De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 14 februari pagina 9

14 februari 1925 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2488 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWE DUITSCHE BOEKEN HERMANN STEHR: Peter Brindeisener (Fnedr. Lintz Verl.Trier '24). ERNST WEISS: Nahar (Ernst Rowohlt Verl., Berlin, '24). A. M. FREY: Robinsonade zu Zwölft (Drei Masken Verl., München, '25). Hermann Stchr, die zich een tijd lang geheel van de realiteit scheen te hebben afgewend naar een verbeeldingswereld vol vage wonderlijkheden, keert met zijn jongsten roman terug tot de naastbijzijnde werkelijkheid. Ook in dit boek is nog lang niet alles duidelijk gezien en krachtig doorvoeld. Herhaalde lijk schiet het beeldend vermogen te kort en worden de moeilijkheden ontweken langs zijpaadjes waar de blauwe bloem welig tiert. Maar een zeer belang rijke poging om in een hedendaagschen roman liet algemeen menschelijke te geven, met vermijding van burgerlijke banaliteit niet alleen, maar ook van overspanning, is het ongetwijfeld. Peter Brindeisener is een oud man, die met het leven heeft afgedaan. Zijn eenig verlangen is al zijn lijden en schuld te biechten. Langen tijd aarzelt hij echter en waagt het slechts vage toe spelingen op zijn verleden te maken en ook wanneer hij eenmaal op dreef is geraakt, wordt de loop van zijn verhaal telkens weer door ontboezemingen en overpeinzingen onderbroken. Dit geeft aan hst relaas der gebeurtenissen, die op zich zelf wel wat erg realistisch" zijn, de diepere perspectieven. De oude Brindeisener ziet zijn jeugd als een weefsel van noodlot en schuld. Reecis zeer jong is Peter getuige van een ruwe, hartstochtelijke scène tusschen zijn ouders en van dat oogenblik af voelt hij zich de medeschuldige der menschheid, die uit het paradijs werd verdreven.... Und wenn ich ganz genau hinblicke aldus peinst de oude man so fing die Austreibung aus dem Paradies mit dem Einzug ins Paradies an. Denn wenn Oott den Hammer hebt, schlagt er schon zu und inmitten all seiner Zerstörungen sitzt die Aufrichtung". Steeds dieper zinkt hij in zijn later leven, ook maatschappelijk, doch verloren gaat hij niet en ten slotte voelt hij zich bereit zum letzten was von Menschen gefordert werden kann, unbeschwert, ja in einer Art tiefster Freude." Peter's vader is een sombere boer, die zijn beide zoons opvoedt in denovergeleverden haat tegen de Sintlingers, het naburige boerengeslacht. Een tijd lang drinkt Peter het vergift dier redelooze vijandschap, omdat hem geen andere lafenis wordt geboden, totdat een gevoelig woord van zijn zieke lijk zusje hem plotseling doet beseffen, wat het beteekent, dat het onschuldige dochtertje van den vijand Heiligenlenlein noemen haarde dorpelin gen?blind werd geboren. Zijn haat slaat plotseling om in een zuivere, extatische liefde. Maar het kwaad der wereld laat hem geen vrede. Zijn vader, die hem vroeger verweet, dat hij niet fel genoeg op de Sintlingers gebeten was, kan in de plotselinge belangstelling van den jongen in het doen en laten op de naburige hoeve niets anders zien dan ver raderlijke wraakzucht. Hij wenscht Peter geluk met diens omkeer en deze mist den moed de waarheid te bekennen. Hij voelt zich niet rein genoeg om den strijd tegen het kwaad aan te binden. In deze verwarring geraakt hij onder de bekoring van Mathinka, een vroegrijp schoolmeisje, wier schaamtelooze zinlijkheid hem geheel van de wijs brengt. Peter beleeft dan in enkele dagen de tragedie, welke zijn leven geheel zal beheerschen. Thuiskomend van zijn eerste avontuur met Ma thinka, vindt hij zijn zusje op het veld, schreiend van uitputting, maar inplaats van haar te helpen bij het werk, loopt hij het bosch in om zich aan zijn verhitte verbeeldingen over te geven. Dien nacht ijlt het meisje in koorts: Heiligenlenlein ! Heiligenlenlein, du ! nimm mich mit zu Oott und vergisz auch meinen armen Peter nicht." Den volgenden morgen is Mathinka niet op school. Peter wordt uit de klas geroepen; hij verwacht Mathinka's moeder voor zich te zien en het is hem bijna een geruststelling te vernemen, dat zijn zusje gestorven is. Maar diep in zich voelt hij slechts het geluk der bevrijding. Mathinka is naar een kostschool gezonden en Peter's zuivere liefde voor Heiligenlenlein en voor het gestorven zusje kan weer opbloeien. De doode zal verzoening brengen. De Sintlingers komen op de begrafenis en Peter kan voor het eerst met hun dochtertje spreken. Maar noodlot en schuld zitten hem op de hielen. De beide boeren krijgen ruzie en er dreigt een handgemeen. Om Lenlein's aandacht van dien twist af te leiden roept Peter haar terzijde. Zij valt en schijnt ernstig gewond. Peter's vader denkt aan opzet en, om zijn eigen geweten te sussen, slaat hij den jongen half dood. De breuk tusschen vader en zoon is nu onvermijdelijk. Peter vertrekt naar de stad om te gaan studeeren. Dit gedeelte van het boek vormt, op zich zelf, een der beste novelles der moderne Duitsche litteratuur. Maar het schijnt, dat juist de zuiverste talenten het minst bestand zijn tegen de weerHet oude Hollandsche schilderij van een bekend meester en in goeden staat IS DE BESTE BELEGGING. De grootste en uitgebreidste collectie in persoonlijk bezit HUYS VAN JOHAN DE WITT" KNEUTEROIJK 6 DEN HAAG DQRUS HERMSEN standen, welke het leven van dezen tijd biedt aan den beeidenden vorm. Zij verliezen hun lan zoo dra zij met maatschappelijke verhoudingen te doen krijgen, hetgeen hun voorkeur voor den jeugdroman verklaart. Peter als student en later als verloofde van Lenlein, die plotseling ziende is geworden, beleeft dingen van veel grooter belang. . . . voor de buiten wereld dan de eerste ervaringen van den dorps jongen, maar de schrijver slaagt er niet in ons die ontwikkeling als een climax te doen gevoelen. Het blijft bij zwakkere herhalingen van reeds uitgeputte motieven. Peter vindt in de omgeving van zijn dorp Mathinka terug als zij op het punt staat te vluchten voor de schande, omdat haar vader zelfmoord heeft gepleegd. Hij troost haar, maar zij voelt dat hij daarbij aan Lenlein denkt en dat hij raar alleen zinlijk begeert. De hartstochtelijke scène, die dan volgt, is ongetwijfeld knap geschreven, maar de diepere zin is thans verloren gegaan. Nog eens tracht Peter daarna zijn noodlot te ontloopen, maar nu is het niet meer alleen Mathinka die zijn geluk in den weg staat. Allerlei, ietwat gezochte familie-omstandigheden moeten er dit maal aan te pas komen om Peter te doen besluiten Lenlein weer vrij te laten. Het meisje wil echter niet van hem afzien; zij verliest, in wanhoop, haar aangeboren schuchterheid. Peter, die onschuldige overgave vreezend, vlucht naar Mathinka en wordt daardoor de oorzaak van Lenlein's dood. Er is in dit alles meer dan genoeg romantiek, maar cle sobere ernst van den opzet, waarin zulk een sterke werkelijkheidszin aan den dag treedt, wordt daardoor toch niet geëvenaard. Ernst Weiss heeft prachtig, dichterlijk proza geschreven, maar hij blijft toch te veel expres sionist, in den engen zin van het woord, om een groot, zelfstandig werk tot stand te brengen. Hij heeft, als de meeste expressionisten, meer eigen vorm dan persoonlijken inhoud. Waar hij op een oud thema kan fantaseeren, zooals in zijn bijbelsche novelle Damel", bereikt hij onver wachte hoogtepunten, maar deze roman" eener tijgerin, die als de reïncarnatie van een deerne wordt voorgesteld, is innerlijk veel te zwak voor zijn hoog opgestapelde woordkunst. Sterk en veelbelovend is ook hier het begin, maar wanneer de voor de hand liggende motieven van spel en strijd, honger en liefde eenmaal zijn ontwikkeld, beginnen de fatale herhalingen, waarin Weiss vergeefs tracht een climax te brengen door de avonturen der tijgerin steeds romantischer en onwaarschijnlijker te maken. Het oude dieren-epos had, als didactische parabel of als satyre, evenals de klassieke" utopie, een zeer bepaald doel. Later ging die be doeling meer en meer verloren en kreeg, vooral in de Engelsche litteratuur, het wetenschappelijke element de overhand. Het dierenverhaal werd daar grootendeels biologie, terwijl in den toekomst roman de ontwikkeling der techniek een zeer belangrijke plaats ging innemen. In Duitschland echter treedt de moderne dierenroman en vaak ook, zooals b. v. bij Döblin, de toekomst-fantasie in de plaats van den burgerlijken roman, van het oogenblik af dat deze niet meer voldoende mogelijkheden biedt. Wie iets meer wil weten omtrent het leven der tijgers moet die wetenschap niet in een boek als Nahar" zoeken. Nahar is geen tijger, maar even min een mensen als dier voorgesteld. Wens heeft hier slechts willen gev.n het elementaire leven, samengesteld uit een reeks primitieve gevoelens, genot en lijden, jenseits von Gut und Böse". De tijgerin en de deerne wil hij ons doen zien 'als twee verschijningsvormen van ('én wezen. ,,Tiere in Ketten" neemt hij daarom het boek, dat aan Nahar" voorafgaat en waarin dezelfde primitieve ziel nog aan een menschelijke gedaante is gebonden. Maar deze voorstelling, aan Indische geloofsleer ontleend, is voor Weiss slechts een aanleiding om zijn neiging tot het primitieve, waartoe hij zich, als alle expressionisten, sterk voelt aangetrokken, te volgen. Daarom is dit boek toch eigenlijk niet meer dan een breed uitgesponnen, dichterlijke vergelijking, waarmede hij een ietwat vaag begrip omtrent het vitale leven tracht uit te beelden. Wat Weiss werkelijk te zeggen heeft zou een waarlijk groot dichter ons in enkele verzen sterker doen gevoelen. Maar een bewonderenswaardig woordkunstenaar toont hij zich ook in dit grootere werk en hij slaagt er ten slotte toch in, zij het ook met veel te veel woorden, iets van de ruige schoon heid der dierlijke natuur te onthullen. Men late zich niet door het smakelooze plaatje b-iitenop afschrikken van Frey's Robinsonade", want die is voortreffelijk in haar soort. Frey is, niet alleen bij ons, maar ook in Duitsch land weinig bekend, ofschoon zijn boeken ontspamiingslectuur zijn in den besten zin van het woord. Zijn humor, hoewel gemoedelijker, is verwant aan die van Shaw's voorlooper, Samiicl Butler. Hij neemt dan ook in de hedendaagsche Duitsche litteratuur een zeer bijzondere plaats in, hetgeen zijn geringe bekendheid waarschijnlijk verklaart. Van diepzinnige bijbedoelingen of geforceerde dichterlijkheid is bij hem geen sprake. Hij is ouderwetsch" genoeg om zich met de rechtstreeksche satyre tevreden te stellen. Maar hij speelt, schijnbaar achteloos, met zijn slacht offers, als de kat met de muis en blijkt toch ge compliceerder te zijn, dan hij aanvankelijk lijkt. De intrige der Robinsonade is van de orde der Zeven Sleutels van Baldpate", zoodat het on bescheiden zou zijn haar na te vertellen. Ik wil er alleen van verraden, dat een internationaal gezel schap, op een vliegtocht van China naar Europa. bij een noodlanding in een ketel-dal tusschen hooge, steile bergwanden van de Himalaya terecht komt en daar een tijd lang noodgedwongen kolo niseert. Het natuurlijke centrum vormt een dikke Hollandsche dame; een Duitsch koopman en een Chineesch generaal, als grootst mogelijke tegenstellingen, de beide polen. Geestig paradoxaal zijn de eindelooze disputen tusschen den vrcdelievenden vechtjas, die een veldslag van zijn kunstig gedresseerde mieren belangrijker vindt dan alle oorlogen ter wereld en den ijzer-en-bloedpangermanist, met zijn wereldhandel in vlaggen. De Europeesche cultuur moet daarbij menige veer laten. Maar het grappige is, dat wij den dikken arroganten Duitscher tenslotte zoo kwaad nog niet vinden, en ons eindelijk beginnen af te vragen of de sympathieke Chinees toch eigenlijk niet een geraffineerde schurk is. Zoo schijnt Frey niet alleen met onze Westersche beschaving te spotten, maar ook met onze manie om al wat Oostersch is te idealiseeren. Als een handig jongleur werpt hij zijn fonkelend speelgoed nonchalant in de lucht, maar nog juist op tijd brengt hij alles weer netjes in orde. Dergelijke boeken zijn tegenwoordig zeldzaam genoeg om er met nadruk de aandacht op te vestigen. C U R. DE GR A A F F Correspondentie Mevr. H. M. v. B. te Utrecht. De roman van Herman de Man, Het Wassende Water", is nog niet in boekvorm verschenen. J. Th. v. W. te Amsterdam. Het secretariaat van de Kon. Vereeniging tot opleiding voor Ambachten en Beroepen" is te Amsterdam. Bronkhorststraat 34. V4NNELLCSVARINAS GOUDZEGEL 3O cls.perPnkje. II Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vele GOEDE SIGAREN II

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl