Historisch Archief 1877-1940
No. 2489
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
JAN MAANDAG
1850?1925.
Rechtop loopt hij nog, de blijmoedige grijskop,
die Jan Maandag heet. Z'n sterk sprekende kop
met de grijze snor en sik, de geprononceerde neus
en de steeds glimlachende mond trekken al van
verre je aandacht en de groet, die hij naar je
toegooit, als je hem tegenkomt, schalt lachend over
plein of straat. En telkens, als je een eind met hem
oploopt, langzaam, soms heel langzaam, fleurt
hij je op door zijn constante vroolijkheid en dcor
't vertellen van een mop, zoo smakelijk weerge
geven, dat je op dat oogenblik het leven ziet in
zonneschijn en vreugde. En toch weet je, dat naast
je een man loopt, wiens motor, zooals hij zelf z'n
hart noemt, niet goed meer werkt, trots de nog
zoo sterke machine en de groote vitaliteit der
geest. En zelfs deze kwaal wordt in z'n mond
tot een mop, een spot met zichzelf, en met het
leven. Hoe spotte hij niet in 't Handelsblad",
toen deze courant hem als gestorven annonceerde.
,,lk ga langzaam vooruit", schreef hij; maar niet
in den lijkwagen, die dit ook doet."
Waar hij komt, brengt hij vreugde, wordt hij
met vreugde begroet en binnen enkele
oogenblikken is hij de ziel van het gezelschap, dat hij met
z'n geestigheden bezig houdt, tot zelfs de meest
pessimistischen meesleepend in den vrolijken
lach. Ik herinner mij hem nog als stamgast in
't Paleis-café, waar hij steeds omringd was door
een schaar van vrienden, die genoten van zijn
steeds weer opwellende geestigheid en hem be
schouwden als de gelukkigste sterveling onder de
zon. Maar inwendig gloeit bij hem het verlangen
naar iets anders, naar huiselijkheid, naar z'n, hem
zoo dierbaar werk en naar rust en kalmte in het
buitenleven. Als hij zoo 's zomers op de boot naar
Ouderkerk of Aalsmeer zit, zich koesterend in het
zonnetje, dan is hij, zoo alleen, in z'n element
en bestudeert hij de scheepjes, de roeibootjes
en vooral het water, tafreeltjes, die hij zoo graag
weergeeft in aquarel; en ook nu nog schildert hij
de zee, zooals hij die in
z'n jonge jaren zag. Dan
komen bij hem herinne
ringen op aan z'n
jongensleven, toen hij 't liefst
aan de haven of op het
strand zat te turen en
de woeste zeeën met de
schuimbekopte golven in
drukken bij hem wekten,
die hij nooit vergat. De
zee was z'n verlangen, de
kunst werd z'n leven. Op
21-jarigen leeftijd trok
hij met z'n schetsboek
naar Amsterdam en kwam
bij Grootveld, den ver
maarden decoratieschilder
van 't Paleis voor Volks
vlijt, in de leer. Wat heeft
hij van af dien tijd al
niet geproduceerd, vooral als opvolger van zijn
meester. Velen herinneren zich misschien nog
?de baletten, die gedurende 16 jaar de groote
.attractie waren van den Paleis-schouwburg,
waarvoor telkens nieuwe fantastische decors
noodig waren, die zijn naam door 't heele land
verspreidden. En daarna de monteering van
nieuwe stukken en opera's, in dien zelfden schouw
burg, bij zoo vele directies, een styleeren met
lappen; maar schilderijen in grootschen vorm
bracht hij op 't tooneel en het publiek uit die dagen
(an Maandag bij zijn
:25-jarig jubileum (1896)
huldigde hem meermalen bij open doek. Zoo groot
was zijn invloed, dat zelfs schilders van naam als
Colnot, Verbrugge en Danz hun eerste opleiding
van hem ontvingen, en steeds hun meester bleven
eeren als een vooraanstaand kunstenaar.
Tot in 1917 de eerste symptomen van z'n hart
kwaal hem noodzaakten het atelier, waar hij 46
jaar gewerkt had, te verlaten en rustig en kalm
verder te leven van het pensioen, dat de Paleis
directie hem aanbood. Z'n gouden jubileum,
waarvoor reeds plannen waren gemaakt, verviel
daardoor en.... ofschoon hij 't zoo graag had
gevierd, uitte ook hier weer z'n spot zich in
een vers, dat hij mij zond, met deze woorden:
Had ik de vijftig kunnen halen,
Ik had gevierd een reuzenfeest,
De vrinden waren upgekomen,
De zaal was slamp.... stampvol geweest;
Ik was bepaald bekramd geworden,
En toegesproken op 't tooneel,
Ik had wellicht, erg zenuwachtig,
Een traan gelaten.... weet ik veel!
Ze staan meest allen toch te huilen,
Waarom zou ik het ook niet doen,
God weet, gaf mij een jong actrice
Niet aan het slot een flinke zoen
Bravo ! had 't door de zaal gedonderd,
En halen ! halen, van 't looneel.
Men sleepte me weer voor het voel licht,
Bracht water voor m'n droge keel,
Ik had bedankt voor alle hulde
En vast geëindigd met een mop,
Nou misten velen 'n rnoo en avond
En ik voor alles.... de envelop I"
Op z'n 75en verjaardag, Maandag 23 Februari
a. s. moge hem de hulde ten deel vallen, die hem
toen voorbijging en trots z'n motorgebrek, moge
hij, blijmoedig en levenslustig als hij is, de 2 x 50
halen. Hoera !
H. K- T E u N E
Russische muziek
Francis Aranyi en Wilhelm Grosz speelden samen
in de kl. zaal Concertgebouw het vioolconcert van
Prokofieff, en het was na de eerste kennismaking
met dit werk op een abonnementsconcert door
Szigeti een aangename hernieuwing van onze
vroegere indrukken, een hernieuwing, die aan den
eenen kant minder volledig moest blijven?wij
misten wel de zeer essentieele orkestpartij aan den
anderen kant nieuwe details van de bewonderens
waardig geschreven vioolpartij naar voren bracht.
Aranyi speelde deze partij uiterst suggestief, vol
maakt van uitdrukking, vlotter en meer in de sfeer
nog dan Szigeti had gedaan. Het leek een demo
nische arabesk, wonderlijk-grillig, vol star en koppig
rythmisch figureeren. Fel en hijgend in de bijna
voortdurende hooge ligging: een bezetenheid,
gecontinueerd als een droombeeld, waaruit men
niet los kan komen, en die het eene visioen in het
andere doet overgaan. Men staat verbaasd hoe
consequent en zonder aarzeling dit volgehouden,
hoe weinig er geofferd is aan het concert" der
traditie, terwijl de vorm de klassieke scholing
toch niet ontbeert. Want Prokofieff is naar wezen
eerder neo-classicist. Zijn rythmiek, hoe volgehouden
ook, is louter lyrisch, hij bouwt er niet mee, zooals
Strawinsky. Zijn ballet Chout", een der successen
van het Russische ballet is juist in zijn
motorischrythmische constructie het zwakst, in zijn ver
starde" lijnen het sterkst.
Het doét ons genoegen dat deze moderne Russen
ook langzamerhand ten onzent worden geïntro
duceerd; na Strawinsky Prokofieff. (Voor onze
solisten ligt er nog een mooi piano-concert van
Prokofieff klaar, zijn 3de). Reeds zijn aan de des
tijds minder bekende Russische componisten
in de West-Europeesche concertzalen was Tschai
kowsky weleer alleen de Rus" van onze muzikale
verbeelding, hoezeer zijn handenwringende wan
hoop ons de aan het westen-gemeenzame roman
tiek" moest in herinnering brengen vaste plaat
sen op onze programma's ingeruimd en hoort men
de werken van Moussorgsky, lazounoff, Rimsky
Korzakoff, Borodin, Rachmaninoff, Scriabin.-,
geregeld ten onzent uitvoeren. Doch de jonge school
is ons grootendeels nog maar bij name bekend.
Van i.iessin, Miakowsky, Oublicheff, Issay
Dobroven hoorde men hier nog geen noot. Alleen
de Schumann-romanticus Medtner heeft reeds zijn
weg naar ons gevonden. Vooral van Issay Do
broven, een musicus uit de Mcskouer school en
een der weinige, die het Soviet-reginie niet naar
het buitenland is ontvlucht, vertelt men ons veel
belovende dingen. Voor de Russophilen is er nog
veel weggelegd, doch men verwachte niet een voort
durende herhaling van de beroemde Russische
U BEWAART UW GEZONDHEID
door het plaatsen van een vochtiglieidsmeter in
Uw vertrekken waarnaar U kunt vei warmen of
ventileeren. friy, tij Vooruitbetaling fl. 4,70
of order rembours verhoogd rr.et kosten.
Alleenverkoop merk JOHAR
JOS. HARTOG,
Hoofdsteeg 17, Nobelstraat 28,
ROTTERDAM. UTRECHT
weemoed", waaraan ons de literatuur en ook de
muziek van Tschaikowzky en Rachmaninoff
hebben gewend, en schelde musici als Strawinsky
en Prokofieff niet voor cerebraal omdat zij niet
zwelgen in de beroemde Russische melodieën, die
bij een Tschaikowsky voor de massa de klacht
van een geheel volk schijnen te dragen. Wezenlijker
nog dan de melodie" is bij de Russen het rythn'e
en het is uit het rythme dat de jonge Russische
school bij ons, in het westen, zal gaan zegevieren.
Dat Strawinsky juist een alles beheerschend
balletcomponist werd is met zulk een groot toeval als
sommige muziek-historici, zinspelend op dit nog
braakliggend terrein meenen te mogen opmerken:
want dit ballet van groote bloei te Petersburg was
voor Rusland geen toeval of een luxe-stichtingdan
leeglcopende aristocraten. Tschaikowsky,
Rimsky Korsakoff, Borodin schreven reeds balletten
voor dit beroemde ensemble, doch die zich nog te
veel op de melodie steunden. In Strawinsky heeft
het rythmische Rusland muzikaal, ook haar eigen
nationaliteit kunnen uitvieren.
Anke Sclüerbeek
Jan Bresser
Ditmaal valt een tweetal artiesten te noemen,
waarvan de een nog weinig, de ander (f weinig be
kend is. Ik bedoel den jongen violist Jan Bresser
en de altzangeres Anke Schierbeek, die deze week
samen een concert in de Engelsche kerk gaven.
Mej. Schierbeek heeft het ons wel laten betreuren
dat wij haar te weinig in het openbaar hooren.
Aan een alt-partij, gezongen in Mozart's Requiem
te 's-Hertogenbosch bij de
Diepenbrcck-herdenking had ik de mooiste herinnering behouden, doch
sindsdien mocht ik de zangeres niet meer op het
concert-podium aantreffen.
De liederen, die zij thans in de Engelsche kerk
zong, gaven ons dadelijk de overtuiging: dit is
gezangkunst van een nobel, diep-menschelijk ge
moed en van een artieste, die uitstekend tot in de
finesses haar technisch kunnen beheerscht. Daarbij
bezit me j. Schierbeek nog het gelukkige geschenk
van een prachtig getimbreerd geluid; alles bij
elkaar genoeg om ons te verrassen, te boeien, ja
diep te treffen. Zij zong een recitatief en aria van
Bach, als een levend organisme en zeer klaar
gephraseerd, daarna met innige liefde en juist
getroffen soepele intonaties, twee Fransche liederen
van Ducoudray en Debussy en tot slot Zweers'
Lof der odheid". Mej Schierbeek wij her
halen het nogmaals is het aan zichzelf en ons
verplicht, spoedig weer voor ons te zingen, liefst
in een eigen concert. Zij behoort inderdaad tot de
genen der uitvoerenden, die niet weg mogen blijven,
nu er te veel zijn, die weg moesten blijven.
Wat aan het zingen van mej. Schierbeek te
meer stemming verleende: het intoneeren in een
kerkruimte, was voor het spel van den violist
Bresser minder voordeelig. L)e viool klonk wat
scherp, schriel soms, naast te resoneerend in de
sterker geaccentueerde gedeelten. Maar een ernstig
en oprecht artiest was aan het woord, dat hoorde
men desondanks toch; natuurlijk nog niet zoo
gerijpt menschelijk als het kunnen van mej Schier
beek, en nog niet geheel ontdaan van het zoekende.
Het wat te bewust-duidelijke in zijn Chiaconne
van Bach, de te zeer afgepaste schakeeringen van
sneller en langzaam, stem en tegen-stem, luid en
zacht werd in de breeder klinkende gedeelten op
geheven tot een prachtig en orgelend zingen. Ook
in het tweede gedeelte van Brahms' vioolconcert
wat onvoordeelig met een orgel als begeleiding
trof Bresser vaak den vervoerden toon, die bewees
dat Bresser tot meer in staat is dan hij soms mo
menteel kan geven. In ieder geval een jong kunste
naar vol echte toewijding voor zijn kunst en waar
op men behoort te letten.
CONSTANT v A N W v. s s E M
LAAT UWL CENTRALE VERWARMING
EN BldKOMfcNOE INSTALLATIfcS
AANLEGüfcN DOOR
DEKON FABR.F.W.BRAAT-DELFT
EN GE ZULT TEVREDEN ZI.JN.