerste bewegelijkheid der jeugd, bedachtzaam voort gaand, op zijn gemak de heuvelomgeving op nemend, een weinig plaagziek tegen zijn bekoor lijke vriendin met haar levendig Joo.lsch type, de vrouw die France een nieuwe levensopgewektheid had geschonken, en hem tul werken en partijkiezen in de Dreyfuszaak had aangedreven, hem die zoo gemakkelijk was te leiden; want met haar kordate, verstandige en waarlijk beianglooze takt voerde zij hem ongeveer heen waar zij wilde. ,,lk kan niet genoeg roemen wat mij deze drie dagen dat ik hier ben zoo buitengewoon opvalt", zeide France, ,,het is niet zoozeer net licht en tle kunst waarvan Athene is doordrongen, niet zoo zeer het marmer van de standbeelden en het goud van de zon, als wel de lichtheid der lucht die men hier inademt. Nergens, om nu riet over het sombere Midden-F.uropa te spreken, noch in de haai van Napels, noch op de klare, reine heuvel? van Umbrië. vindt men een lucht gelijk aan de Attische lucht. Het is mi> een onver/.aadbare lust mijn borst met die doorschij nende helderheid te 'vullen. Daar is een fijne ' bewegelijke vlam en ook een verfijnd vernuft in de atmosfeer van Athene, ik geloof dat men het aetheriseli moet noemen." En dan", zich met zijn ironisch gezicht tot Mevrouw C. wendend, van u te moeten hooren, dat ge niet van Athene houdt ! Neen, gij geeft niet om den ether. Gij hebt mi1 van morgen nog gezegd dat Italiëduizendmaal interessanter was, en als gij ooit in dit akelige gat /.oudt terugkomen, dat het alleen zou we/en om mij plezier te doen." Heel zachtjes tot den jongen vriend: Zij ver veelt zich in Athene. Men geeft hier geen thé's zooals in Rome, daarom verveelt zij zich." » Bij het Parthenon gekomen sprak France over de Grieksche kunst. Wij bezitten geen boek over Ivt Parthenon in Frankrijk", wis zijn opmerking. Wij moeten ons tevreden stellen niet Cherbuliez' verhande ling over een paard van Phidias. M-iar Cherbuliez was een Zwitser en had zijn wijsheid van de Duitschers, en wat die van het wonder van Athene hehhen gezegd, d:it is door hen zoo verklaard en verzwaard en «eleerd gemaakt dat het hoofd er van duizelt." De jonge reisgenoot haalde de namen aan van Taine en Renan, die de Grieksche kunst hadden verheerlijkt. Maar France wou daar niet veel van weten. Taine heeft verschillende goede inlichtingen over de kunst aaneengeregen en bijeengelijmd en ze tot een knods gemaakt, waarmee hij ons het hoofd wil inslaan. Zijn argumenten komen op u aan als waren ze geslingerd door een catapult. Het is geen kritiek, maar balistiek. Heeft hij iets gezien van de gratie, de vluchtige en luchtige bekoring als van regenboogtinten op het stof van vlinder vleugels? Dat heeft hij niet kunnen grijpen of begrijpen. Renan,ja ! In zijn bock over Paulus heeft hij een uitgezochte passage over het verblijf van den apostel in Athene, waarin hij de soberheid en lichtzinnigheid der Gr,eken weergeeft. Die bladzijde is mooi." Dan vooroverbnkkend tot den iongen man, met een fluisterstem, alsof hij een geheim vertelde: Maar van zijn Piière sur rAci'"pol<', daar houd ik niet van." Het werk van anderen, als het naam had, kon France niet goed velen, hij hoorde er dadelijk het gewilde, het hortende in. Het moest vrij uit gaan. Natuurlijk, zoodra het gesprek op Pauli's kwam, moest France de paradoxen te voorschijn halen die hij hem opkwamen, wanneer Irj het Christe lijk geloof met de vrije voorstellingen van het heidendom vergeleek en de nadeelen opsomde van een engslnitend eengodendom tegenover de bewegelijkheid van een godendienst, welke de geheele natuur vergoddelijkte. De christelijke deugden van kuischheid en maagdelijkheid moes ten daarbij eveneens een veer, ja meerdere veeren laten. Over het geheel is in deze opzichten het verhaal van Ségur ren nuance gedempter dan dat van Brousson, maar het fond komt overeen. Het geloof overigens, ook in de ideeën, welke hij gemeenlijk heette voor f- staan, was niet de sterke kant van France. Sprak men hem over Dnyfys, dan verwees hij den interpellant naar Heivieu: dat is de man, die de Affaire het best kent, zei hij van hem, en wanneer Jaurès en het socialisme op het tapijt kwamen, dan heette het: ,,!k ver wacht geen duurzamen triomf van tvt socialisme in onze dagen. De kapitalisten zijn wel een onein dig kleine minderheid, maa- daarin bestaat juist hun kracht, want zij kunnen zich met e'kaar '/erstaan en hun afspraken maken," zoo was zijn opmerking. Vriendelijk, komisch zijn enkele avonturen door Ségur meegedeeld, zooa'.s de gezamenlijke tocht met France in Renan's geboortestad Trégnicr, toen daar in het hart van het geloovige Bret;>gne in 1903 een standbeeld werd opgericht voor den man die het ongeloof in Frankrijk had binnen gebracht. Troepen van voo:- en tegenstanders kruisten elkander in het stadje en dreigden tot dadelijkheden te komen op den eered:<g van een der vn.'delievendste filosophen. Zoo was het later op France's 'X'grafeni^dag, toen daar de roode vlaggen zich in al hun praal vertoonden, omdat dejnan was heengegaan, die zich ver wilde houden van pralenden strijd. F.n er was een oude dame in Tréguier, die France nii't in zijn logies wilde toelaten, omdat hij zich na tien uur 's avonds eerst aan de deur vertoonde. Kr zijn lange onderhandelingen noodig geweest. ^2^»^ / f *w*> Bu&erïly Bonbons Overheen pikarite lijke merken, in deze gesprekken over Marcel Schwob te hooron, dii'ii hij bewonderde om zijn kleine schet sen van het oud-Ciriel'sche landleven en met wien hij innig begaan was om zijn ziekelijken toestond. Hoe prees hij Viein als meester van d'1 kleine vertelkunst, waar hij in zijn vlugge verhalen den inhoud der geschiedenis van de geheele wereld met Haar somberheid en haar licht weet over te brengen. Maar wat hij nog beter kent dan al die werelden en eeuwen", gaat Frnnce voort, dat is de wereld der droomen, de ware wereld, de eenifco wezenlijke \va.\rin de n:enschheid zich schadeloos kan stellen, een beetje, voor al de niets beduidende eentonig heid van den kleiner. Geest die deze heeft geschapen en gekneed." Weet ge waarom dat Sicilië, het land van de herdergcschiedenissen waarheen Schwob door zijn klenip tafereelen on? in den geest heeft he>'ngebracht.het mooiste land van de aarde was en het ech'e paradijs voor den mensch?" vroeg France. Zij dachten er niet aan, die herders, om ont dekkingen te maken en ::ich met ai die dingen te bemoeien welke de beschaafde mensch zich op den hals haalt, qmsi om het leven beter te maken. Dat Siciliëheeft geen belang bij beschaving. Daarom is het gelukkig. Ons Siciliëis niet ver standelijk, het staat huiten d^-n vooruitgang. Dat is zijn superioriteit en die meerderheid is onmetelijk. L'.n waarom zouden wij niet in den geest van die tijden kunnen leven? Zij hadden de poëzie van het geluk en konden met ernst den regelmaat der natuur in het gezicht zien. Kunnen wij dan serieus blijven tegenover het heelal, nu wij bewust zijn wat hel waard is en wat wij yijnVWij gdooven aan niets meer. en het oneindige da! ons omringt jaagt ons schrik aan, en een groote droefheid als het sap van een verstervende plan' heeft zkli gemengd in onzen levensdrai k, bij dat beetje kennis Daarop wij zoo trotsch zijn." France's laatste jaren waren zeer dr.iefgei'stig, wanneer hij dacht aan zijn heengaan en znn verlaten van al die schatten van Herinneringen die hij om zich had verzameld en aan de ijdelheid van al wat men roem noemt, omdat toch inder daad niemand een ander begrijpt. Die heele wereld van kunst die ik hier heb opgebouwd, zal te gronde gaan. Niets zal meer een stem hebben oïeen aandoening geven voor wie na mij mijn schatten bezitten. Andere handen zullen ze liefkozen, andere oogen ze genieten." Hij wees door het venster heen op het I'>ois de Bonlogne. dat zich voor de lente tooide. Daar hebben wij weer de lente ! Niets is zoo stom als dat vasthouden van de natuur aan haar gewoonte om nieuw te scheppen, om nestjes te bouwen. om de levenden te doen groeien op het ge beente van de heenge«anen en om eeuwig de trieste schimmel van het leven te doen voortgroeien aan het oppervlak van het oude heelal. Weldadig doet het aan, France, die gewoonlijk iets stekeligs over ziin tijdgenooten heeft op te BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN H AAG, HUYGENSPARK Z2 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl