Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2488
DE
GANDIDATUUR-HOHEN
ZOLLERN l)
De~candidatuur van prins Leopold van
Hohenzollern voor den Spaanschen troon is in 1870 de
naaste aanleiding geweest tot den grooten oorlog
van Frankrijk en Duitschland. Geen wonder, dat
deze voorgeschiedenis van het groote conflict
van den aanvang af zeer sterk de aandacht heeft
getrokken. Zoowel Duitsche als Fransche geschied
schrijvers hebben zich met de
Hohenzollerncandidatuur bezig gehouden en dat, zooals trou
wens was te verwachten, op zeer verschillende
wijze en met zeer verschillende uitkomst. Want
gelijk Duitschers en Franschen den oorlog van
1870 en 1871 met verschillend oog of liever met
geheel andere aandoening beschouwden, zoo
moesten zij wel tot een geheel verschillende opvat
ting komen van wat tot dien oorlog aanleiding had
gegeven. Daarbij kwam, dat het vrij lang heeft
geduurd, voordat de gewisselde stukken over de
voorgeschiedenis van den oorlog werden gepubli
ceerd. Wij herinneren maar alleen aan het feit,
dat de oorspronkelijke tekst van de befaamde
Emser depêche eerst in 1892 door den rijkskanselier
Caprivi in den Rijksdag is medegedeeld. En van de
geschiedenis van de Spaansche trooncandidatuur
kwam men voor het eerst iets van beteekenis te
weten, toen in 1894 koning Karel van Roemeni
zijn levensherinneringen publiceerde.
Daarbij kwam nog iets anders. De groote oorlog
had aan Duitschland de overwinning en aan het
Duitsche volk zijn politieke eenheid geschonken.
Wat eeuwen lang het ideaal der beste vaderlanders
was geweest, was thans werkelijkheid geworden.
Het gemoed van den patriottischen Duitscher
schoot vol bij de gedachte aan de groote dingen,
die onder hoogeren zegen waren tot stand gebracht
door en voor het groote volk der Germanen.
En men boog het hoofd diep voor den genialen
staatsman, die dat alles had tot stand gebracht;
Bismarck werd de afgod van het Duitsche volk.
Van de goden denkt men geen kwaad; zoo kwam
men er gemakkelijk toe een voorstelling van
Bismarck's politiek tegenover Frankrijk in 1870 te
aanvaarden, die door hem zelf in de wereld was
gebracht, verdedigd en gepropageerd met al het
gezag van zijn machtig woord. Die voorstelling
kwam hierop neer. Frankrijk heeft in 1870 aan het
onschuldige Pruisen den oorlog verklaard onder
het nietige voorwendsel van de trooncandidatuur
van den prins van Hohenzollern, waarmede
Pruisen niets te maken had, met de klaarblijkelijke
-bedoeling om Pruisen te vernederen en de komende
Duitsche eenheid te verhinderen. Dat is de voor
stelling van den opgedrongen oorlog, dien wij ook
in onze dagen hebben gekend.
Voor de Franschen stond de zaak van den aan
vang af anders. De zware nederlaag, die met
den nationalen ondergang scheen gelijk te staan,
bracht de Fransche geschiedschrijvers van zelf
tot het onderzoek van deze zware rampen. Juist
die zware rampen maakte hen helderziend ten
opzichte van de oorzaken daarvan. Daardoor ook
stonden zij veel meer objectief tegenover de daden
van een man als Bismarck, wiens genialen greep zij
te eerder aanvaardden, naarmate ze dien zwaarder
aan den lijve hadden gevoeld. Zoo konden zij
gemakkelijker dan de Duitschers doordringen in
het geniale samenstel van kunstige handgrepen,
waarmede de oorlog was voorbereid; daardoor
konden zij ook beter dan de Duitsche geleerden
doordringen in hetgeen in 1869 en 1870 was ge
beurd; kennis van steeds meer documenten ging
hier samen met een fijne intuïtie voor de werkelijke
historische verhoudingen. En het is wel opmerke
lijk, dat de Franschen ten slotte in hun haat
tegen Bismarck veel minder de maat van het
historisch en moreel toelaatbare hebben over
schreden dan de Duitschers met hun liefde en
sympathie.
Dat alles ligt al lang achter ons. In de twintigste
eeuw begonnen Duitschers en Franschen elkander
ook op dit punt te naderen; de documenten spraken
een te duidelijke taal. De Duitschers hebben veel,
de Franschen minder van hun geliefde voorstel
lingen moeten prijsgeven. Er komt een historisch
aannemelijk denkbeeld te voorschijn, dat wel
zeer veel kans zal hebben om de definitieve
geschiedvoorstelling te worden. Altijd, voor zoover
er dan definitieve voorstellingen op dit gebied
bestaan.
Daarom was het een uitnemende gedachte van
dr. Metzlar om de Spaansche trooncandidatuur
tot onderwerp van zijn proefschrift te kiezen.
Wij Nederlanders staan buiten de kwestie als
zoodanig; wij kunnen althans beter streven naar
onbevangen onpartijdigheid dan de twee volken,
die tegenwoordig weer even scherp tegenover
elkander staan als voor eeuwen. _ Wij kunnen dus
1) J. M. METZLAR. De
candidatiinr-Hohenzollern. Een kritische studie uver de wordingsge
schiedenis der candidatiiur van Leopold van
Holienzollern-Sigmaringen voor den Spaansc/icn troon in
1870. Tilburg, W. Bergmans, 1924.
OOK EEN SCHULDVRAAG
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan
deze dingen nemen, zooals wij ze zien, niet zooals
wij ze zouden willen zien. En wij kunnen ze zien,
zooals zij in werkelijkheid zijn, niet, zooals wij ze
gaarne zouden wenschen. Het spreekt dan ook van
zelf, dat dr. Metzlar in deze historische feiten en
verhoudingen een prijselijke objectiviteit heeft
betracht, die een waarborg is voor een goeden
uitslag van het onderzoek.
Die uitslag is in korte trekken de volgende. De
candidatiiur van den prins van Hohenzollern
voor den vacanten troon van Spanje is waarschijn
lijk niet van Bismarck afkomstig; wat daarvoor als
bewijzen worden aangevoerd, lijkt mij allerminst
klemmend en overtuigend. Eerder zou men kunnen
denken aan den kring van Ferdinand van Saksen
Coburg, den prins-gemaal van Portugal, die nauw
met prins Leopold van Hohenzollern verwant was.
Maar hoe dat zij, de candidatiiur vond bijna van
den aanvang af warme instemming en krachtige
ondersteuning bij Bismarck. Waarschijnlijk buiten
Bismarck om staat dan weer de actie van den Spaan
schen markies de Salazar, die zelfs een paar bro
chures heeft geschreven om de candidatiiur bij
zijn landgenooten aan te bevelen. Maar wat
stellig niet buiten Bismarck om kan zijn gegaan,
is de actie van den Pruisischen gezant te Miinchen,
von Werthern, die zeer spoedig met Salazar zich
in verbinding stelde en dezen ook bij prins Leopold
heeft geïntroduceerd. Men behoeft het diplomatieke
regime van Bismarck slechts weinig te kennen om te
weten, dat onder hem geen Pruisisch gezant in
zulke belangrijke dingen zelfstandig zou durven
handelen, als von Werthern het meer dan eens
in 1869 en 1870 deed.
Voor Bismarck was de candidatiiur van prins
Leopold het zeer geschikte en zeer welkome middel
om Frankrijk tegelijk te kwellen en in bedwang te
houden. Want het was duidelijk, dat de mogelijk
heid van een Hohenzollern op den Spaanschen
troon voor de Fransche regeering bijzonder onaan
genaam moest zijn, ook omdat zij op de openbare
meening zeer prikkelend moest werken. Reeds
was in 1860 een Hohenzollern, de eigen broeder van
Leopold, op den Koemeenschen troon verheven,
ook met de bedoeling om aan den mond van den
Donau Oostenrijk in bedwang te houden. Dezelfde
rol zou nu aan Leopold te Madrid worden toebe
deeld ten opzichte van Frankrijk. Het rijk van
Karel V scheen te zullen herleven. Maar al was
de candidatiiur voor Frankrijk bijzonder onaange
naam, Napoleon III kon er toch Pruisen onmoge
lijk officieel voor verantwoordelijk stellen, ook
DEN HAAQ
LUNCHROOM DE BIJENKORF"
WAGENSTRAAT 45-45a
DAGSCHOTELS Fl 1. , DINERS
FI2.al was het duidelijk, wie ten slotte verantwoorde
lijk was. Immers de koning van Pruisen stond
alleen als hoofd van zijn geslacht in betrekking
tot prins Leopold; verantwoordelijk als koning
was hij niet. Napoleon moest dus met de grootste
voorzichtigheid optreden, wilde hij niet de Pruisi
sche regeering verantwoordelijk stellen voor iets,
waarvoor het eenvoudige gezond verstand reeds
ha;ir van alle verantwoording onthief.
Juist daarom heeft Bismarck niet alleen reeds
in 1869 mogelijk zelfs reeds in 1866 de
Spaansche candidatiiur op alle denkbare wijzen
bevorderd, maar haar zelfs kunstmatig in het
leven gehouden op de kritieke momenten. Gemak
kelijk was dat niet. Prins Leopold heeft meer dan
eens de kroon geweigerd. Koning Willem was er
bepaald tegen en kon door Bismarck alleen in het
goede spoor worden gehouden, zoolang hij in het
geloof kon worden gehouden, dat de zaak in den
grond politiek ongevaarlijk was. En ook in Spanje
dreigde de zaak soms te mislukken. Bismarck
heeft in het voorjaar van 1870 zijn vertrouwelingen
Bucher en Versen naar Madrid gezonden, zooge
naamd om een kunstreis te doen, maar in werke
lijkheid om de candidatuur-Hohenzollern warm te
houden. Dat is inderdaad gelukt. En zoo wordt
Frankrijk meer en meer verontrust en komt het
ten slotte in zulk een opwinding, dat het eischen
gaat stellen aan Pruisen, waaraan onmogelijk kan
worden voldaan. Dat is de oorlog.
De resultaten, waartoe dr. Metzlar komt, zijn
niet alle nieuw, maar zij kunnen thans wel als
historisch juist worden aanvaard. Minder goed dan
met zijn conclusiën kan ik mij met zijn methode
van onderzoek vereenigen: zijn argumentatie is
niet overal heel sterk. Ook de vorm van dit boek
laat te wenschen over. Het is niet aangenaam tel
kens lange citaten uit geschiedwerken en docu
menten onder de oogen te krijgen, ook waar zij
strikt genomen niet noodig zijn. In de bewerking
van de stellig niet gemakkelijke stof schiet dr.
Metzlar dan ook meer dan eens te kort, ook al kan
men zijn resultaten in hoofdzaak wel aanvaarden.
H. B R u o M A N s