De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 februari pagina 12

21 februari 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2489 l !:"? *??:; l; i'. VEREENIOD TOONEEL. De Woonschuit, drama door A. Defresne. Dit opmerkelijk werk van een jongen Nederlandschen schrijver heeft lang op stapel gelegen. Sinds het geschreven werd en in druk verscheen (in Groot-Nederland) zagen we in de buitenlandsche tooneelproductie de run op de eeuwigheid" zich matigen; de zin voor waarschijnlijkheid om het schrikbeeld realisme" hier nog te ver mijden keerde terug, het spelen met groote woorden nam af, l'art de préparer" deed zich, min of meer gebiedend, weder gelden. Een van de bezwaren voor deze na-den-oorlogsche tooneelkunst was, dat zij een bepaalde sfeer behoefde, een verwant en toegewijd publiek, om tot haar tijdelijk recht te komen; een tweede, dat ze zoo snel bleek te verouderen. In ons land waren de omstandigheden haar niet gunstig: het théatre d'avant-garde, dat, heet van de pen, en met den overmoed der overtuiging, Defresne's drama had moeten opvoeren, ontbrak. Zoo kon de opvoering in den officiëelen Stadsschouwburg al niet veel anders worden dan een op zichzelfstaand en vreemd verschijnsel, een experiment ook voor het aan passingsvermogen der habitués. Nu kan men goede tooneelkunst voor elk publiek spelen en de moeilijkste klassieke werken niet uitgezonderd gemakkelijk verklaren; we behoeven het stellig niet als een compliment aan den schrijver te beschouwen, wanneer in de wandelgangen van een schouwburg allerwegen: begrijp je er iets van ?" wordt vernomen. Maar dit ontslaat ons toch niet van de taak hier met alle aandacht naar eenig aanknoopingspunt te zoeken; tooneelschrijvers, die, hoe gebrekkig hun stamelen mag heeten, iets te zeggen hebben, zijn in ons land al bijzonder zeldzaam; en dan vind ik bij dieper beschouwing in de Woonschuit" toch heel wat kiemen-vanleven, die het werk, als poging, verheffen boven het van alle kanten afgegraasd terrein der meer coulante dramatiek van den dag. Met allen eerbied voor Tonde Sarcey en de onmiskenbare verplich tingen, die het tooneel oplegt wij zijn in onze speculaties toch ook niet weinig verstard en kunnen, om zoo te zeggen, geen gevallen meisje" meer zien, zonder den geneelen avond naar den vader" te zoeken. Was er iemand in de zaal die, nadat Martha", zwanger van een onbekende" haar toevlucht had gevonden in de woonschuit van den armen schilder George, bij het optreden van den tweeden man-in-het-spel (van Goon) niet met geestdrift dacht: dat is 'm l" Ontegenzeggelijk, bij al het kwaad, dat zich van Defresne's drama laat spreken, het procéd schept andere verhoudingen, ongedachte om standigheden, verschieten buiten den alledaagschen tooneelgezichtskring, en wij moeten ons eenigermate willen instellen op gewaarwordingen, welke in het kader onzer conventies niet vóór de hand liggen. Daarom is het in deze zoo moeilijk iets van het, overwegend verstandelijk opgesteld, maar toch op ervaringen en conclusies van het hart berustend werk weer te geven. Wie de handeling wil navertellen, dreigt den schrijver belachelijk te maken; de taal vervalt van de huiselijke vermel dingen in de hoogst-dravende rhetoriek, en met den geestelijken inhoud loopen we herhaaldelijk op de klippen van valsch gevoel en effectbejag vast. Men denke zich, om n voorbeeld te noemen, een man, die in de crisis van zijn leven, staande op een zinkend schip, zegt, terwijl hij doelt op zijn vóór jaren op die plek verdronken zuster: Nu staan we op haar graf, maar bloemen leggen kunnen we niet". Defresne heeft ons, wat de groote lijn van zijn stuk betreft, in het programma-bijschrift gelukkig wat op weg geholpen: de drie jonge menschen (met hun oud verleden") gaan, volgens hem, in ,,de Woonschuit" te gronde aan overmaat van hoogmoedige menschelijkheid, aan te ver door gevoerd individualisme". Op zich zelf zou het proces geen belang inboezemen; deze menschen zijn nog jong, en het is een gewoon verschijnsel dat jonge menschen in eigen oogen geroepenen zijn: helden, uitvinders of apostelen. Doch deze drie menschen (twee mannen en een vrouw) zijn oud in ervaring, zij hebben in zelfvergoding hun liefdekracht uitgeput, zoodat het eenige redmiddel, de liefde, voor hen onmogelijk is geworden." De sexestrijd wordt hier op de uiterste spits gedreven, doch niet om de liefde als geluksvervulling gaat het, maar om de liefde, die alle dingen verklaart. Te weten wie men is, dat is de eerste en wreed ste plicht", zegt van Goon, die ,,de Man" is in dit stuk; George is de vriend", een nevenfiguur. De vrouw zoekt den man, om zich in hem te verliezen en met hem den meerdere te stijgen, door den brand der zinnen heen, tot het bewuste leven. Om te weten wie hij is" behoeft de man de Vrouw, die den wellust van het superiori teitsgevoel in hem aanwakkert, en hem daarmede bevestigt in zichzelf. Martha en George leven aan den zelfkant der samenleving, twee ratés". Zij behooren tot de generatie, die het leven" en de menschen" voor hun zwakheden en vergrijpen aansprakelijk stelt, en de schrijver doet alle moeite ons van het goed recht dezer opvatting, waarbij erfelijke belastheid en opvoeding drijfkracht en excuus heeten voor alle onwaardige gedragingen, te overtuigen. Een mausoleum aan vaders en moe ders, een oom, een zutter, roept hij, te pas en te onpas, voor de vierschaar onzer nieuwsgierigheid, en waar hij slechts insinueert, geen feiten noemt, denken we omtrent hen het ergste". Van dit verleden moeten wij ons abstraheeren tot de schrijver van Ibsen zal hebben geleerd hoe men het kan laten herleven en spoken" door de handeling heen. Wij nemen het in dit geval als die Ursache" aan voor de weerwraak", die in deze jonge menschen ree ligt, en laten voor het overige de schuldvraag" in het midden. Zij zitten nu eenmaal in deze impasse. George schijnt men aarzelt den graoten naam in dit verband te schrijven als een mislukte kleine Vincent" bedoeld, Martha wordt ons voorgesteld als een ongelukkige adellijke telg, (die adel riekt een beet je naar colportage") op zoek naar den ware " van arm in arm gegaan. In den nacht vindt George, uit de gevangenis, waar hij om een maatschappelijk misverstand een jaar doorbracht, ontslagen, dit meisje met haar bundeltje op de straat. Zij is juist van den laatsten minnaar weder onbe vredigd heengegaan, en de vertwijfeling nabij. Uit deernis neemt hij de daklooze, die, laten we zeggen ongerept" zwanger is, ze weet niet eens van wien, mede naar de woonschuit, zijn eenig bezit. Daar hokken ze als schipbreukelingen samen, moreel en finantieel bankroet. Ten einde raad roept George zijn vriend van Goon, in wien hij zijn meerdere erkent, te hulp. Deze figuur is in zijn mannelijke bewustheid uitermate gecompliceerd. Hij treedt zoowel passief als actief op. Hij belichaamt als een moderne Gregor Werle (?Wildente"),,die ideale Forderung", doch is daarbij zelf zoodanig door twijfel en dwang gedachten bezeten, dat het overwicht, hetwelk hij in dezen toestand nochtans uitoefent, ons nauw gelooflijk voorkomt. Hij heeft de houding van Molnar's Duivel", deze figuur niet opgevat als een Mephisto der fantaisie, maar, zooals Bassermann hem heeft gecreëerd: als het onverbiddelijk geweten. Doch ook die houding is zeer doorzichtig, en legt slechts de labiliteit van zijn innerlijk wezen bloot. Behalve dit echter is hij en daar komt het vooral op aan de man, in wien de hartstochte lijke liefdevrouw Martha plotseling den meester" erkent, den mensch, die haar het mysterie zal kunnen openbaren. En ook hij voelt hier voor het eerst in de Vrouw, die hem kamp geeft, de vervulling zijner diepste en innigste begeerte nabij.... Noch tans kust" hij haar, na de wederzijdsche bekente nis, niet; hij gaat heen, op reis, om zichzelf te hervinden en tot klaarheid te komen, en laat Martha onder de hoede van den te weinig mannelijken, haar onderdanig" en derhalve vruchteloos beminnenden Gecrge. Doch ook na zijn vertrek, en desondanks, blijkt hoe dit oogenblik van erkenning zegenrijk is geweest, hoe de Liefde de toovermacht bezit het leven te verklaren en op te heffen, hoe zij de latente krachten staalt, den zin voor burgerdeugd en plichtsbetrachting nog op verren afstand sterkt. Martha, die alles maar liet verslonzen, maakt van de woonschuit een vriendelijke woning; voor George, dien zij niet vermocht lief te hebben, dien zij in haar armoede beloog en bestal, wordt zij zacht en goed.... een moeder. En wanneer haar kindje geboren wordt, is met de herinnering aan het verleden, ook de onreinheid van haar afgewischt. Een blijde geboorte, trots alles. Van Goor. keert terug. Doch niet, zooals Martha gehoopt heeft, om haar en het kind te halen. Hij kent thans zichzelf, nu het groote licht in hem schijnt, en hij weet, dat zijn krachten ontoereikend zullen zijn in deze complete" vrouw de onontbeerlijke illusie zijner mannelijke meerder heid op te houden. En dat alles verloren zal zijn, zoodra hij zich gewonnen verklaart, zijn indivi dualiteit, die zijn eenzaam koninkrijk is, prijs geeft. De eeuwige strijd, waarin ook het jonge leven, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, ten gronde zou gaan. Boven het oogenblik, waarop zij elkaar in liefde OLOO TVVB/1K. _ f 0.2 3 ^ &N begeerden zonder elkander te beroeren, boven deze heilige communie, kan geen vervulling uit stijgen. Hij vraagt Martha niet: de gave, hij vraagt haar: het offer. Haar zoon moet zij hern afstaan. Op dit kind, dat groeide in haar schoot terwijl haar ziel leefde in en dóór hem, op dezen zoon der onbereikbare Vrouw", die voor hem de Madonna vertegenwoordigt, meent hij het hoogste recht te mogen laten gelden. Op geen andere, reëele, wijze kan hem na dezen droom het vaderschap nog geworden, en iets moet een mensch in zijn eenzaam heid blijven, waarin zijn beter-ik herleven, waarin hij gelooven kan. Een kind. De nieuwe mensch. Het is een zuiver gevoeld en schoon bedoeld oogenblik als Martha hem onder dezen indruk vrijwillig haar jong-geborene in de armen legt. Ook zij, vrouw-van-illusie, heeft hier het hoogste, wat haar gegeven kan zijn, bereikt. In blind ver trouwen onderwerpt zij zich, trekt zich uit zijn leven terug: Ja, als jij zegt, dat het niet mag, hè? dan kan het niet...." Dit is het evange lie der vrouw. In blinde liefde staat zij hem af wat haar het dierbaarst is, want: hij moet toch iets van mij mee hebben." Dit is het geluk der vrouw. Martha heeft hiermede haar taak op deze wereld volbracht en haar dood, dien zij zoekt in het water dat om de woonschuit spoelt, is zacht. Aan George schonk zij de herinnering aan deze laatste schoone weken, waarin hij zijn liefde voor haar boven zijn eigenliefde voelde gaan, en niet meer begeerde dan een anders geluk. Aan van Goon gaf zij het geloof in het menschdom, want in de tot elk offer bereide liefde, terug. De mensch is goed. Maar de liefde alleen wijst ons de wonderbare wegen.... Veel van dit goede en schoone moet Defresne voor den geest hebben gezweefd, zonder dat het hem gelukte er vorm en bezieling aan te geven. Wij moeten er naar raden, en wanneer wij ons in zijn bedoelingen vergissen, is dit niet onze schuld. Het is een chaos gebleven, waarin alken een groot talent orde had kunnen scheppen. Doch in de ditpte flitst het. En onverschillig laat het niet. De vertolkers (Charlotte Kohier, Alb. van Dalsuin, en Henri Eerens, regie Ed. Verkade) hebben er hun best op gedaan. Het eerste bedrijf, opgezet in den geëxalteerden en gekwelden toon, dien Charlotte Kohier op het tooneel brengt, en die in zijn felheid voor de stijging al vreezen deed, kwam mij knap gespeeld voor. In het tweede werkten de uiterlijke omstandigheden de schuit, die dreigde te zinken te weinig mee, om tot den climax te geraken. Het werven", afstooten en aantrekken, tusschen van Goon en Martha, kreeg hier ook een te banale nadrukkelijk heid, doordat Charlotte Kohier de deerne" in zich te sterk kleurde, en de naar overgave hun kerende vrouw te zwak aangaf. Het derde bedrijf bezweek. Het langzaam tempo, de krampachtige pogingen om de sentimenteele uitweidingen van den schrijver te verinnigen, hielden het niet. Het werd een melo-drama. Ongetwijfeld hebben hier, waar een zeldzaam voorkomend geval in ons land de begaafde echtgenoote van den tooneelschrijver het werk van haar man in de vrouwelijke hoofdrol te dragen had, de zenuwen parten gespeeld. Plus royaliste que Ie roi.... Doch een belangwekkende, warm-doorleefde uitbeelding was het niettemin. De rol van Van Goon (van Dalsum) is mij uit de vertolking niet duidelijker geworden. De onevenwichtigheid der figuur kwam thans zóó sterk uit, dat het geestelijk overwicht van den zich-zelf bezittenden man, nog toen hij als overwinnaar" afging, in dit hibridisch doen geheel verloren ging. Uit de aanwijzingen laten zich intusschen de tegenstrijdigste opvattingen verdedigen, en het uiterlijk van den speler van Dalsum heeft een week, bewegelijk gelaat en ik stel me het masker" van Van Goon streng en verbeten voor draagt hier beslissend tot den indruk bij. Den beste van de drie vond ik Henri Eerens, in de minder ingewikkelde rol van George", de sterkste vertolking bovendien welke ik van dezen speler ken. Hij had den gevoeligen eenvoud, die het werk zuiverde en op menig hachelijk oogenblik de situatie redde. TOP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl