Historisch Archief 1877-1940
No. 2489
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
hoorns" met een duidelijke zinspeling op zijn huis en
waarin de halve Ka'verstraat ten tooneele ver
schijnt, een wat gedrongen poëzie, maar voor de ge
schiedenis van de Kalverstraat
bijzonderbelangrijkIn 1675 verkoopt de familie Six den Eenhoorn
aan Joannes van Ravesteyn, een van de leden van
het beroemde geslacht van drukkers. In deze
familie is het tot 1731 gebleven; dan komt een
ander boekverkoopersgeslacht, dat der Mortiers
in het bezit van het huis. In 1778 komt de Vergulde
Eenhoorn in handen van een koffiehuishouder,
die het huis de Paradijsvogel noemt, nog in den
Franschen tijd een zeer befaamd adres. Ook
daarna blijft het een koffiehuis, dat ten slotte in
handen kwam van een naamlooze vennootschap.
In 1912 n'am de Groote Club het perceel van deze
vennootschap over.
Het vijfde huis in de Kalverstraat was de
Drie Kroonen. Ook in dit hui? heeft Jan Willemsz.
Bogaert gewoond, de door Vonde! zoo zwaar
gehoonde Contra-remonstrant, het malle Jantje",
kerxgesantje" en zoove"! m er. In diens familie
bleef het huis nog jaren lang, zelfs nog tot: diep
in de achttiende eeuw. In die dagen was het een
koffiehuis evenals zijn buurman de Eenhoorn.
In 1840 wordt het perceel gekocht door de gebr.
Bosch, kleermakers; hun erfgenamen deden de
Drie Kroonen in 1907 over aan de Groote Club.
!n de Kalverstraat zijn dus vijf huizen in de
Groote Club opgegaan. In de Paleisstraat was
hun aantal nog grooter. Daar stond naast het
hoekhuis, de Vergulde Ploeg, allereerst het perceel
de Drie Tesselsche Kazen, dat reeds in 1557
voorkomt. In de achttiende eeuw heet het naar
een bewoner de Gouden Zonnebloem. Er hebben
ongetwijfeld zeer brave burgers in gewoond,
maar historisch is het verder van weinig belang.
In 1858 wordt het eindelijk aangekocht door
Alexander Godfried Heyman en gevoegd bij het
groote complex van diens magazijn. Van de/e
familie kwam het in 1870 in handen van de Groote
Club. Evenmin is iets te zeggen van het tweede huis,
de Drie Banketschotels; ook dit perceel kwam
in 1850 aan Heyman en in 1870 aan de Groote
Club. Het derde perceel is het Kaashuis, dat
reeds als zoodanig in de zestiende eeuw voorkomt.
Hier woonde in 1629 de schepen RaepVmrst;
zijn dochter Margareta huwde eerst dr. Johan
van Helmont en daarna den veel meer beroemden
admiraal Cornelis Tromp, die dus heer van het
Kaashuis is geweest. Na veel lotgevallen wordt
het perceel eindelijk in 1912 door de gemeente
Amsterdam door onteigening verkregen.
De Leeren Emmer is het derde perceel in de Pa
leisstraat, dat reeds in de zestiende eeuw voorkomt.
Historische beteekenis heeft het huis verder niet;
in 1912 werd het door d? gemeente "Onteigend.
Daarnaast stond de Koningshoed, waarvan
evenmin veel te vertellen valt; ook dit huis kwam
in 1912 door onteigening in het bezit dergemeente.
Evenmin is van het volgende huis, de \\-asstapel,
veel te zeggen; in 1911 werd het door de gemeente
verkregen. Het laatste huis, waarop wij de aan
dacht vestigen, is de Drie Koralen, dat geregeld
door respectabele burgers is bewoond; het werd
ten slotte in 1870 aangekocht door de Groote
Club, die het tot de groote verbouwing geregeld
heeft verhuurd.
Vijf huizen in de Kalverstraat en zeven in de
Paleisstraat vormen dus het complex, waarop
thans het gebouw der Groote Club staat. Dat
terrein is dus groot genoeg, maar toch niet zoo
groot als het oppervlakkig schijnt. Want de oude
Suizen waren niet groot en ruim en vooral vrij
smal. Maar bovendien sprongen alle beschreven
huizen in de Kalverstraat, maar vooral in de
Paleisstraat veel verder naar voren dan thans
het gebouw der Groote Club. Daarom ook was
in 1912 een overeenkomst met de gemeente noodig
om den tegenwoordigen bouw tot stand te brengen.
Men ziet dus, hoeveel zulk een oud stukje
Amsterdam ons kan te vertellen hebben.
H. BRUGMANS
SPORT EN FICTIE
BARMAT UND KEIN ENDE
Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Jordaan
Onze dichtende zanger of zingende dichter
Speenhoff heeft onlangs de strekking meegedeeld
van een indertijd door hem aan een feestmaaltijd
met zijn tafelbuurman, den thans overleden
sportkampioen Jaap Eden, gevoerd gesprek. Jaap Eden,
de eertijds als wereld-kampioen zoo gevierde, voel
de zich toen teruggevallen in volkomen onbekend
heid, en liet de verzuchting hooren: ik wou, dat
ik nooit in die beroerde bot! was begonnen".
Speenhoff heeft, misschien zonder er zich van
bewust te zijn, hierdoor duidelijk gewezen op wat
in onzen tijd te zeer uit het oog verloren wordt:
het innig verband tusschen sport en fictie.
Wat er naast het opvoedende n het hygiëni
sche element, die men beide zeer hoog moet aan
slaan, in sport overblijft, is: fictie, waarmee niets
ten nadeele ook van dezen kant van de sport
ge'N MUISJE MET 'N STAARTJE
zegd is. Integendeel; maar de fout, die men al te
vaak maakt, is, dat men die fictie voor realiteit
houdt, en wat spel is, voor bitteren ernst wil doen
doorgaan. Toen de welbekende Shah van Perzi
zijn onverschilligheid voor wedrennen, motiveerde
met de opmerking, dat hij wel begreep, dat van
een aantal paarden n het hardst zou loopen en
dat het hem niet kon schelen, welk paard dat zou
blijken te zijn, sloeg hij in zooverrre den spijker
op den kop, als dit in het algemeen inderdaad ook
niet van belang is, maar bleek hij blind voor de
sportieve fictie, die deze onbelangrijkheid tijdelijk
en in een beperkten kring tot een bloed-ernstige
zaak opheft. En de sympathieke kant van wed
strijd-sport is juist die volkomen overgave aan een
welbewust-fictief doel. Daarom is het enthousias
me van een wedstrijdpubliek volkomen gerecht
vaardigd en wie on/er heeft niet met spanning
den afloop van dezen of genen wedstrijd gevolgd !
maar de dwaasheid begint, waar men dit en
thousiasme buiten de sfeer, waarin het is ontstaan
en gegroeid, overdraagt naar de realiteit van het
Werkelijke leven. Daar is het inderdaad onverschil
lig of een Hollander of een vreemdeling een fractie
sneller is op schaats of rijwiel, en of een
binnenlandsch of een buitenlandsch elftal een voetbal
wedstrijd wint, al zoii men niet blind mogen zijn
voor de les, die uit een achterblijven van een volk
voortdurend en in alle takken van sport, wat be
treft een voor karakter- en lichaams-vorming te
kort aan de beoefening daarvan, te trekken zou
zijn.
Maar de voorstelling, alsof de eer" van eenig
land met den uitslag van een willekeurigen wed
strijd ook maar eenigszins zou gemoeid zijn,
zoodat eenige jaren geleden, toen een Fransche bokser
door een kleurling-collega overwonnen was, in
ernst uit Parijs naar de Hollandsche pers getele
grafeerd werd, dat Frankrijk den slag met waar
digheid droeg", is een dwaasheid, die in dezelfde
lijn ligt, als die, waarvan de ontgoochelde Jaap
JAC URLUS
HAVANA 12 CENTS SIGAAR
Vraagt monster met adres van Uw winkelier
bij FLEVO UTRECHT
Eden het slachtoffer was geworden en die met zijn
dood niet ophield, getuige de bombast die ook
toen nog in een onzer voornaamste dagbladen
over hem gedrukt werd.
De belangrijkheid van het record" is een fictie ;
een schoone fictie, wegens de eigenschappen, die zij
in uitgezochte exemplaren van menschen en
dieren-ras opwekt. Maarzij is een fictie, die, bren£t
men haar over naar het rijk der realiteit, haar
schoonheid verliest, en lachwekkend wordt.
De EngelEchen,hetsport-volk bij uitnemendheid,
hebben, als men het zoo noemen wil, deze waarheid,
misschien onbewust, zoover doorgetrokken, dat
zij, omgekeerd, de bitter-ernstige realiteit in cV
fictieve sport-sfeer vaak overbrengen. In hun
parlementaire zeden, mhun verkiezingspraktijken,
overal speurt men den spovt-zin van dit volk. Of
hieraan soms nadeelen verbonden zijn, is niet ge
makkelijk na te gaan, maar voordeelen heeft het
zonder twijfel en zeker is deze overbrenging van
de realiteit naar de Sport-sfeer, minder gevaar
lijk en belachelijk dan de stempeling van spor
tieve ficties tot dood-ernstige realiteiten, waarvan
de over het paard getilde helden, na hun buitelinj/,
de, naar ook in Jaap Eden's geval bleek,soms bc
klagenswaardige dupen worden.
SPECTATOR
J. S, MEUWSEN, Hofl, A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND