De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 februari pagina 19

21 februari 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2489 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 HOLLANDSGHE HYPOTHEEKBANK Weder een der krachtigste instellingen voor hyp. crediet. Men behoeft niet tot de ouderen te behooren om zich neg levendig den geweldigen indruk te herin neren, te voorschijn geroepen, toen in 1006 de door de toenmaals in functie zijnde directeuren gepleegde malversaties bekend werden. Men kon zonder overdrijving van een catastrophe spreken, vooral daar men aanvankelijk en ook nog geruimen tijd na de ontdekking geen behoorlijk overzicht had van den omvang van het gestichte kwaad. Immers waren Pandbrieven, die uitgeloot en ter aflossing aangeboden waren en dus vernie tigd hadden moeten worden, weder in circulatie gebracht, maar het juiste bedrag daarvan viel eerst later vast te stellen. Het scheen dan ook een bijna onbegonnen werk dezen Augias-stal te reini gen. Daar kwam nog bij, dat verschillende om standigheden bij de reorganisatie hinderpalen op wierpen. Daar was in de eerste plaats de aan debi teuren toegekende bevoegdheid de te hunnen laste loopende hypothecaire leeningen af te lossen met een gelijk nominaal bedrag aan Pandbrieven. Het ligt voor de hand, dat, waar de koers der Pand brieven der Hollandsche Hypotheekbank gevallen was tot een tiental procenten beneden pari, in ruime mate van deze bevoegdheid gebruik werd gemaakt, met het gevolg, dat het bedrijf een be langrijke inkrimping onderging en de verdere le vensvatbaarheid der instelling een punt van over weging begon uit te maken. Het was de heer D. W. H. Patijn, die op een door de Vereeniging voor den Effectenhandel bij eengeroepen vergadering van Pandbriefhouders der instelling, gehouden op l Juni 1908, het denkbeeld aan de hand deed om Certificaten van Pandbrieven uit te geven, welke natuurlijk niet in aanmerking zouden kunnen komen voor aflossing der loopende hypothecaire leeningen. Er werd toen een Comit benoemd om deze quaestie nader onder de oogen te zien, welk comitéeen Vereeniging ter behartiging van de belangen der Pandbriefhouders" oprichtte, dat Certificaten van bij haar ingeleverde Pandbrtëven uitgaf en inderdaad ten volle het doel, dat men zich bij de oprichting der Vereeniging voorstelde, n.l. te verhinderen, dat de debiteuren der Hollandsche Hypotheekbank /ouden voortgaan gebruik te maken van de betreurenswaardige om standigheden om hunne schulden tot voor de in stelling hoogst nadeelige voorwaarden af te doen en aldus de zekerheid van Pandbriefhouders te ver minderen, bereikte. De Directie was onderwijl toevertrouwd aan de heeren Mr. E. J. Everwijn Lange Jr. en G. Vas Visser, welke laatste echter reeds in het begin van 1907 plaats maakte voor den heer C. D. van Vliet, die tot dien tijd als Chef de Bureau aan de Hollansche Hypotheekbank verbonden was. Aan de krachtige leiding der heeren Everwijn Lange en Van Vliet (welke laatste nog steeds Directeur is, thans met den heer A. O. Baron Quark s de Quarles) is het te danken, dat de Holland sche Hypotheekbank er binnen betrekkelijk korten tijd weder geheel boven op geraakt is. Eerst moest natuurlijk een grondige kapitaalsreorganisatie plaats vinden. Toen de catastrophe bekend werd, bedroeg het kapitaal der instelling / 8.000.000, waarvan op / 2.000.000 20 pCt. en op / 1.000.000 10 pCt. gestort was. Krachtens besluit van de algemeene vergadering van aandeelhouders d.d. 21 Mei 1906 werd een verdere storting van aandeel houders gevraagd en wel van 30 pCt. op de aandeelen met 20 pCt. storting en van 40 pCt. op die met 10 pCt. storting. Van het kapitaal werd ver volgens 40 pCt. afgeschreven en nominaal /100.000 inget'okken, waardoor het kapitaal werd terugge bracht tot ? 1.740.000, verdeeld in aandeden van ?600,waarop ? 100 gestort; de overige gestorte ?400 per aandeel verdwenen door e dafschrijving. Ter gedeeltelijke dekking der geleden verliezen droegen de vroegere commissarissen / 750.000 a fonds perdu bij. Op 31 Dec. 1910 overtrof het uitstaand bedrag aan Pandbrieven weder het tienvoud van geplaatst kapitaal en reserve, waarom tot uitbreiding van kapitaal werd besloten. Aldus vond in 1911 de uitgifte van / 540.000 6 pCt. cumulatief preferente aandeelen, a / 600, plaats, welke echter niet meer dan 8 pCt. dividend zouden kunnen ontvangen. Deze preferente aandeelen zouden te allen tijde kunnen worden ingetrokken, mits daartegenover een gelijk bedrag gewone aandeelen werden uit gegeven, doch de instelling ver bond zich van dit recht gedurende vijf jaren geen gebruik te maken. Na afloop van dezen termijn wer den de preferente aandeelen inder daad ingetrokken en vond een dienovereenkomstige uitbreiding van het gewone kapitaal plaats. Het kapitaal kwam hiermede op / 2. i 80.000 gewone aandeelen, waarop / 380.000 gestort, op welk niveau het sedert is gebleven. Waren de preferente aandeelen volgestort geweest, de financiëele positie der instelling was onderwijl zoodanig verbeterd, dat op de nieuw uitgegeven gewone aandee len trut slechts een storting van / 100 per stuk kon worden vol staan. Het dividend was dan ook van 1911 tot 1915-weder geleide lijk opgevoerd kunnen worden van 4J pCt. tot 9 pCt, terwijl in deze jaren bovendien ? 140.000 extra was gereserveerd. Deze extra reserve was bij de gewone gevoegd die aldus tot circa vier ton was aangegroeid. Het hoogste cijfer van de reserves der instelling vóór de debacle was hiermede met ongeveer / 72.000 overtroffen. Het bedrag der uitstaande Pandbrieven was in die jaren ook weder met circa / 3.700.000 kunnen worden vergroot en aldus gebracht op pi.m. / 18.750.000. Al was hiermede het hoogste cijfer van vroeger nog nietbereikf(ult. 1904/37.481.000), toch bevond men zich ongetwij feld weder in de goede richting en was het vertrouwen van het pu bliek ten volle herwonnen. Sedert is men op dezen weg blijven voortgaan en de resulta ten toonen van jaar tot jaar een verdere verbetering en uitbreiding. p het eind van 1924 was het be drag der in omloop zijnde Pand brieven gestegen tot / 23.567.500 en dat der uitstaande hypotheken tot ruim ? 24.633.000. De reserves bedragen thans / 819.000 (zonder nog te spreken van de aanzienlijke stille reserve, waarover straks nader) en het dividend werd geleidelijk verder opgevoerd tot 15 pCt. Al heeft het bedrijf dan ook nog niet weder den grootcn omvang verkregen van vroeger, aan intiinsieke sterkte en financiëele kracht heeft het ongetwijfeld belangrijk gewonnen, terwijl dividenden als thans uitgekeerd, voorheen tot de uitzonderingen be hoorden. Ten slofte iets over de hierboven even aange duide belangrijke stille reserve. Deze spruit voort uit het bezit van een z.g. stroppetV'-maatschappij, een instituut, waarvoor de tegenwoordige Direc teur niet kracht heef! geijverd. In den Tweeden Jaargang van het Jaarboekje van de Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken heeft hij aan deze vennootschappen, welke zich belasten met de exploitatie van onroerende goederen, die de hypotheekbank heeft moeten inkoopen, een breedvoerige beschouwing gewijd. Hij heeft daarin de grocte voordeden, die aan een dergelijke "stroppen"-maatschappij verbonden zijn, op de den heer \f~dn Vliet eigen heldere wijze uiteengezet en de resultaten verkregen door de stroppen"-maatschappij der Hollandsche Hypotheekbank, n.l. de Maatschappij Eendracht", waarvan het geheele aandeelenkapitaal ad / 5.000 zich in handen deiHypotheekbank bevindt, hebben hem ten volle in het gelijk gesteld. Deze maatschappij beschikt thans over een gewone reserve van ruim / 347.000, terwijl bovendien van de in 1924 verkregen winst nog ruim / 40.000 werd aangewend tot bijzondere afschrijving en extra-reserveering. Waar het geheele aandeelenbezit in deze maatschappij op de balans der Hollandsche Hypotheekbank met slechts / 1.?voorkomt, beteekent dit, dat de reserves dier instelling daardoor feitelijk met ruim ? 387.000 worden verhoogd en die aldus tot meer dan / 1.200.000 opvoeren. Het strekt de na de debacle opgetreden Directie dan ook tot bijzondere eere, dat zij de instelling weder heeft kunnen brengen in een toestand, zoo als de oprichter der instelling, de Amerongsche Burgemeester Dijkmans, zich dien bij de stichting in 1877 moeilijk gunstiger had kunnen droomen. P A u i. S A B L; L LEVENDE COPIEËN TENTOONSTELLING VAN LEVENDE COIMEËN NAAK OUDE MEESTERS De Bijenkorf' Amsterdam. De reclame is vruchtbaar in het vinden van nieuwigheden en doet soms leuke dingen om de licht verslappende aandacht van het publiek te trekken. Op deze wijze kan men den inval van DIERSTUDIE: KROONKRAANVOGEL Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen Di-; PAED \GOGI: MI-:T EEN EIGEN STELSEL De Bijenkorf" te Amsterdam om in haar Oostersche Kunstzaal" een tentoonstelling van levende copieën naar oude meesters ten toon te stellen wel waardeeren. Het gaat natuurlijk niet aan hier een picturaal-artistieke maatstaf aan te leggen, daar het klaarblijkelijk de bedoeling van de direc tie is geweest om den bezoeker te verrassen met eenige eigenaardige schouwspelen, die levende copieën van bekende schilderijen, gelijk van zelf spreekt, moeten opleveren, 't Is dezelfde attractie als van een panopticum. ? 't Is eigenaardig, het beeld van het oostersche Knnstzaaltje, waar zes lieftallige dames /.ich \\reed genoeg tegenover zichzelf betoonen om lederen dag urenlang in de door den adviseur aan bevolen houdingen te zitten in vierkante kastjes. Er heerscht sfeer", cen sfeer echter, die het mid den houdt tusschen die van een selecte zaal in het particuliere museum van cen Atnerikaarischen Croesus en van een aquarium in den stillen bezoektijd. Een gevoelig tnensch zou misschien sentimen teel kunnen worden bij liet zich indenken in de eindelooze verveling, waaraan de zes dames zijn prijsgegeven en een neiging krijgen om veel moccafondantjes door het gaas te steken. Doch gevoelige menschen moeten hun last maar dragen en kunnen zich bovendien den tijd korten, wanneer zij trach ten een ongepasten glimlach aan de levende copie n te ontlokken, b.v. door het trekken van zonder linge gezichten. Aardig geslaagd is de copie van het portret van Maria Louisa van Tassis (naar wat in de verte naar Anthonie van Dijck), niet zoozeer door de treffende nabootsing als wel door het pikante geheel. Verder ziet men levende reproducties van Elconora Gonzaga. genaamd La Bella" naar Titiaan, Madame de Pompadour naar I-"raiic,ois Boucher, Lady Georgiana Devonshire naar Tho mas Oainsborough en Donna Isabel Corbo de Porcel naar Francisco Goya. Dan ziet men nog een levende copie, die niet is vervaardigd naar een oud meester en ook niet bepaald naar een modern ..meester", als men ten minste mag oordeelen naar een modern" schilde rijtje, dat den achtergrond van het decor opluistert. De vervaardiger heet Portraitiste moderne", het beste wat men er van zeggen kan. De voor dit tafereel geëngageerde jongedame zal zelfs bij den meest gevoeligen bezoeker geen mededoogen op wekken, want ze is wél voorzien van cigaretten, een boek en een keurig toiletje, waaraan haar moderne bewegelijkheid gratie verleent. Kortom, de expositie is als reclame voor damesmoden werkelijk aardig geslaagd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl