De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 februari pagina 4

21 februari 1925 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2489 JHet eerste gebouw van de groote Club AMSTERDAMSCHE BIJZONDER HEDEN XVIII DE GROOTE CLUB Het is niet ons voornemen den le/.er te introduceeren in de gewijde hallen van Amsterdam's meest bekende sociëteit. \\'ij denken er niet aan ons met onzen introducévoor een der ramen te plaatsen en het gewoel der menschentnenigte op ^len Dam en in de Kalverstraat en de Paleisstraat -gade te slaan. Eerder zouden wij het geval willen omkeeren en het gebouw van de Groote Club niet van binnen uit maar van buiten af willen bezien. Niet om kritiek te oefenen op de archi tectuur van hit groote huis. Het is jammer, dat ?dit belangrijke punt uit het oogpunt van stads?schoon in de laatste eeuw niet beter verzorgd is geweest. Stellig is het tegenwoordige gebouw in rustige voornaamheid aantrekkelijker dan wat er vroeger stond. Maar het hoekpaviljoen, waar het hier toch wel zeer op aankomt, is wat zwaar van verhouding en bouw; niet ten onrechte heeft de spraakmakende gemeente dit hoekpaviljoen vergeleken met een molen zonder wieken. Niet over het tegenwoordige gebouw en evenmin over de Groote Club zelf willen wij spreken. Wij willen alleen eraan herinneren, dat deze sociëteit in den loop der tijden haar grondgebied steeds heeft uitgebreid en zoo langzamerhand het geheele complex op den hoek van Kalverstraat en Paleisstraat in beslag heeft genomen. Zoo heeft dus deze plek grond haar geschiedenis ;waarlijk niet te verwonde ren, want wij bevinden ons hier weer in het oude, zoo niet het oud ste Amsterdam. Als de steenen konden spreken, zouden zij ons heel wat van deze historische plek kunnen vertellen; een belangrijk stuk leven van oud-Amster dam heeft zich hier afgespeeld. Beginnen wij met wat het eerst in het oog valt, met den hoek Kalverstraat?Paleis straat. De eerste heeft bij menschenheugen:s altijd zoo geheeten; de tweede heette vroeger de Gasthuissteeg naar het St. Ehzabethsgasthtiis, dat er aan was gevestigd en dat ten slotte in den stadhuis bouw is opgenomen. Het hoekhuis, waarvan wij eerst hebben te spreken, stond tegenover het gasthuis, dat zijn in gang met een kleinen stoep aan den Dam had. Van dat hoekhuis weten wij, dat het op de oudste kaart van Amsterdam, die van Cornelis Antonisz van 1544, voorkomt als een onaanzienlijk, laag perceel. Maar in 1625 staan hier reeds blijkens de kaart van Balthazar Florisz. prachtige renaissance-gevels, waarvan het jammer is, dat zij in 'Jen loop der eeuwen zijn verdwenen. Het hoekhuis, waarvan wij spraken, draagt het jaartal 1594 in den gevel en heet dan De Vergulde Ploeg; een gevelsteen stelt een ploegenden os voor, met een boer achter den ploeg. Maar wij weten nog wel van oudere dingen hier. In 1541 wordt het huis voar het eerst verkocht; er is althans dan het eerste bericht daarover. Het zal dan nog niet De Vergulde Ploeg hebben geheeten; immers eerst omstreeks 1600 woonde hier een zekere Huygh Hendricksz. Ploegh, naar wien en door wien het huis kan zijn genoemd. Maar ook het omgekeerde is mogelijk: men noemde ook wel den bewoner naar zijn huis. Maar hoe dat zij, in het begin der zeventiende eeuw heet het huis De Vergulde Ploeg en zoo is het blijven heeten, ook in latere jaren. Er woonden toen ook bekende menschen in het perceel, waarschijnlijk Jan Willemsz. Bogaert, dien wij uit Vondels hekelpoëzie kennen als een voorvechter der orthodoxie van die dagen, maar zeker Joost Hartgers, de niet minder bekende uitgever van Vondels gedichten. Hij had daar op den hoek een boekwinkel, zeker wel esn zeer geschikte stand voor zulk een zaak. De verdere bewoners laten wij in het graf der vergetelheid rusten. Maar in 1805 wordt het hoekhuis gekocht door Evert Maaskamp, den bekenden boek- en plaathandelaar, zelf ook schilder en teekenaar; hij heeft heel wat prenten van het toenmalige Amsterdam uitgegeven. Niet minder bekend dan de winkel van Maaskamp in zijn dagen was in lateren tijd de zaak van Heytnan. In 1823 kocht Al^xander Heyman het perceel voor zijn befaamde manufacturcnzaak, die men wel eens met het modepaleis van Hirsch in on?e dagen heeft vergeleken. Heyman breidde zijn zaken steeds uit: in 1823 kocht hij ook het belendende perceel aan de Kalv ei straat, in 1839 het daarnaast liggende Noord-Hollandsche koffiehuis. Kort daar na is Heyman gestorven. Maar zijn zaak bleef diarna nog in wezen. Eindelijk in 1870 verkoch ten de erven Heyman het geheele complex huizen aan de gemachtigden van De Groote Club, die dus toen haar intrede deed aan den Dam. Er kwam toen bovendien een grondruiling met de gemeente tot stand. Tot dit complex behoorde, gelijk wij zagen, het tweede huis in c!e Kalverstraat, dat lange jaren de Noordstar heeft geheeten, ook wel kortheidshalve de Star. Vóór de zeventiende eeuw komt het niet voor; zooals het in d'e eeuw er stond, was het van 1620. In dit huis woonde in 1678 Frederik de Wit, die bekend was als kaartenmaker en als uitgever van kaarten. Verder is er weinig van te zeggen; wij zagen, dat het perceel in 1829 door Heyman werd gekocht en bij zijn zaak werd getrokken. Veel bekender is het derde huis in de Kalverstraat, dat als de Meermin te boek stond, reeds in het begin der zeventiende eeuw. Maar een eeuw later kreeg het een veel befaamder reputatie onder een anderen naam. In de dagen van den beruchten actiehande! in 1720 speelde dit huis een zeer gewichtige rol. Het was toen het koffiehuis, waar de windhandeDe Dam omstreeks 1850 Op de plaats, waar thans de Qroote Club staat, is de manufacturenhandel van Heyman met zijn voor dien tijd moderne gebogen spiegelruiten (Naar een teekening van C. Springer) Het tegenwoordige gebouw van de Oroote Club Hotel DUIN EN DAAL CENTR. VERW. PRIVfl BADKAMER VASTE WA3CHTAFELS laars a\? in een beurs samen kwamen; het heette toen Quincampoix naar de befaamde straat te Parijs, waar ook de koortsachtige actiehandel hoogtij vierde. Toen de speculatie in haar eigen buitensporigheden onderging, werd het huis Quincampoix door het woedende volk geplunderd. Toen de actiënhandel zich oploste in bobbel en wind, raakte 't grauw op de been en ging op den morgen van 5 ctober 1720 met groot rumoer, dat aan velen hoed en pruik kostte, op den Dam de lijkstaatsie der actionisten vieren, terwijl het, toen de avond gevallen was, het nog erger maakte, door het koffiehuis Quincampoix te plunderen." Er bestaat daarvan een symbolische prent .,Quin campoix in duigen", waarop het geplunderde koffiehuis duidelijk te zien is. Zeggen wij te veel, als wij constateeren, dat wij hier aan den ingang der Kalverstraat op historischen bodem staan,.. Na de emotie van den actiehandel nam het huis weer den bescheiden naam van Noordhollandsch koffiehuis aan. Zoo heette het ook nog in de negentiende eeuw. In 1839 werd het aangekocht door Heyman; zoo kwam het met het geheele complex in 1870 in han den van De Groote Club. Het vierde huis heette de Vergulde Eenhoorn. Wij vinden hier in de eerste helit der zeven tiende eeuw een be faamd Amsterdamsch geslacht, dat in onzen tijd nog in vollen bloei staat. In 1631 wordt het perceel gekocht door Jacob Six; waar schijnlijk heeft hij het de Vergulde Eenhoorn genoemd; tot in onzen tijd stond deze naam met het jaartal 1631 in den gevel te lezen. Veel bekender dan Jacob Six was zijn zoon Jan Six van Chandelier, die in zijn dagen grooten naam i\s dramatisch en ly.isch dichter had. Wij zullen niet bij zijn poëzie stil staan, imar willen toch opmerken, dat bijna geen dichter van dezen tijd zooveel topographische bijzonderheden over Am=terdam vertelt als Six van Chandelier. Er is van hem een ge dicht, ,,Wensch desEen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl