Historisch Archief 1877-1940
16
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2489
SCHILDERKUNST-KRONIEK
Teekeningvoor de Amsterdammer'' door P.P.Kosttr
GREPEN
FLORIS ARNTZENIUS (1864?1925) IN MEMORIAM
Nog geen n en zestig jaar oud is Floris
Arntzenius overleden, den 16 Februari van dit jaar,
in den Haag. We waren vage kennissen, maar
van mijn kant was altijd een zekere sympathie
levendig jegens hem. En dat komt misschien daar
door, dat ik steeds in hem, die toch naar afkomst
geen werkman was, den schilderenden werker
voelde. Ik stond in deze meening niet alleen. Ik
herinner me zeer wel, hoe Walter Vaes, die een
middag had doorgebracht bij Arntzenius, verheugd
vertelde, hoe ze beiden, als waren ze werklieden, ge
praat hadden, onderzocht hadden wat de verf
tegenwoordig was; welke de eigenschappen waren
van alle soorten verf; hoe de menging met olie was
enz.; allerlei dingen, die de lust verrieden 't ma
teriaal, dat ze gebruikten nauwkeurig te kennen.
Ze hadden, beide schilders, de te waardeeren eigen
schap met goede grondstof te willen doen, wat
ze deden. Gedeeltelijk kwam dit wel daaruit voort
dat ze beiden leerlingen waren van de Antwerpsche
Akademie. De Vlaamsche schilders hebben, op
aangename wijs, toch de tragedie bestendigd, dat
een deel van het vak een goed werkmanschap is.
Dat deze sympathie jegens Floris Arntzenius
een sympathie eerder uit de verte, nooit werd tot
een nadere kennismaking, lag. zeker gedeelte
lijk aan mij. Ik heb een onophoudelijken eerbied
voor een karakter, dat zich, als kunstenaar, bewust
is van de verantwoordelijkheid, die zulk kunste
naarschap den bezitter oplegt. En ik vond die
niet groot genoeg bij Floris Arntzenius. Want
hij had, zonder twijfel, talent. Dit bleek bij buien.
Bij buien maakte deze schilder, die dan in de
tweede rij kwam, bloemstukken en stillevens, die
geschilderd waren en kleur bezaten. Hij kwam
dan uit de derde rij, waarin hij stond, naar voren,
en ik meen te kunnen zeggen, dat ik nocit een
gelegenheid liet voorbijgaan, dit met lof te melden.
Want niets is aangenamer dan prijzen naar waar
heid. Andere keeren kon ik hem naar waarheid niet
loven. Hij maakte het zich te gemakkelijk; hetzij
hij marktscènes schilderde, interieurs van koffie
huizen, een te grooten invloed van Breitner niet
verwerkte, of in het portret zich te snel tevreden
stelde. Ik heb dit indertijd eveneens neergeschre
ven en zie geen enkele reden dit nu, bij den dood,
te ontkennen....
Iets is dus te doen, wanneer een
eere-tentoonstelling van Floris Arntzenius gehouden zal worden.
Het mag dan nooit de vraag zijn: hoe zulen wij
zooveel mogelijk van hem laten zien; het tegen
gestelde geval zal waar zijn en juist: we moeten
ons beperken, dan zal door een betrekkelijk
klein getal der beste werken deze doode het meest
geëerd worden. Een tentoonstelling, zoodanig ge
houden, zou de vriendelijke ontvangst kunnen
hebben van een aangename verrassing. Wordt ze
niet zoo gedacht, dan zal zij een teleurstelling zijn.
En, hoewel wij gewend zijn aan teleurstellingen
bij eere-tentoonstellingen en door
eere-tentoonstellingen (hoe weinig kritisch zijn de meesten aan
gelegd !) lieten wij nooit de hoop varen, dikwijls
ijdel gebleken, dat zulke tentoonstellingen met
waren kritischen zin zou worden georganiseerd.
Laten we, op nieuw, dit hier hopen.
PLASSCHAERT
PLATO EN MACCHIAVELLI.
De idealist" en de cynicus" , tonnés de
se trouver ensemble. En evenwel, er is geen ont
komen aan , ze hebben beiden precies hetzelfde
gezegd.
Men zal aldus Plato den Rechtvaardige
vervolgen, men zal hem verjagen, martelen,
geeselen, en ten leste, na pijnen en smarten, zal men hem
kruisigen.
Men moet aldus Macchiavelli als men in
deze wereld wil slagen, rechtvaardigheid ter zijde
laten. Men moet liegen en draaien, lasteren en ver
drukken, omkoopen en rooven. Dit alles noodza
kelijk zijnde, wil ik ulieden leeren, hoe men het
op zijn best verricht.
Is er onderscheid tusschen het een en het ander?
Niet het geringste. Beiden leggen ze de vijandschap
bloot tusschen de Maatschappij en den Recht
vaardige als fundamenteel, uit beider uitspraak
valt niets anders af te leiden dan dat Kruis en
Gifbeker onwrikbare Wetten, geen toevallige
incidenten zijn.
Als de Rechtvaardige niet kan slagen, dan is de
geslaagde onrechtvaardig. Zoo zegt de een, zoo
zegt de ander. Waarom heet dan de een cynicus"
en de ander idealist"? Omdat we allemaal ge
slaagd zijn of willen slagen, of hopen te slagen
en niet begeeren te weten wat dat slagen im
pliceert. En omdat Macchiavelli, wat ook Spinoza
en Rousseau mogen tegenzeggen, zoo klaarblij
kelijk meer voor de geslaagden dan voor de
geslagenen heeft gevoeld !
De algemeene boosheid op den dichter Geerten
Gossaert deed mij aan deze mijn geliefde
vergelijking nog eens denken. De Hemel verhoede,
dat ik G. G. met Macchiavelli vergelijke!
M'acchiavellistische grootheid en kracht zal men in dat
kleinburgerlijk gepruttel tegen verkwisting van
belastingduiten aan kunstenaarspensioentjes tever
geefs zoeken. Dat zijn stovenzetsterspraatjes bij
koud geworden doove kolen. Ik bedoel dan ook
alleen maar, dat men van hem blijkbaar niet wil
hooren, wat toch al zoo vaak door anderen is ge
zegd.
Want wat vertelt hij eigenlijk voor nieuws? Dat
de groote koopman" en de groote ingenieur "
den Dichter (en den Rechtvaardige, had hij erbij
kunnen voegen) een crank" vinden, hem als
paria beschouwen, hem der lichtekooi de dichter
G. G. prefereert een ander woord gelijk stellen?
Wisten we dat niet? Zijn we dan geheel en al
Woutertje Pieterse vergeten? Hoe minder de
groote koopman" en de groote ingenieur",
aldus G. G. hun geringschatting onder stoelen
en banken schuiven, hoe meer karakter ze toonen,
hoe meer ze op onze hoogachting aanspraak mogen
maken." Welnu, zijn ooit de H.H. Motto, Handel
& Co. of, na hen, de WelEd. Hceren Ouwctijdt en
Kopperlith, gelijk, vóór hen, de veelbelovende
Jongeheeren Franssie en Guus Halleman, in ge
breke gebleven den crank" Woutertje hun min
achting te toonen? En de schoone Hersilia en de
andere dames, schoten zij te kort? Hebben ze
niet, aan heure hooge vensters gezeten, hem met
gebelgden en gebiedenden vinger van heure bor
dessen weggetikt, hebben ze hem niet laten mee
rijden in heure kattcbakken, over heure parasols
en taartjes te wacht gesteld? Was Meester
Pennewip niet hun aller tolk, toen hij dat fameuse
Rooverslied" heette.... neen, eerc wie eere
toekomt, die uitdrukking is van den dichter G. G.:
Schoon maar slecht! Inderdaad.... er was geen
spoor van deugd te zien op Wouters blaadje".
Ze waren toch voorzeker groote kooplieden"
in hun dagen, die Ouwetijdts en Kopperliths ,
en in mijn hart weet ik, al meldt de historie het
dan niet, dat Guus en Franssie Halleman nog veel
grootere kooplieden geworden zijn. Hun ontbrak
daartoe geen enkele kwaliteit. The greatest
manufacturer is but a busier Sam Clark" ! 1).
En wat kan den Jongeheer Pompile belet hebben
op te wassen tot een groot ingenieur? Toch zeker
niet dat hij, tegenover een Woutertje, met zijn
mond vol tanden zat, toen hij iets moest ver
klaren? Wezenlijk verklaren, iets anders dan na
men aan namen geven ! Bijen en bevers zijn uit
nemende ingenieurs, maar het heeft er allen schijn
van, dat ze van hun eigen werkzaamheid nooit
iets hebben begrepen of verklaard. En men kan
aan het hoofd staan van een perfecte spijsver
tering zonder iets van chemie te weten. Mij is
dan ook de gedachte aangenaam en vertrouwd,
dat de Jongeheer Pompile een dier groote inge
nieurs" is geworden, en Gtiusje Halleman een
dier groote kooplieden" waarvan G. G. verzekert
dat ze te grooter zijn, naarmate ze te duidelijker
den crank" laten voelen, hoe ze over hem denken.
Geen letter nieuws in dit alles. Tusschen Wou
tertje en Kopperlith heerscht de Wereldhaat ,
niets kan hen verzoenen. Kopperlith is Woutertje
HEEREN-SCHOEISEL
BERNARD ELIAS.
51 LEIDSCMESTRÖAT A'DAM
geen rooden duit schuldig, zoo zegt de dichter
Geerten Gossaert. En ik denk er persoonlijk precies.
zoo over. In vollin ernst. Ik wilde dat alle Wouter
tjes op dakkamers konden crtpseren en van de
armen begraven worden. Men kan niet feller dan
ik doe ridderorden, staatspensioenen en pompeuze
nationale begrafenissen, verfoeien en haten. Omdat
ze de Maatschappij" al te goedkoop aan haar
idealen" helpen. E?n schriele toelaag, een be
grafenis met politie en de Maatschappij" beeldt
zich in, dat ze haar groote geesten" eert. O,
laat Woutertje dagelijks op een dakkimer
crepeeren, en laat de Maatschappij het dagelijks aan
zien, en laat ze zichzelf aanschouwen als in een
spiegel, en laat ze leeren begrijpen dat haar taak
qua talis" om met G. G. óók eens geleerd te
zijn geen andere is dan deze : den Rechtvaardige
en alles wat naar hem aardt te vervolgen en te
kruisigen. Daar ze nu eenmaal sinds eeuwen elke
Platonische waarheid tot een loftuiting verdraait,
geef haar de waarheid naar Macchiavellistischen
trant ! Leer eiken steunpilaar" beseffen welke
immanente vijandschap er bestaat tusschen het
op zijn manier superieure individu en de op haar
manier superieure kudde. Voor eeuwig.
Ontruk de Maatschappij" den kans om op een
koopje idealistisch" te zijn, voor een prikje haar
geweten te stillen en zie, wat ze aandurft aan waar
heid omtrent zichzelf, zie hoe ver het haar groote
kooplieden" en groote ingenieurs" in
Macchiavellistische oprechtheid hebben gebracht. Ik vrees
dat het tegenvallen zou. Zelfs de dichter Geerten
Gossaert zuchtte over zijn hazc-peper.
Maar al hielp dan wellicht Macchiavelli de
Kopperliths van zijn dagen aan de beste en snelste
methoden om Woutertje te wurgen , hij heeft
ze tenminste niet op den koop toe nog de dragers
van Zede, Recht en Religie geheeten. Daarvoor
wist hij te goed in welk kamp de rechtvaardigheid
huist, daarvoor was hij te oprecht, te sterk, te
scherpzinnig, daarvoor kende hij te wel het onder
scheid tusEchen Wouters eerbaarheid en Kopperliths
fatsoen, tusschen Wouters recht en Kopperliths
wet, tusschen Wouters religie en Kopperliths
kerk.
Den dichter Gcerten Gossaert bleef het voorrecht
bewaard, in het wapenschild van de Kopperliths
het schoone Ik Dien" te schrijven. Ik Dien
den God of Property" naar het Evangelie van
Vraag en Aanbod. Den dichter Geerten Gossaert
alleen komt de eer toe, dat hij het Pepermuntje
der Hallemannetjes tot een Ideaal heeft gemaakt.
Ik geloof niet dat Juffrouw Pieterse zelf, met al
haar bewondering voor beverkragen en gouden
potlooden en dokterskoetsjes, het ooit zóó ver
had kunnen brengen. Den dichter Gcerten Gos
saert de roem maatschappelijk ongewenscht"
en slecht" te hebben geïdentificeerd , er leven
niet veel strafrechters meer, die het durven !
En Woutertje, die zich toch al zoo zwak voelt
omdat hij kan, wat geen Kopperlith kan: twij
felen aan zichzelf die krijgt daar nu, ten
overstaan van Omissie Halleman en Mevrouw
Hersilia, ten aanschouwe van hun kroost en
nakroost, met Pennewip en Huisdominee en de Juf
frouw van den Koekcbakkerincliiis,enongetwijfeld
tot aller stichting en immens vermaak, van
elienzelfden dichter Geerten Gossaert een duw en een
hak en een smeer. Ouwetijdt en Kopperlith,
Omissie Halleman en de schoone Hersilia, 7.e hou
den het zich voor gezegd. Ze weten het mi: naar
mate ze te minder zich schamen voor de manier,
waarop ze Wouter behandelen, en over hem denken
ziin ze te grooter ! O, er is waarheid in , maar
gén waarheid om voor Motto, Handel & Co. te
grabbel te gooien.
De dichter Geerten Gossaert heeft een harts
tochtelijke liefde voor de Engelschc taal , hij
spreekt althans van ,,cranks" en utter cads"
en damned f< ols" en bad form" of hij zijn
leven geen Hollandsen geschreven had --, hij
sta mij toe voor ns zijn illuster voorbeeld te
volgen. Ik vind hem disgnsting.
C A R R V V A N B R U (i O E N
l) Sinclair Lfwis Main Street".
RESTAURATEUR VAN SCHILDERIJEN
C. B. VAN BOHEMEN DEN HAAG