Historisch Archief 1877-1940
No. 2489
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
HOLLANDSGHE
HYPOTHEEKBANK
Weder een der krachtigste instellingen
voor hyp. crediet.
Men behoeft niet tot de ouderen te behooren om
zich neg levendig den geweldigen indruk te herin
neren, te voorschijn geroepen, toen in 1006 de
door de toenmaals in functie zijnde directeuren
gepleegde malversaties bekend werden. Men kon
zonder overdrijving van een catastrophe spreken,
vooral daar men aanvankelijk en ook nog
geruimen tijd na de ontdekking geen behoorlijk
overzicht had van den omvang van het gestichte
kwaad. Immers waren Pandbrieven, die uitgeloot
en ter aflossing aangeboden waren en dus vernie
tigd hadden moeten worden, weder in circulatie
gebracht, maar het juiste bedrag daarvan viel
eerst later vast te stellen. Het scheen dan ook een
bijna onbegonnen werk dezen Augias-stal te reini
gen. Daar kwam nog bij, dat verschillende om
standigheden bij de reorganisatie hinderpalen op
wierpen. Daar was in de eerste plaats de aan debi
teuren toegekende bevoegdheid de te hunnen laste
loopende hypothecaire leeningen af te lossen met
een gelijk nominaal bedrag aan Pandbrieven. Het
ligt voor de hand, dat, waar de koers der Pand
brieven der Hollandsche Hypotheekbank gevallen
was tot een tiental procenten beneden pari, in
ruime mate van deze bevoegdheid gebruik werd
gemaakt, met het gevolg, dat het bedrijf een be
langrijke inkrimping onderging en de verdere le
vensvatbaarheid der instelling een punt van over
weging begon uit te maken.
Het was de heer D. W. H. Patijn, die op een
door de Vereeniging voor den Effectenhandel bij
eengeroepen vergadering van Pandbriefhouders der
instelling, gehouden op l Juni 1908, het denkbeeld
aan de hand deed om Certificaten van Pandbrieven
uit te geven, welke natuurlijk niet in aanmerking
zouden kunnen komen voor aflossing der loopende
hypothecaire leeningen. Er werd toen een Comit
benoemd om deze quaestie nader onder de oogen te
zien, welk comitéeen Vereeniging ter behartiging
van de belangen der Pandbriefhouders" oprichtte,
dat Certificaten van bij haar ingeleverde
Pandbrtëven uitgaf en inderdaad ten volle het doel,
dat men zich bij de oprichting der Vereeniging
voorstelde, n.l. te verhinderen, dat de debiteuren
der Hollandsche Hypotheekbank /ouden voortgaan
gebruik te maken van de betreurenswaardige om
standigheden om hunne schulden tot voor de in
stelling hoogst nadeelige voorwaarden af te doen
en aldus de zekerheid van Pandbriefhouders te ver
minderen, bereikte.
De Directie was onderwijl toevertrouwd aan de
heeren Mr. E. J. Everwijn Lange Jr. en G. Vas
Visser, welke laatste echter reeds in het begin van
1907 plaats maakte voor den heer C. D. van Vliet,
die tot dien tijd als Chef de Bureau aan de
Hollansche Hypotheekbank verbonden was.
Aan de krachtige leiding der heeren Everwijn
Lange en Van Vliet (welke laatste nog steeds
Directeur is, thans met den heer A. O. Baron Quark s
de Quarles) is het te danken, dat de Holland
sche Hypotheekbank er binnen betrekkelijk korten
tijd weder geheel boven op geraakt is. Eerst moest
natuurlijk een grondige kapitaalsreorganisatie
plaats vinden. Toen de catastrophe bekend werd,
bedroeg het kapitaal der instelling / 8.000.000,
waarvan op / 2.000.000 20 pCt. en op / 1.000.000
10 pCt. gestort was. Krachtens besluit van de
algemeene vergadering van aandeelhouders d.d.
21 Mei 1906 werd een verdere storting van aandeel
houders gevraagd en wel van 30 pCt. op de
aandeelen met 20 pCt. storting en van 40 pCt. op die
met 10 pCt. storting. Van het kapitaal werd ver
volgens 40 pCt. afgeschreven en nominaal /100.000
inget'okken, waardoor het kapitaal werd terugge
bracht tot ? 1.740.000, verdeeld in aandeden van
?600,waarop ? 100 gestort; de overige gestorte ?400
per aandeel verdwenen door e dafschrijving. Ter
gedeeltelijke dekking der geleden verliezen droegen
de vroegere commissarissen / 750.000 a fonds
perdu bij.
Op 31 Dec. 1910 overtrof het uitstaand bedrag
aan Pandbrieven weder het tienvoud van geplaatst
kapitaal en reserve, waarom tot uitbreiding van
kapitaal werd besloten. Aldus vond in 1911 de
uitgifte van / 540.000 6 pCt. cumulatief preferente
aandeelen, a / 600, plaats, welke echter niet meer
dan 8 pCt. dividend zouden kunnen ontvangen.
Deze preferente aandeelen zouden te allen tijde
kunnen worden ingetrokken, mits daartegenover
een gelijk bedrag gewone aandeelen werden uit
gegeven, doch de instelling ver
bond zich van dit recht gedurende
vijf jaren geen gebruik te maken.
Na afloop van dezen termijn wer
den de preferente aandeelen inder
daad ingetrokken en vond een
dienovereenkomstige uitbreiding
van het gewone kapitaal plaats.
Het kapitaal kwam hiermede op
/ 2. i 80.000 gewone aandeelen,
waarop / 380.000 gestort, op welk
niveau het sedert is gebleven.
Waren de preferente aandeelen
volgestort geweest, de financiëele
positie der instelling was onderwijl
zoodanig verbeterd, dat op de
nieuw uitgegeven gewone aandee
len trut slechts een storting van
/ 100 per stuk kon worden vol
staan. Het dividend was dan ook
van 1911 tot 1915-weder geleide
lijk opgevoerd kunnen worden van
4J pCt. tot 9 pCt, terwijl in deze
jaren bovendien ? 140.000 extra
was gereserveerd. Deze extra
reserve was bij de gewone gevoegd
die aldus tot circa vier ton was
aangegroeid. Het hoogste cijfer
van de reserves der instelling vóór
de debacle was hiermede met
ongeveer / 72.000 overtroffen. Het
bedrag der uitstaande Pandbrieven
was in die jaren ook weder met
circa / 3.700.000 kunnen worden
vergroot en aldus gebracht op pi.m.
/ 18.750.000. Al was hiermede het
hoogste cijfer van vroeger nog
nietbereikf(ult. 1904/37.481.000),
toch bevond men zich ongetwij
feld weder in de goede richting en
was het vertrouwen van het pu
bliek ten volle herwonnen.
Sedert is men op dezen weg
blijven voortgaan en de resulta
ten toonen van jaar tot jaar een
verdere verbetering en uitbreiding.
p het eind van 1924 was het be
drag der in omloop zijnde Pand
brieven gestegen tot / 23.567.500
en dat der uitstaande hypotheken tot ruim
? 24.633.000. De reserves bedragen thans / 819.000
(zonder nog te spreken van de aanzienlijke stille
reserve, waarover straks nader) en het dividend
werd geleidelijk verder opgevoerd tot 15 pCt. Al
heeft het bedrijf dan ook nog niet weder den
grootcn omvang verkregen van vroeger, aan intiinsieke
sterkte en financiëele kracht heeft het ongetwijfeld
belangrijk gewonnen, terwijl dividenden als thans
uitgekeerd, voorheen tot de uitzonderingen be
hoorden.
Ten slofte iets over de hierboven even aange
duide belangrijke stille reserve. Deze spruit voort
uit het bezit van een z.g. stroppetV'-maatschappij,
een instituut, waarvoor de tegenwoordige Direc
teur niet kracht heef! geijverd. In den Tweeden
Jaargang van het Jaarboekje van de Vereeniging
van Directeuren van Hypotheekbanken heeft hij
aan deze vennootschappen, welke zich belasten
met de exploitatie van onroerende goederen, die
de hypotheekbank heeft moeten inkoopen, een
breedvoerige beschouwing gewijd. Hij heeft daarin
de grocte voordeden, die aan een dergelijke
"stroppen"-maatschappij verbonden zijn, op de den heer
\f~dn Vliet eigen heldere wijze uiteengezet en de
resultaten verkregen door de
stroppen"-maatschappij der Hollandsche Hypotheekbank, n.l.
de Maatschappij Eendracht", waarvan het geheele
aandeelenkapitaal ad / 5.000 zich in handen
deiHypotheekbank bevindt, hebben hem ten volle
in het gelijk gesteld. Deze maatschappij beschikt
thans over een gewone reserve van ruim / 347.000,
terwijl bovendien van de in 1924 verkregen winst
nog ruim / 40.000 werd aangewend tot bijzondere
afschrijving en extra-reserveering. Waar het
geheele aandeelenbezit in deze maatschappij op de
balans der Hollandsche Hypotheekbank met
slechts / 1.?voorkomt, beteekent dit, dat de
reserves dier instelling daardoor feitelijk met ruim
? 387.000 worden verhoogd en die aldus tot meer
dan / 1.200.000 opvoeren.
Het strekt de na de debacle opgetreden Directie
dan ook tot bijzondere eere, dat zij de instelling
weder heeft kunnen brengen in een toestand, zoo
als de oprichter der instelling, de Amerongsche
Burgemeester Dijkmans, zich dien bij de stichting
in 1877 moeilijk gunstiger had kunnen droomen.
P A u i. S A B L; L
LEVENDE COPIEËN
TENTOONSTELLING VAN LEVENDE COIMEËN NAAK
OUDE MEESTERS De Bijenkorf' Amsterdam.
De reclame is vruchtbaar in het vinden van
nieuwigheden en doet soms leuke dingen om de
licht verslappende aandacht van het publiek te
trekken. Op deze wijze kan men den inval van
DIERSTUDIE: KROONKRAANVOGEL
Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen
Di-; PAED \GOGI: MI-:T EEN EIGEN STELSEL
De Bijenkorf" te Amsterdam om in haar
Oostersche Kunstzaal" een tentoonstelling van levende
copieën naar oude meesters ten toon te stellen
wel waardeeren. Het gaat natuurlijk niet aan hier
een picturaal-artistieke maatstaf aan te leggen,
daar het klaarblijkelijk de bedoeling van de direc
tie is geweest om den bezoeker te verrassen met
eenige eigenaardige schouwspelen, die levende
copieën van bekende schilderijen, gelijk van zelf
spreekt, moeten opleveren, 't Is dezelfde attractie
als van een panopticum. ?
't Is eigenaardig, het beeld van het oostersche
Knnstzaaltje, waar zes lieftallige dames /.ich
\\reed genoeg tegenover zichzelf betoonen om
lederen dag urenlang in de door den adviseur aan
bevolen houdingen te zitten in vierkante kastjes.
Er heerscht sfeer", cen sfeer echter, die het mid
den houdt tusschen die van een selecte zaal in het
particuliere museum van cen Atnerikaarischen
Croesus en van een aquarium in den stillen
bezoektijd. Een gevoelig tnensch zou misschien sentimen
teel kunnen worden bij liet zich indenken in de
eindelooze verveling, waaraan de zes dames zijn
prijsgegeven en een neiging krijgen om veel
moccafondantjes door het gaas te steken. Doch gevoelige
menschen moeten hun last maar dragen en kunnen
zich bovendien den tijd korten, wanneer zij trach
ten een ongepasten glimlach aan de levende copie
n te ontlokken, b.v. door het trekken van zonder
linge gezichten.
Aardig geslaagd is de copie van het portret van
Maria Louisa van Tassis (naar wat in de verte
naar Anthonie van Dijck), niet zoozeer door de
treffende nabootsing als wel door het pikante
geheel. Verder ziet men levende reproducties van
Elconora Gonzaga. genaamd La Bella" naar
Titiaan, Madame de Pompadour naar I-"raiic,ois
Boucher, Lady Georgiana Devonshire naar Tho
mas Oainsborough en Donna Isabel Corbo de
Porcel naar Francisco Goya.
Dan ziet men nog een levende copie, die niet is
vervaardigd naar een oud meester en ook niet
bepaald naar een modern ..meester", als men ten
minste mag oordeelen naar een modern" schilde
rijtje, dat den achtergrond van het decor opluistert.
De vervaardiger heet Portraitiste moderne", het
beste wat men er van zeggen kan. De voor dit
tafereel geëngageerde jongedame zal zelfs bij den
meest gevoeligen bezoeker geen mededoogen op
wekken, want ze is wél voorzien van cigaretten,
een boek en een keurig toiletje, waaraan haar
moderne bewegelijkheid gratie verleent.
Kortom, de expositie is als reclame voor
damesmoden werkelijk aardig geslaagd.