De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 februari pagina 3

21 februari 1925 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2489 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE SCHOMMELINGEN VAN DEN FRANC Teekening voor de Ams terdammer" door Joh. Braakensiek MARIANNE KRIJGT HARTKLOPPII^GEN ! ZUID-AFRIKA'S BEVOLKING De geschiedenis en ontwikkeling van ZuidAfrika's bevolking is belangrijk uit meer dan n oogpunt. Ten eerste als vergelijkingsgrootheid voor de algemecne cultuurwetenschap: de duide lijke assimileering in een tijdperk van 3i eeuw van ganschelijk verscheiden besehavingseenheden, die noodgedwongen ineen moesten smelten, omdat 7uid-Afrika in den aanvang was als een klein eenzaam eiland, waarin de enkele schaarsche blanke bewoners hun oorsprong wel moesten wegdenken. Ten tweede, omdat die vlugge assimileering zich geuit heeft in de wording van een nieuw volk, een nieuw ras, met eigen physioke en psychische kenmerken, geheel anders dan in Amerika bijv. of in andere koloniën. Ten derde, omdat bijzondere omstandigheden zich voordeden, die eensdeels die vlugge ineenvloeiing en cultuurwording bevorderden en het. proces versnelden, andersdeels er een speciale richting aan gaven: nl. de invloed der in dreigend tempo toenemende zwarten- en gekleurden-rassen. De bevolkingsgeschiedenis van Zuid-Afrika, wat aangaat de blanke bevolking, is de groei van een volk, gezien door een vergrootglas. Nog ontwikkelt ze zich, veel nieuwe invloeden doen zich gelden. In welke verhouding de oude cultuur zal sïaan tot de nieuwe zich vormende, of ze zich zal kunnen handhaven in haar geconserveerde conservatieve beginselen, dat is een toekomstvr?ag. Toen .Jan van Riebeeck in 1652 in naam der Oost-Indische Compagnie in Tafelbaai voet aan wal zette, was het land, dat hij daar aantrof, een wildernis, een zuiver nomadenland. Van Riebeeck's landing had slechts tot doel, een proviandeeringsstation te stichten voor de vaart naar Indië. e paar soldaten en landbouwers, die zich in 1652 vestigden, kunnen dus niet be schouwd worden als kolonisators. Kolonisatie in den eigenlijken zin des woords ving eerst aan, toen op aanraden van Van Riebeeck in 1657 negen soldaten als vrije burgers zich aan oen Kaap kwamen vestigen. Die negen soldaten zijn de grondleggers van de eigenlijke ZuidAlrikaansche kolonie, zooals ze zich lang?;aam gevormd heeft. Ze waren echter niet de voor ouders: het waren soldaten, ongeschikt voor den landbouw en vooral niet bestand tegen pioniersmneilijkheden. Zeven van hen zochten spoedig een goed heenkomen. Slechts twee bleven. Om deze nietige kern heen vormden zich de voor ouders van het Aïrika?ndcrvolk. In 1680 landden aan den Kaap een 50-tal boeren en arbeiders en een aantal ionge vrouwen uit Amslerdamsche en Rotterdamsche weeshuizen, die pas een degelij ke fundeering legden voor de nieuwe kolonie. De namen dezer pioniers leven ongerept voort in de nu nog alom verspreide Hollandsche familie namen. Weldra kwamen ook pioniers van andere zijde. In !G89 trokken 200 Fransche Hugenoten, die uit Frankrijk naar Holland verdreven waren, vol goeden moed naar het nieuwe land. Dit was een groote aanwinst voor het land. Meer nog dan het Hollandsche element, waaronder nog veel zeelie den en soldaten schuilden, waren zij zuiver land bouwers en^. wel kundige landbouwers, dus de aangewezen kolonisators. Dit laatste waren voora't ook de ve!e Duitsche families, die het nieuw geopende land spoedig aantrok en die zich tegen het eind der 17de eeuw aan den Kaap vestigden. Naast de degelijkheid van het Hollandsche, de kundigheid van het Fran sche element, brachten zij de wilskracht, het doorzettingsvermogen, de energie van het Duitsche element. Voor ons ligt dus de breede basis waarop het Afrikaandervolk gebouwd is: Hollanders, Franschen, Duitschers. Men berekent dat het Afri kaandervolk óO pCt. Hollandsch, 27 pCt. Duitsch, 17 pCt. Fransen bloed in de aderen heelt. De anialgamatie de/er drie rassen is een proces geweest, eenig in de wordings- cücultuurgeschiede nis der volkeren. Verschillende faktoren hebben dit proces verhaast. Ie De bekrompen politiek der Oost-Indische Comnagnic, die met de heele kolonisatie alleen direct eigen voordeel beoogde, /.ij verbood allen handel, tenzij met en door middel der Compagnie, legde den bewoners zware lasten op; kortom, deed als een regeenng wier beschermingspolitiek zoover gaat, dat er niets te beschermen overblijft. Geduren de een eeuw, tot het eind derdictatuurvan de Oost Indische Compagnie in 1705, /.ijn haast geen nieu we immigranten meer binnengekomen. Gedurende die eeuw waren de Hollandsche, Fransche en Duitsche elementen vrijwel geïsoleerd, op elkaar aangewe/en en was dus de voornaamste voorwaar de voor amalgamatie aanwezig. Daarbij kwam dat de monopolie-politiek der Oost-Indische Compagnie de niet aan staats discipline gewende boeren tegen het plaatselijk gouvernement, dat vaak zijn macht misbruikte, in opstand bracht, bij hen ontevredenheid wekte. Het pachtsysteem bovendien, dat als grondslag de jaarpaclit kende, bracht onzekerheid mee, intensieve exploitatie van den bodem en als gevolg daarvan: een begin van nomadenleven ook bij de nieuwe boerenbevolking. Dit is de 2e faktor voor assimilatie: de trekgewoonte", die al vroeg een van de eigenaajdige kenmerken der Afrikaansche bevolking was. Was de pacht afgeloopen of hef land afgegraasd. dan laadde de boer vrouw, kinde ren en hebben en houden op den ossenkar en ging trekken, dieper liet land in, soms alleen, soms ook gezamenlijk, tot een geschikte plaats werd gevonden, waar wat hoornen stonden en wat water vloeide. Daar werd afgespannen en een boerderij gesticht, meest met schoone benamingen als Modderfontein, Mooi-Meissies Fontein, Zorgfontein enz. Dit lange trek ken, soms dagen lang, van onge lijksoortige rassen, het vereen zaamd wonen op 3 of 4 boer derijen naast elkaar, dagen trekkeus verwijderd van andere be woonde streken, moest wel de ineenvloeiing der rassen in de hand werken. 3e De gemeenschappelijke af weer en verdediging tegen de her haalde aanvallen en rooverijtn der zwarten schiep een hechten band tnsschen de verschillende declen der boerenbevolking. Die band is hechter dan men zich kan voor stellen. Ook nu is de band die Engelschen en Afrikaanriers verbindt in afweer tegen de steeds stijgende golven der zwartcnmassa's, sterker dan het gemeenschapsgevoel als bewoners van hetzelfde land. 4e Een zeer groote faktor was de eenheid van godsdienst, die bij de diep ingewortelde religieushcici van die dagen, wel gi ooten invloed moest hebben op de gemakkelijke ineorvloeiing dei rassen. Hoe pa radoxaal het onkmoge klinken: de: vroomheid werd verdiept juist door het ontbreken van kerken. De groote voorwaarden voor gemakkelijke assimilatie waren dus gegeven en deze volgde nu in vlug tempo. Bekend is de groote vruchtbaarheid van het oud-Afrikaansch ras. Families van 10?15 kinderen waren lang geen uitzondering. !:n voor de kinderen, die zich niet meer behoefden te acclimatiseeren, die geen enkele band meer aan het moederland bond, die allen al? landbouwers naast elkaar opgroeiden, dezelfde beperkte idealen koesterden, voor die kinderen waren geen groote redenen meer aanwezig, om zich van de andere rassen afzijdig te houden. Zou vloeiden de rassen spoedig ineen. We staan dus voor het gewichtige feil, dat bij hrt begin der Engelsche heerschappij in den aanvang der 19de eeu\v, ecu in IJ eeuw ont staan, hoewel nog in groeiproces zijnd, nieuw volk, en daarmee nieuwe cultuur en volksbewustz'jn, zich de oude Engelsche cultuur tegenover stelde. Gedurende de t-eheele 19de eeuw hebben de Engelsche overhcerschingsbegcerten, die tot gevolg hadden den OrootenTrek van 1836 1838 naar den Oranje Vrijstaat, Nata! en Transvaal, daarna het Engelsche zakcninstinct en de economische strijd om goud en diamant, zich uitend in de Boeren oorlogen, die oud-Afrikaansche cultuur nog verder aangesterkt, geaccentueerd. Al heeft die cultuur, vooral in de steden, veel te lijden onder den zoo gemakkelijk over te brengen Engelschen invloed, zij zal vooral op het land, waar toch Zuid-Afrika's toekomst ligt, bewaard blijven; want haar eenvoud, haar conser vatisme, vaak ook haar bekrompenheid zijn ge groeid en gerijpt in moeilijkheden, in strijd. D K. P. C ,\ r z. KLEURECHTE GORDIJN- EN BEKLEED STOFFEN DAMAST DUBBELZIJDIG PER M T R. O 95 130 BREED ^« STALEN FRANCO.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl