De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 februari pagina 5

21 februari 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2489 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND hoorns" met een duidelijke zinspeling op zijn huis en waarin de halve Ka'verstraat ten tooneele ver schijnt, een wat gedrongen poëzie, maar voor de ge schiedenis van de Kalverstraat bijzonderbelangrijkIn 1675 verkoopt de familie Six den Eenhoorn aan Joannes van Ravesteyn, een van de leden van het beroemde geslacht van drukkers. In deze familie is het tot 1731 gebleven; dan komt een ander boekverkoopersgeslacht, dat der Mortiers in het bezit van het huis. In 1778 komt de Vergulde Eenhoorn in handen van een koffiehuishouder, die het huis de Paradijsvogel noemt, nog in den Franschen tijd een zeer befaamd adres. Ook daarna blijft het een koffiehuis, dat ten slotte in handen kwam van een naamlooze vennootschap. In 1912 n'am de Groote Club het perceel van deze vennootschap over. Het vijfde huis in de Kalverstraat was de Drie Kroonen. Ook in dit hui? heeft Jan Willemsz. Bogaert gewoond, de door Vonde! zoo zwaar gehoonde Contra-remonstrant, het malle Jantje", kerxgesantje" en zoove"! m er. In diens familie bleef het huis nog jaren lang, zelfs nog tot: diep in de achttiende eeuw. In die dagen was het een koffiehuis evenals zijn buurman de Eenhoorn. In 1840 wordt het perceel gekocht door de gebr. Bosch, kleermakers; hun erfgenamen deden de Drie Kroonen in 1907 over aan de Groote Club. !n de Kalverstraat zijn dus vijf huizen in de Groote Club opgegaan. In de Paleisstraat was hun aantal nog grooter. Daar stond naast het hoekhuis, de Vergulde Ploeg, allereerst het perceel de Drie Tesselsche Kazen, dat reeds in 1557 voorkomt. In de achttiende eeuw heet het naar een bewoner de Gouden Zonnebloem. Er hebben ongetwijfeld zeer brave burgers in gewoond, maar historisch is het verder van weinig belang. In 1858 wordt het eindelijk aangekocht door Alexander Godfried Heyman en gevoegd bij het groote complex van diens magazijn. Van de/e familie kwam het in 1870 in handen van de Groote Club. Evenmin is iets te zeggen van het tweede huis, de Drie Banketschotels; ook dit perceel kwam in 1850 aan Heyman en in 1870 aan de Groote Club. Het derde perceel is het Kaashuis, dat reeds als zoodanig in de zestiende eeuw voorkomt. Hier woonde in 1629 de schepen RaepVmrst; zijn dochter Margareta huwde eerst dr. Johan van Helmont en daarna den veel meer beroemden admiraal Cornelis Tromp, die dus heer van het Kaashuis is geweest. Na veel lotgevallen wordt het perceel eindelijk in 1912 door de gemeente Amsterdam door onteigening verkregen. De Leeren Emmer is het derde perceel in de Pa leisstraat, dat reeds in de zestiende eeuw voorkomt. Historische beteekenis heeft het huis verder niet; in 1912 werd het door d? gemeente "Onteigend. Daarnaast stond de Koningshoed, waarvan evenmin veel te vertellen valt; ook dit huis kwam in 1912 door onteigening in het bezit dergemeente. Evenmin is van het volgende huis, de \\-asstapel, veel te zeggen; in 1911 werd het door de gemeente verkregen. Het laatste huis, waarop wij de aan dacht vestigen, is de Drie Koralen, dat geregeld door respectabele burgers is bewoond; het werd ten slotte in 1870 aangekocht door de Groote Club, die het tot de groote verbouwing geregeld heeft verhuurd. Vijf huizen in de Kalverstraat en zeven in de Paleisstraat vormen dus het complex, waarop thans het gebouw der Groote Club staat. Dat terrein is dus groot genoeg, maar toch niet zoo groot als het oppervlakkig schijnt. Want de oude Suizen waren niet groot en ruim en vooral vrij smal. Maar bovendien sprongen alle beschreven huizen in de Kalverstraat, maar vooral in de Paleisstraat veel verder naar voren dan thans het gebouw der Groote Club. Daarom ook was in 1912 een overeenkomst met de gemeente noodig om den tegenwoordigen bouw tot stand te brengen. Men ziet dus, hoeveel zulk een oud stukje Amsterdam ons kan te vertellen hebben. H. BRUGMANS SPORT EN FICTIE BARMAT UND KEIN ENDE Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Jordaan Onze dichtende zanger of zingende dichter Speenhoff heeft onlangs de strekking meegedeeld van een indertijd door hem aan een feestmaaltijd met zijn tafelbuurman, den thans overleden sportkampioen Jaap Eden, gevoerd gesprek. Jaap Eden, de eertijds als wereld-kampioen zoo gevierde, voel de zich toen teruggevallen in volkomen onbekend heid, en liet de verzuchting hooren: ik wou, dat ik nooit in die beroerde bot! was begonnen". Speenhoff heeft, misschien zonder er zich van bewust te zijn, hierdoor duidelijk gewezen op wat in onzen tijd te zeer uit het oog verloren wordt: het innig verband tusschen sport en fictie. Wat er naast het opvoedende n het hygiëni sche element, die men beide zeer hoog moet aan slaan, in sport overblijft, is: fictie, waarmee niets ten nadeele ook van dezen kant van de sport ge'N MUISJE MET 'N STAARTJE zegd is. Integendeel; maar de fout, die men al te vaak maakt, is, dat men die fictie voor realiteit houdt, en wat spel is, voor bitteren ernst wil doen doorgaan. Toen de welbekende Shah van Perzi zijn onverschilligheid voor wedrennen, motiveerde met de opmerking, dat hij wel begreep, dat van een aantal paarden n het hardst zou loopen en dat het hem niet kon schelen, welk paard dat zou blijken te zijn, sloeg hij in zooverrre den spijker op den kop, als dit in het algemeen inderdaad ook niet van belang is, maar bleek hij blind voor de sportieve fictie, die deze onbelangrijkheid tijdelijk en in een beperkten kring tot een bloed-ernstige zaak opheft. En de sympathieke kant van wed strijd-sport is juist die volkomen overgave aan een welbewust-fictief doel. Daarom is het enthousias me van een wedstrijdpubliek volkomen gerecht vaardigd en wie on/er heeft niet met spanning den afloop van dezen of genen wedstrijd gevolgd ! maar de dwaasheid begint, waar men dit en thousiasme buiten de sfeer, waarin het is ontstaan en gegroeid, overdraagt naar de realiteit van het Werkelijke leven. Daar is het inderdaad onverschil lig of een Hollander of een vreemdeling een fractie sneller is op schaats of rijwiel, en of een binnenlandsch of een buitenlandsch elftal een voetbal wedstrijd wint, al zoii men niet blind mogen zijn voor de les, die uit een achterblijven van een volk voortdurend en in alle takken van sport, wat be treft een voor karakter- en lichaams-vorming te kort aan de beoefening daarvan, te trekken zou zijn. Maar de voorstelling, alsof de eer" van eenig land met den uitslag van een willekeurigen wed strijd ook maar eenigszins zou gemoeid zijn, zoodat eenige jaren geleden, toen een Fransche bokser door een kleurling-collega overwonnen was, in ernst uit Parijs naar de Hollandsche pers getele grafeerd werd, dat Frankrijk den slag met waar digheid droeg", is een dwaasheid, die in dezelfde lijn ligt, als die, waarvan de ontgoochelde Jaap JAC URLUS HAVANA 12 CENTS SIGAAR Vraagt monster met adres van Uw winkelier bij FLEVO UTRECHT Eden het slachtoffer was geworden en die met zijn dood niet ophield, getuige de bombast die ook toen nog in een onzer voornaamste dagbladen over hem gedrukt werd. De belangrijkheid van het record" is een fictie ; een schoone fictie, wegens de eigenschappen, die zij in uitgezochte exemplaren van menschen en dieren-ras opwekt. Maarzij is een fictie, die, bren£t men haar over naar het rijk der realiteit, haar schoonheid verliest, en lachwekkend wordt. De EngelEchen,hetsport-volk bij uitnemendheid, hebben, als men het zoo noemen wil, deze waarheid, misschien onbewust, zoover doorgetrokken, dat zij, omgekeerd, de bitter-ernstige realiteit in cV fictieve sport-sfeer vaak overbrengen. In hun parlementaire zeden, mhun verkiezingspraktijken, overal speurt men den spovt-zin van dit volk. Of hieraan soms nadeelen verbonden zijn, is niet ge makkelijk na te gaan, maar voordeelen heeft het zonder twijfel en zeker is deze overbrenging van de realiteit naar de Sport-sfeer, minder gevaar lijk en belachelijk dan de stempeling van spor tieve ficties tot dood-ernstige realiteiten, waarvan de over het paard getilde helden, na hun buitelinj/, de, naar ook in Jaap Eden's geval bleek,soms bc klagenswaardige dupen worden. SPECTATOR J. S, MEUWSEN, Hofl, A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl