De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 14 februari pagina 8

14 februari 1925 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2488 Vraagt Uw leverancier uitsluitend DELFIA ? 0.58 per tablet van Va K-O. netto. ?1.20 perheele. ? 0.75 per halve flesch (verpakking inbegrepen). LET OP HET GEDEPONEERD HANDELSMERK Spoor s Mostrd . A 3e TTATjl staat 't met uw wa ch? JlwJJ Wordt die zoo rehan^ c'eld d;,t Uw goed jaren lang meegaat of "/.iet Uw goed er al gr.mw uit? Wij kve.cn U een helde e wasch tegen conc.nr, erend tarief en wij GARANDEEREN ons werk PROBEERT "l K E NS! DE PELIKAAN te GOUDA" zendt U op aanvraag haar prijsco irant No. 10(3 f VANJCHAICKi j ! MEUBELTRANSPORT Mï! BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITENLANDSCHE l TRANSPORTEN \ OVERBRENGEN yiMEUBILAIR OOKPER AUTOTAPISSIERE BOOTHSTRAAT. UTRECHT. TEL 163 REG.BREESTRAAT 35 151 KORTING OP ALLE TRICOTONDERGOEDEREN De Ontdekking van Dedemsvaart. Pui tic k'»n niet rustig slapen Als men haar wat liggen lii t Z m eens van gezondheid kraaien, Deed het k!ei,;e ukkie r.iet. Bij het wasschen e;i verschoon en In een lauviig, lekker had, Zag ('e moeder dat haar R/ei ie Stipjes (>p het rugje had. Door de veel te stugge kleeilj's Was lut huidje aangedaan, E'i de vindingrijke bakor Raadde ,,Fantasie"-goed aan. .uw naar Dederrnvaart" geschreven, Aan de Fantasii fabriek".. . . Haar gerrojde B ibykleci: j es Maakten P.tetie viêf en kwLk. J. H. SPEEN HO i F. LIVERINC UITSLUITEND AAN DEN HANDEL. NAAR MAAT Fr. SINEMUS 20 Leidschestraat 22 - Amsterdam riERKEK /ERT BETIMMERINGEN WOON INIKHTINCiEN EN VEG/IERINtEN BIJKOMSTIGHEDEN CLV1I1 f De ondoorgrondelijke zee heeft soms verrassende attenties. Zoo bedacht ze op den morgen van den eersten Kerstdag ons schip te dwingen als een hobbelpaard over de bewogen wateren te dansen, en hiermee waren de heirnweh-gevoelens van den vorigen avond plotseling achteruit gezwiept. Wie gedwongen wordt elke seconde aan zijn physiek evenwicht te denken, vindt zijn psychisch equilibrum vanzelf terug; wie flink zeeziek is, denkt aan niets anders, dan aan zijn hoofd en zijn maag; wie het minder is, voelt alleen dank baarheid en trots over zijn betrekkelijke validiteit; de een heeft als onfeilbaar remedie mothersill; de ander gember of champagne; een derde neemt altijd n vast punt en blijft daarnaar kijken, en een zakenman brengt de dames tot veront waardiging door te decreteeren, dat niemand zeeziek hoeft te zijn, als je het maar niet wilt. Een jongetje keert zijn maag om op het dek; iemand van het civiele personeel" komt met een emmer om het weg te spoelen; een vriendelijke mevrouw laat haar flesch met eau de cologne rondgaan, omdat je er toch zoo onzinnig veel invoerrechten voor moet betalen"; dan slaan de zeetjes over het middendek: twee matrassen zijn doornat en moeten in de gang te drogen worden gelegd; een lange jongen, die te snel over den wijkenden vloer wilde stappen, valt languit; dan vluchten de passagiers, die aan den anderen kant zaten, ook naar ons toe, omdat zelfs het promenadedek door de golven wordt bestormd; heel den ochtend is er drukte en vertier aan boord; 's middags regent het, wat ook weer beredderige vroolijkheid geeft; zelfs de eetzaal, waar vóór het diner nog eens de roode lichten zijn ontstoken, kan ons niet meer alarmeeren, en als we 's avonds om negen uur in de haven van Colombo liggen, is de heele bootbevolking in de beste stemming; ieder een hangt over de railing om de groen-en-bruine roeibooten te zien, die de donkere Klingen bij ons aan boord brengen; de kapitein inspecteert zelf nogeens, of de trap wel goed hangt; brieven en telegrammen worden rondgedeeld, en dan liggen er opeens bij verrassing de lichters voor het laden en lossen, en de fijne, blonde Italiaan, de eenige nieuwe passagier, dien we hier aan boord krijgen, staat stil verbaasd tusschen een groep jolige tweedeklassers, die. in een stemming om ,,de boter er uit te braden", rond den eersten stuurman dringen om te vragen, of het vroeg genoeg is, als ze om half twee weer binnen" zijn. Met de eerste gelegenheid laten we ons naar den wal brengen; ons schip ligt als een hel verlicht hotel achter ons, rond ons wemelen de lichtjes van alle mogelijke andere vaartuigjes; ik denk aan de Maas op Koninginnedag, maar het motor sloepje rumoert te luid, om iets tegen elkaar te zeggen. Eerst is er alleen de vreugde van het aankomen aan een blanke, overdekte pier; de belangstelling voor de geldwisselaars met hun roode fezjes, en de prettige sensatie van in een auto tusschen de witte huizen te rijden en de hooge klapperboomen te zien, en den vuurtoren midden in de stad; en in een zijstraat een man in wit en roze in zoo'n wonderlijk sierlijke houding, dat we blijven om kijken, zoolang als we kunnen. Dan komt het groote hotel, met de honderden menschen in evening-dress, die hun Kerstdiner juist op hebben, en nu gaan dansen of in gracieuse groepeering op de hooge witte trappen zitten, zoo europeescli verzorgd dat we zouden kunnen denken in een Engelsche badplaats te zijn, als niet on/e kellner zijn zwarte haar achter op zijn hoofd in een eer zaam knoedeltje had gedraaid en het van voren met een slnitkam had vastgehouden, die me aan mijn prilste jeugd herinnerde. Maar toen kwam het wonderlijkste, waarom ik u eigenlijk over dit alles schrijf, de sensatie, die ik u, mijn Hollandschen vrienden, wil biechten, omdat ge er misschien uw hoofd over zult schud den, en zeggen, dat ik nu al verindisch; die sensatie, waar ik zelf geen weg mee weet en die ik toch onmogelijk loochenen kan. Ik heb mijn leven lang eerbied/gehad v«or de waardigheid van ieder mensen; ik'heb de \erhalen over Chineezen, die als trekdieren voor rickshaws liepen, in Holland met gepaste verontwaardiging en compassie aangehoord en als de een me dan plaagde en zei: Jij liet je,toen je klein was. toch ook in een sportkarrefje rijden", of de ander wilde wetenschappelijk uitleggen, dat het heelemaa! niet het gewicht van een mensen was. dat ze te trekken hadden, maar dat ze alleen de wrijving hoefden te overwinnen, zooals 't ook makkelijk is, een koffer op een fiets mee te dragen, en als een derde er zelfs den bijbel bij haalde, en verzekerde, dat het geslacht van Kanaan vervloekt was en dienaar van dienaren moest zijn, dan ha'/Tme dat nooit ook maar in het minst in mijn ethi'che zekerheden geschokt. En nu, toen we het hotel uitkwamen, gleden opeens geluidloos de twee lichte vehikels voor. iets als smalle boerensjeezcn; we klommen er in en onze twee mensch-paardjes met hun blauwzwarte krnllekoppen begonnen in gelijkmatigen dr?f niet hun bloote voeten ever het asfalt te slaan. Ik ben er zeker van, dat ik mij er over had moeten verontrusten, dat ik toch niet het recht had daar zoo hoog te tronen, terwijl een mede mensen zich warm liep; ik ben er zeker van. dat ik. beginnende met het netelige vraagstuk van de rickshaw, tenslotte bij het neteliger vraagstuk van het recht tot kolonisatie zon zijn uitgekomen. . Maar een mensen voelt bijna nooit, wat hij be hoorde te voelen, of wat bij de situatie pasi. Boven ons praalden en vonkten de sterren, als een.-- hij den stal van Betlilehein; beneden ons sch'.Miiide de zee; ik zag in het wagentje naast me het witte blinken van een overhemd en, in het licht van tien vuurtoren, soms even een gezicht. De wind woei het cape-je van mijn schouders; de klapperboomen stonden hoog tegen de lucht, en het was zalig. zaiig^xiio boven de wereld te wiegen, alle "Ye'"\\egingen en bedenkingen ten spijt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl